zaterdag 29 december 2012

Aanpassing besluit vrijstelling omzetbelasting voor kantines en fondsenwerving


Staatscourant, Officiéle uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814
Ministerie van Financien, 20 december 2012,nr. BLKB 2012/1982M


Artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet op de omzetbelasting 1968 regelt een vrijstelling voor fondswervende activiteiten door organisaties die voor hun primaire activiteiten zijn vrijgesteld van de heffing van btw. Hiermee wordt voorkomen dat deze organisaties voor hun fondswervende prestaties wel in de heffing van btw worden betrokken. Om ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen te voorkomen is de vrijstelling beperkt tot bepaalde maxima aan ontvangsten.
In dit besluit is een toelichting op de wettelijke vrijstelling opgenomen. Ook zijn er enkele goedkeuringen opgenomen op het gebied van de fondswerving. Verder is in dit besluit een aparte regeling voor kantineactiviteiten opgenomen.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 20 december 2011, nr. BLKB 2011-2594M. Actualisering is onder meer nodig in verband met ontwikkelingen in jurisprudentie en wijzigingen in wetgeving en beleid. Verder zijn enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd.
Het besluit is als volgt gewijzigd:
– als gevolg van het arrest van het HvJ Manfred Bog (en anderen)1 worden verstrekkingen van etenswaren en dranken in/vanuit een kantine aangemerkt als leveringen (onderdeel 2.1.1).
– de voorwaarden worden versoepeld voor toepassing van de goedkeuring om het giftelement buiten de heffing van btw te houden. Het gaat dan om bijzondere evenementen waarvan de opbrengsten worden aangewend voor een ‘goed doel’ (onderdeel 3.).
– het forfaitaire btw-percentage dat sportverenigingen onder voorwaarde mogen toepassen op de kantineontvangsten is met ingang van 1 januari 2013 verhoogd naar 11,5%. Dit houdt verband met de verhoging van het algemene btw-tarief van 19% naar 21% (artikel 9, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968) per 1 oktober 2012 (onderdeel 4.4.).

Het besluit staat HIER

donderdag 20 december 2012

Onrechtmatige hinder kunstgrasveld naastgelegen voetbalclub

Deze uitpraak is een vervolg op de eerdere uitspraak: kunstgrasveld zorgt voor onrechtmatige hinder
De feiten
[Eisers] te Dordrecht. De percelen van [Eisers] grenzen direct aan het veldsportcomplex “De Corridor” te Dordrecht. Dit complex is eigendom van de gemeente Dordrecht die het complex verhuurt aan s.c. OMC. In het najaar van 2009 is op het direct aan de woningen van [Eisers] grenzende deel van de aan s.c. OMC verhuurde voetbalvelden een kunstgrasveld aangelegd. Voorheen bevond zich op deze plek een (zand)trainingsveld. Na de aanleg van het kunstgrasveld wordt van het betreffende gedeelte van het complex intensiever gebruik gemaakt dan voorheen.
De omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: omgevingsdienst) heeft in 2011 geluidsmetingen verricht direct naast de gevel van de woning van Naethuys. In het naar aanleiding hiervan opgesteld rapport heeft de omgevingsdienst geconcludeerd dat sprake is van een relatief hoge geluidsbelasting op de gevel als gevolg van een reguliere voetbaltraining van s.c. OMC. Deze geluidsbelasting kan als hinderlijk worden ervaren en het wooncomfort aantasten, aldus de omgevingsdienst. Tevens is in het rapport opgenomen dat als gevolg van balcontact de reguliere grenswaarde van 45dB(A) in de avondperiode wordt overschreden met 3 dB(A). Hierbij is wel opgemerkt dat de toegepaste filtermethode voor discussie vatbaar is. De omgevingsdienst heeft aanbevolen door middel van maatwerkvoorschriften de mate van overlast te beperken.
Na een tussenvonnis van 18 augustus 2011 is bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Dordrecht van 29 december 2011 s.c. OMC geboden tot 1 januari 2013 het gebruik van het kunstgrasveld te beperken, zodanig dat dit veld voor trainingen uitsluitend doordeweeks wordt gebruikt tot 20.30 uur. Tevens is s.c. OMC geboden erop toe te zien dat het gebruik van het kunstgrasveld gedurende het weekeinde wordt beperkt tot het spelen van wedstrijden. S.c. OMC is van het kort gedingvonnis in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof in Den Haag. Deze zaak staat op 16 april 2013 voor arrest.
In de loop van 2011 heeft de omgevingsdienst een begin gemaakt met de procedure om maatwerkvoorschriften aan s.c. OMC op te leggen. Op 25 juli 2012 is de ontwerp-beschikking door het College van B&W aan de belanghebbenden toegezonden. Tot op heden is nog geen beschikking gegeven.
De vordering
 [Eisers] vordert samengevat:
I. s.c. OMC te gebieden slechts gebruik te maken van het kunstgrasveld in de periode september tot en met mei, voor trainingen van 18.00 uur tot maximaal 20.30 uur en voor wedstrijden op zaterdagen van 9.00 uur tot 14.00 uur;
II. s.c. OMC te verbieden buiten de onder I genoemde maanden, dagen en tijden van het kunstgrasveld gebruik te (laten) maken;
III s.c. OMC te gebieden adequate maatregelen te nemen om het betreden c.q. gebruik maken van het kunstgrasveld tegen te gaan buiten de onder I genoemde maanden, dagen en tijden;
IV betaling van een dwangsom van € 2.500,- per eiser per keer dat s.c. OMC het onder I, II en III niet nakomt/overtreedt;
Oordeel voorzieningenrechter
In het tussenvonnis van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2011 is overwogen dat aannemelijk is dat de grens van hetgeen [Eisers] als buren van s.c. OMC hebben te dulden aan rumoer vanaf de voetbalvelden, wordt overschreden door onbeperkt gebruik van het kunstgrasveld. Tot op heden zijn nog geen structurele maatregelen genomen die de overlast voor [Eisers] door het gebruik van het kunstgrasveld tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen. Partijen zijn nog met elkaar, althans met de gemeente Dordrecht, in gesprek om tot een definitieve oplossing te komen. Nu hier thans nog geen sprake van is, aannemelijk is dat de door [Eisers] ondervonden overlast onverminderd voortduurt en de geldingsduur van de in het vonnis van 29 december 2011 aan s.c. OMC opgelegde beperkingen per 1 januari 2013 afloopt, wordt aanleiding gezien voor het opnieuw treffen van voorlopige maatregelen. Die maatregelen zullen van kracht zijn tot het moment de onder 2.5 bedoelde beschikking onherroepelijk is.
Wat betreft de trainingen op doordeweekse avonden heeft s.c. OMC zich bereid verklaard ook na 1 januari 2013 niet later dan tot 20.30 uur te trainen. [Eisers] hebben tevens gevorderd dat de trainingen niet eerder mogen beginnen dan om 18.00 uur. S.c. OMC heeft hiertegen aangevoerd dat de trainingen om 17.30 uur beginnen. Gelet op dit relatief kleine tijdsverschil en gelet op het belang van s.c. OMC om de trainingen te kunnen laten plaatsvinden, zal s.c. OMC worden geboden op doordeweekse avonden de trainingen aldus te beperken dat deze slechts plaatsvinden tussen 17.30 uur en 20.30 uur.
 S.c. OMC heeft onweersproken gesteld dat de wedstrijden op zaterdagen plaatsvinden tussen 9.00 uur en 16.00 uur en op zondagen tussen 10.00 uur en 13.00 uur. S.c. OMC heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gelet op het aantal teams naast de grasvelden ook het kunstgrasveld nodig heeft voor het spelen van de wedstrijden in het weekeinde. Om de overlast voor [Eisers] zoveel mogelijk te beperken en s.c. OMC toch in de gelegenheid te stellen alle wedstrijden te kunnen laten spelen, zal s.c. OMC worden geboden op zaterdagen slechts tussen 9.00 uur en 16.00 uur gebruik te maken van het kunstgrasveld en op zondagen slechts tussen 10.00 uur en 13.00 uur.
[Eisers] hebben tevens gevorderd het gebruik van het kunstgrasveld in de periode juni, juli en augustus geheel te verbieden, aangezien het voetbalseizoen dan is afgelopen. S.c. OMC heeft echter onweersproken gesteld dat ook in deze zomermaanden trainingen plaatsvinden, terwijl de grasvelden in deze periode opnieuw worden ingezaaid. Voor een algeheel verbod gedurende deze maanden is dan ook geen grond. Wel wordt aanleiding gezien gedurende deze periode het gebruik van het kunstgrasveld voor wedstrijden te verbieden voor wat betreft de zondagen in juni, juli en augustus tot de 15e van die maand, zodat [Eisers] in ieder geval in de zomermaanden op zondag geen geluidsoverlast zullen ondervinden.
Om ervoor te zorgen dat [Eisers] buiten de toegestane trainingen en wedstrijden zo min mogelijk geluidsoverlast ondervinden, zal s.c. OMC adequate maatregelen dienen te nemen om het betreden van het kunstgrasveld door haar leden, bezoekers of derden buiten de toegestane tijdstippen zoveel mogelijk tegen te gaan. S.c. OMC zal dit onder meer dienen te bewerkstelligen door het inklappen en met kettingen vastmaken aan het hekwerk van de kleine doelen. Van s.c. OMC kan niet worden verlangd dat zij de netten uit de grote doelen buiten de trainingen en wedstrijden verwijdert. Immers, enerzijds heeft s.c. OMC onweersproken aangevoerd dat het verwijderen en opnieuw ophangen van deze netten een onevenredig grote tijdsbelasting voor haar vrijwilligers zal betekenen, terwijl anderzijds niet aannemelijk is dat door de verwijdering van deze netten de geluidsoverlast voor [Eisers] zal worden beperkt.
Wat wel van s.c. OMC uit hoofde van goed nabuurschap mag worden verwacht, is dat zij op een goede manier invulling zal geven aan haar verplichting om buiten de toegestane tijdstippen geen overlast aan [Eisers] te (laten) veroorzaken. Dit betekent dat s.c. OMC in de eerste plaats tijdens haar aanwezigheid op het sportcomplex intensief toezicht dient te houden op het niet betreden van het kunstgrasveld buiten de toegestane trainingen en wedstrijden door haar leden, bezoekers en derden. Voorts dient s.c. OMC op duidelijke wijze, bijvoorbeeld door het doen van een mededeling in haar nieuwsbrief, bij herhaling aan haar leden kenbaar te maken dat buiten de hiervoor genoemde tijdstippen het kunstgrasveld niet mag worden betreden. Vooralsnog wordt geen aanleiding gezien aan de naleving van deze verplichtingen een dwangsom te verbinden. Niet uitgesloten wordt echter dat, indien de overlast buiten de toegestane tijdstippen blijft voortduren, alsnog een dwangsom zal worden opgelegd en dat het in dat geval aan s.c. OMC is om aan te tonen dat zij adequate maatregelen heeft getroffen.
 De gevorderde dwangsom ten aanzien van de trainingen en wedstrijden zal worden gematigd en aan een maximum worden gebonden als na te melden.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
- gebiedt s.c. OMC tot het moment de onder 2.5 bedoelde beschikking onherroepelijk is geworden om het gebruik van het kunstgrasveld dat direct grenst aan de percelen van [Eisers], voor voetbal- of andere (sport)activiteiten te beperken en wel zodanig dat dit kunstgrasveld uitsluitend nog gebruikt wordt:
- voor trainingen: op doordeweekse avonden van 17.30 uur tot maximaal 20.30 uur;
- voor het spelen
van wedstrijden in de maanden september tot en met mei: op zaterdagen van 9.00 uur tot 16.00 uur en op zondagen van 10.00 uur tot 13.00 uur;
- voor het spelen van wedstrijden in de maanden juni, juli en augustus tot de 15e van die maand op zaterdagen van 9.00 uur tot 16.00 uur;

- verstaat dat s.c. OMC adequate maatregelen zal nemen c.q. voorzieningen zal treffen om het betreden c.q. gebruik maken van dit kunstgrasveld door haar leden (behoudens hetgeen onder 5.1 is bepaald), door bezoekers van het complex of door derden tegen te gaan, o.m. door het inklappen en met kettingen vastmaken aan het hekwerk van de kleine doelen;
verstaat voorts dat s.c. OMC haar leden regelmatig dient te attenderen op het verbod van het gebruik van het kunstgrasveld buiten de onder 5.1 bedoelde tijdstippen;
-bepaalt dat s.c. OMC na betekening van dit vonnis een dwangsom zal verbeuren aan ieder van eisers van € 250,- voor iedere overtreding van het onder 5.1 vermelde gebod, zulks tot een maximum van € 10.000


De uitspraak staat HIER

woensdag 5 december 2012

Kamervragen Bruins Slot (CDA) over matchfixing in de topssport


Vragen van het lid Bruins Slot (CDA) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over matchfixing in de topsport (ingezonden 30 november 2012).

Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Sluiter gepolst voor matchfixing», en het artikel in NuSport waarnaar in het artikel verwezen wordt?

Vraag 2
Hoe rijmt u de uitspraken van de heer Sluiter met uw eerdere beweringen dat er geen aanwijzingen zijn dat matchfixing bij Nederlandse sporters of in Nederland voorkomt?

Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat in het kader van het onderzoek naar match-fixing een mogelijkheid is gecreëerd om anoniem melding te doen van matchfixing, en dat een geval zoals in het artikel genoemd in aanmerking zou kunnen komen voor melding? Kunt u aangeven wat met een dergelijke melding gedaan zou worden?

Vraag 4
Wordt de mogelijkheid om een anonieme melding te doen van matchfixing alleen tijdens het onderzoek opengesteld of blijft deze mogelijkheid ook daarna bestaan?

Vraag 5
Welke actie kunt u ondernemen op oudere meldingen van matchfixing? Welke deskundigheid heeft het openbaar ministerie hiervoor?

Vraag 6
Wat vindt u van het feit dat een sportbond zoals de ATP van deze strafbare feiten geen aangifte doet en het intern oplost?

Vraag 7
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de heer Sluiter op Radio 1 (28 novem-ber 2012) dat hij van mening is dat tennis op dit moment niet schoon is?

Bron: HIER

donderdag 29 november 2012

Drie jaar cel voor doodtrappen voetbalsupporter



De amateurvoetballer die een 77-jarige supporter vorig jaar een dodelijke trap gaf, is veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Dat heeft de rechtbank Amsterdam vandaag bepaald.
Amateurvoetballer Silvester M. is volgens de rechtbank schuldig aan een daad van excessief geweld, die heeft geleid tot ernstig leed voor het slachtoffer en grote verslagenheid bij de nabestaanden.
M. heeft het slachtoffer op 3 december 2011 met gestrekt been hard tegen de borstkas getrapt. Hierdoor is de milt van de supporter gescheurd en is ernstig bloedverlies ontstaan. Uiteindelijk is het slachtoffer op 4 januari 2012 aan de gevolgen daarvan overleden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat meegewogen dat de 33-jarige verdachte heeft gehandeld in een onmiddellijke impuls, waarbij hij kort tevoren niet wist dat hij dit zou doen en waarvan hij kort daarna grote spijt had. Bovendien is een dergelijke daad in zijn leven uitzonderlijk.
Dat neemt echter niet weg dat M. verantwoordelijk is voor zijn daden. De rechtbank legt M. daarom een gevangenisstraf van drie jaar op wegens zware mishandeling met de dood tot gevolg. Aan de nabestaanden is een schadevergoeding toegekend.

De uitspraak staat HIER

zaterdag 24 november 2012

Commissie van beroep verlaagt straf Ajax speler Enoh




Appellant E.T. Enoh, speler van AFC Ajax, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing d.d. 26 oktober 2012 van de tuchtcommissie betaald voetbal, waarbij hij is uitgesloten van deelname aan competitie-, play- off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 3 achtereenvolgende competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld, waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1 jaar, wegens het trappen van een tegenspeler tijdens de op 22 oktober 2012 gespeelde wedstrijd Jong NAC Breda – Jong Ajax.

De gronden van beroep
Appellant vecht de beslissing van de tuchtcommissie aan door te stellen, zakelijk weergegeven, dat er geen sprake is geweest van een overtreding, althans niet van een overtreding die een rode kaart rechtvaardigt en zeker niet van ʺhet trappen van een tegenspelerʺ zoals de tuchtcommissie betaald voetbal (kennelijk) bewezen heeft geacht.
Meer in het bijzonder heeft appellant het navolgende aangegeven.
Ter hoogte van de middenlijn vond er een kopduel plaats tussen een speler van Ajax en een speler van NAC. De scheidsrechter floot voor dit duel vanwege een overtreding van een speler van Ajax.
De bal werd echter tegelijkertijd doorgekopt en NAC-speler Gommeren nam de bal op zijn borst aan. De bal sprong iets bij hem weg en appellant probeerde de bal af te pakken met de rechtervoet. Daarna raakte appellant uit balans en boog, op één been staand, voorover. Het rechterbeen zwaaide logischerwijs omhoog maar appellant raakte daarbij zijn tegenspeler niet.
Toen appellant probeerde bij de bal te komen was er wel contact tussen zijn rechterbeen en de hand van zijn tegenspeler, maar onmiddellijk daarna, toen hij dat been omhoog zwaaide, raakte hij de benen van zijn tegenspeler niet.
Ook uit de beelden van het betreffende spelmoment blijkt duidelijk dat appellant zijn tegenspeler niet heeft getrapt, alle relevante verklaringen in het dossier zijn op dit cruciale punt (maar ook op andere punten) aantoonbaar onjuist, naar het oordeel van appellant.

De verklaring in het dossier van de heer Van Tilburg, teammanager van Jong NAC Breda, wijkt af van hetgeen hij na de wedstrijd in de catacomben tegen de heer Arendse, teammanager van Jong Ajax, heeft gezegd. De heer Van Tilburg heeft na de wedstrijd namelijk verklaard dat hij gezien heeft dat er sprake was van een gewoon duel en dat appellant geen overtreding zou hebben gemaakt. Omdat de schriftelijke verklaring van de heer Van Tilburg afweek van zijn mondelinge verklaring, is contact gezocht met de heer Van Tilburg en hem verzocht een nieuwe schriftelijke verklaring op te stellen. In overleg met de heer Van Tilburg heeft de raadsman van appellant een concept-verklaring toegezonden. De heer Van Tilburg was echter niet bereid om deze verklaring te tekenen.

Ook de overige verklaringen in het dossier komen niet overeen met de tv-beelden. Zo geeft de scheidsrechter aan dat appellant betrokken was bij het duel waarvoor hij floot. Dit is echter niet juist.
Bovendien geeft de scheidsrechter aan dat appellant zijn tegenspeler op de benen heeft geraakt. Naar het oordeel van appellant is op de tv-beelden duidelijk zichtbaar dat appellant zijn tegenspeler niet op diens benen heeft geraakt.
Assistent-scheidsrechter Burlet heeft verklaard dat appellant zijn tegenspeler bewust tegen de benen heeft getrapt hetgeen niet het geval is geweest. Appellant had namelijk niet de intentie om zijn tegenspeler te raken.
Ook de andere assistent-scheidsrechter, de heer Zwagemaker, heeft verklaard dat appellant
zijn tegenspeler raak natrapte op de benen hetgeen niet het geval is geweest.
Tot slot stelt appellant dat de later door de aanklager ingebrachte verklaring van de tegenspeler niet juist is. Immers, er was geen sprake van een trap van achteren op de zijkant van zijn kuit. Daarnaast heeft de tegenspeler eerst verklaard dat hij de bal op het bovenbeen kreeg en na het aantikken door appellant viel. Echter, in zijn aanvullende verklaring stelt de tegenspeler dat hij nog wel kon doorlopen en dus niet viel.
Ten aanzien van het vonnis van de tuchtcommissie merkt appellant nog op dat hier wordt
gesproken over „bewust en met opzet heeft getrapt‟. Hiervan is absoluut geen sprake.
Indien en voor zover gemeend zou worden dat enige sanctie op zijn plaats is, dan is een schorsing voor de duur van 3 wedstrijden, waarvan 1 voorwaardelijk, te zwaar en – alle omstandigheden in aanmerking genomen – niet in de pas met de strafmaat die in andere gevallen wordt gehanteerd.
Appellant voert hierbij tevens aan dat er termen aanwezig zijn om voor de berekening van de duur van een eventuele schorsing aan te sluiten bij het wedstrijdschema van het 1e elftal van Ajax in plaats van bij het wedstrijdschema van Jong Ajax. Appellant is een vaste waarde van het 1e elftal maar heeft door een blessure dit seizoen nauwelijks gespeeld. De aanklager verklaarde ter zitting bij de tuchtcommissie zich in dit geval te kunnen vinden in een strafmaat gebaseerd op het wedstrijdschema van het 1e elftal, maar de tuchtcommissie heeft ten onrechte anders beslist.

Oordeel commissie van beroep
Op basis van de tv-beelden die zijn vertoond tijdens de mondelinge behandeling, in samenhang met de verklaringen van de arbitrage, is de commissie van beroep van oordeel dat de gedraging van appellant een overtreding oplevert die als het trappen naar een tegenspeler gekwalificeerd kan worden.
De beweging die appellant met zijn rechterbeen maakt, nadat hij eerst heeft geprobeerd de bal te veroveren op zijn tegenspeler, is een onnatuurlijke beweging met het been richting de tegenspeler.
Appellant heeft door zijn actie het risico genomen dat hij zijn tegenspeler zou raken.
De commissie van beroep heeft evenwel aan de hand van de tv-beelden de overtuiging gekregen dat appellant bij het maken van de hiervoor bedoelde onnatuurlijke beweging zijn tegenspeler niet heeft geraakt.
In het feit dat de actie van het trappen naar een tegenspeler als minder ernstig wordt gezien
dan het trappen van een tegenspeler, ziet de commissie van beroep aanleiding een lagere straf op te leggen dan geëist door de aanklager.

De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een overtreding van artikel 19 juncto artikel 21 van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal juncto Titel I, artikel 2, sub 2.2. onder b. van de Richtlijnen van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal.

De beslissing

De commissie van beroep vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld.
Appellant is terzake strafbaar en wordt, opnieuw rechtdoende met ingang van 9 november 2012 uitgesloten van deelname aan competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 2 (zegge twee) achtereenvolgende competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld, waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1 jaar.
Hierop wordt in mindering gebracht de in de periode van de automatische uitsluiting gespeelde wedstrijd Jong Ajax – Jong NEC/FC Oss d.d. 29 oktober jl.

De uitspraak staat HIER

Commissie van beroep KNVB bevestigt veroordeling NEC voor ongeregeldheden tijdens wedstrijd NEC-Vitesse

Commissie van beroep KNVB, 12/13-01


De aanklager betaald voetbal, heeft appellante NEC, bij telefaxbericht van 13 augustus 2012 op grond van artikel 19 juncto artikel 20, lid 2, sub a van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal in staat van beschuldiging gesteld voor wanordelijkheden door de aanhang van haar club bij gelegenheid van de op 13 mei 2012 gespeelde wedstrijd Vitesse – NEC, te weten een poging tot uitbraak uit het bezoekersvak en/of het aanrichten van vernielingen na afloop van de wedstrijd.
De aanklager NECe een schikkingsvoorstel doen toekomen, inhoudende:
-          een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500;
-          een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met de proeftijd van 1 jaar.
NEC accepteert het voorstel niet en de zaak wordt behandeld door de tuchtcommissie.
De tuchtcommissie heeft in haar beslissing d.d. 25 september 2012 bewezen geacht dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden. De bewezenverklaring steunt op de navolgende bewijsmiddelen:
-          De auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei 2012;
-          De ter zitting van de tuchtcommissie afgelegde verklaring alsmede de schriftelijke verklaring van appellante d.d. 23 mei 2012;
-          De schriftelijke verklaring van Vitesse d.d. 2 juli 2012.

De tuchtcommissie heeft onder meer het volgende overwogen:
“De tuchtcommissie wijst beschuldigde erop dat zij zich slechts kan disculperen indien zij aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens en na de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig verstrekkende en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt te verwaarlozen is."
De tuchtcommissie toetst de onderhavige zaken aan dit criterium. De tuchtcommissie acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat beschuldigde tijdens en na de wanordelijkheden die na afloop van de wedstrijd hebben plaatsgevonden voldoende maatregelen heeft getroffen die in de gegeven omstandigheden van haar gevergd konden worden om de wanordelijkheden te bestrijden dan wel herhaling daarvan in de toekomst te voorkomen.

Argumenten NEC
NEC gaat in beroep tegen de uitspraak en voert de volgende argumenten aan:
Enkele minuten na het laatste fluitsignaal zijn er wanordelijkheden uitgebroken in het vak met NEC-supporters. Deze wanordelijkheden zijn echter een gevolg geweest van feiten en gedrag, waarop appellante geen enkele invloed kon uitoefenen.
Dit betreft navolgende feiten:
-          de spelers van Vitesse meenden tijdens een ereronde door het stadion, provocerende gebaren te moeten maken richting het uitvak van NEC;
-          ongeveer op dat moment ging de nooduitgang vooraan in het uitvak plotseling open als gevolg van een beweging van een steward van NEC, zonder dat enige fysieke druk aan
de orde was;
-          de supporters van Vitesse zagen vervolgens aanleiding om de NEC-supporters in het uitvak eveneens te gaan provoceren en kwamen daarvoor zelfs in de bufferzone naast het uitvak en aan de voorzijde van het uitvak.

Het provocerend gedrag van Vitesse-spelers moet niet alleen als onnodig maar ook als ongewenst gekwalificeerd worden, in de wetenschap, dat dergelijk gedrag emoties oproept bij supporters van de tegenpartij.
Dit gedrag van de spelers van Vitesse was kennelijk voor de supporters van Vitesse een alibi om de supporters van NEC eveneens te provoceren en – anders dan de supporters van NEC – uit de voor hen bestemde vakken te komen, zoals de beelden duidelijk laten zien (ze staan in
de neutrale zone naast het uitvak en lopen zelfs voor het uitvak langs).
Er lijkt op zijn minst sprake van rechtsongelijkheid, wanneer in ogenschouw wordt genomen, dat Vitesse niet in staat van beschuldiging is gesteld.
Naar het oordeel van appellante blijkt, uit de uitspraak van de tuchtcommissie, niet dat de tuchtcommissie zich rekenschap heeft gegeven van de beelden. Voorts heeft de
tuchtcommissie ten onrechte betekenis toegekend aan de schriftelijke verklaring van appellante d.d. 23 mei 2012, waarover appellante op de zitting heeft verklaard, dat deze verklaring genuanceerd moet worden, omdat deze is opgesteld alvorens appellante de beelden had kunnen bekijken.

Oordeel commissie van beroep
Appellante erkent dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden maar stelt dat de oorzaak van de wanordelijkheden buiten haar invloedssfeer lag en zij hiervoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De commissie van beroep wijst appellante erop dat zij zich slechts kan disculperen indien zij actief door feiten en/of omstandigheden aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens en na de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig verstrekkende en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt te verwaarlozen is. Het is vaste rechtspraak van de commissie van beroep dat in dit verband buitengewoon strenge eisen worden gesteld teneinde het karakter van de aansprakelijkheid van appellante voor het gedrag van haar aanhang niet verloren te laten gaan.
De commissie van beroep is van oordeel dat appellante voorafgaand en tijdens de wedstrijd voldoende heeft opgetreden. Echter, na afloop van de wedstrijd heeft appellante onvoldoende gedaan om zich te kunnen disculperen.
De commissie van beroep merkt op dat op basis van de auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei 2012 kan worden vastgesteld dat ongeveer 35 stoeltjes zijn vernield.
Het feit dat de deur van het uitvak gemakkelijk open zou zijn gegaan en dat de supporters zouden zijn geprovoceerd door spelers en supporters van Vitesse – voor zover deze stelling van appellante al juist is; de commissie van beroep laat dit uitdrukkelijk in het midden - rechtvaardigt niet het gedrag van de supporters van appellante.
Van appellante mag worden verwacht dat zij maatregelen neemt tegen die supporters die zich schuldig hebben gemaakt aan de wanordelijkheden.
Appellante stelt thans in hoger beroep dat na afloop van de wedstrijd aan drie supporters een waarschuwing is uitgedeeld vanwege het vernielen van stoeltjes in het uitvak.
Tevens heeft appellante aangegeven dat geen nadere opsporing plaats zal vinden naar de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan het vernielen van stoeltjes en de overige wanordelijkheden.
Appellante heeft verder verklaard de beschikking te hebben over de foto’s van de ruim 700 seizoenkaarthouders die zijn meegereisd naar deze wedstrijd en zich in het “NEC”-vak bevonden.
De maatregelen die appellante achteraf heeft genomen zijn naar het oordeel van de commissie van beroep volstrekt onvoldoende om zich te kunnen disculperen.
Het is vaste jurisprudentie van de commissie van beroep dat betaaldvoetbalorganisaties zoveel mogelijk die personen die zich schuldig hebben gemaakt aan wanordelijkheden opsporen en waar mogelijk aanmelden voor een (landelijk) stadionverbod.
Niet alleen heeft appellante tot nu toe slechts drie supporters geïdentificeerd voor het vernielen van stoeltjes die daarvoor slechts met een waarschuwing zijn bestraft. Maar daarnaast heeft appellante verklaard er bewust voor gekozen te hebben geen onderzoek in te stellen naar de overige supporters die zich hebben misdragen niettegenstaande het feit dat op de aan de commissie van beroep getoonde (en door appellante geknipte) beelden een aantal supporters herkenbaar in beeld was dat zich ook op andere wijze misdroeg dan het vernielen van stoeltjes, zoals het trachten uit het vak te klimmen.
Daarbij komt bovendien dat de hiervoor genoemde drie supporters niet bij de KNVB zijn aangemeld voor een landelijk stadionverbod.
Door middel van een dergelijke handelwijze – of beter gezegd, het nalaten invulling te geven aan haar verantwoordelijkheid - vult appellante haar verantwoordelijkheid als betaaldvoetbalorganisatie niet op de juiste wijze in.
Tevens gaat van een dergelijke handelwijze naar het oordeel van de commissie van beroep een verkeerd signaal uit richting de supporters.

De commissie van beroep is dan ook van oordeel dat appellante zich niet kan disculperen nu zij na de wedstrijd niet voldoende verstrekkende en stringente maatregelen heeft getroffen.

De beslissing
De commissie van beroep bevestigt, met aanvulling van de hierboven vermelde gronden, de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld.
Appellante is terzake strafbaar en aan haar wordt, opnieuw rechtdoende, de navolgende straf opgelegd:
-          een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500 (tweeduizendvijfhonderd euro);
-          een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met de proeftijd van 1 (één) jaar.

De uitspraak staat HIER

zaterdag 17 november 2012

Sportkantine is middenstandsbedrijfsruimte ex. Artikel 7:290 BW

Redactie: in hoger beroep van deze uitspraak kwam het gerechtshof Amsterdam tot de conclusie dat er geen sprake was van middenstandsbedrijfsruimte. Zie het bericht: "Hoger beroep: Kantine toch geen middenstandsbedrijfsruimte"
Of voor de uitspraak van het gerechtshof HIER
......................
LJN: BY3228, RechtbankHaarlem, Datum uitspraak: 01-11-2012

Alliance is een hockeyclub in Heemstede en heeft een explotatieovereenkomst gesloten met gedaagde met betrekking tot de exploitatie van de kantine van het clubhuis van Alliance. In de explotatieovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen met betrekking tot de duur van de overeenkomst:
Artikel 2.  Exploitatietermijn
1.  Het recht tot exploitatie gaat in op 1-8-2004 en eindigt op 31-7-2007.
2.  Na afloop van deze periode wordt de overeenkomst op dezelfde condities met vijf jaar verlengd, tenzij één van de partijen uiterlijk twaalf maanden voor het einde van de duur van deze termijn, bij aangetekende brief of deurwaardersexploot de overeenkomst heeft opgezegd. Na 31-7-2012 kan de overeenkomst iedere keer met één jaar worden verlengd met behoud van de opzegtermijn van twaalf maanden.
Alliance zegt de huurovereenkomst op met ingang van 1 augustus 2012.

Het geschil
De exploitant stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst dwingendrechtelijk dient te worden gekwalificeerd als de huur en verhuur van middenstandsbedrijfsruimte ex art. 7:290 BW en dat hij daarom recht heeft op huurbescherming . 
Alliance is van mening dat er geen huurbescherming op grond van artikel 7:290 BW is omdat het gaat om bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW. De kantine is uitsluitend bedoeld  voor leden van de vereniging en spelers die daar op bezoek komen voor wedstrijden en slechts geopend is tijdens de uren dat de vereniging actief is. Mede bepalend is volgens Alliance wat partijen ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst, mede gelet op de aard en de inrichting van het gehuurde, voor ogen stond en op welke wijze zij hieraan uitvoering hebben gegeven. De overeenkomst is qua inhoud en tekst volstrekt duidelijk in die zin dat het gaat om de exploitatie van een clubkantine. Partijen hebben ook altijd in die zin uitvoering gegeven aan de overeenkomst.
Het clubhuis is gelegen op een sportpark en van buiten het gebouw valt ook niet vast te stellen dat zich in het clubhuis een kantine bevindt. De kantine is niet voor het publiek toegankelijk. De kantine wordt nooit gebruikt door niet-bezoekers van de hockeyclub en is in de zomermaanden (buiten het hockeyseizoen) dan ook gesloten.
Volgens de exploitant is het onjuist dat de kantine enkel is bedoeld voor leden van Alliance en bezoekende teams. De kantine is vrij toegankelijk voor elke bezoeker van Alliance. Iedereen die als toeschouwer een wedstrijd wil volgen of om een andere reden het clubhuis bezoekt, heeft toegang tot de kantine.
 Bij het sluiten van de overeenkomst stond partijen voor ogen dat de horeca door [gedaagde] zou worden geëxploiteerd, waarbij er geen sprake is van een besloten vereniging of een sociëteit die enkel voor leden toegankelijk is.
 Uit de huurovereenkomst komt naar voren dat de exploitatie ten dienste staat van de leden van de vereniging, dan wel hun bezoekers, dan wel hun introducés. De bedoeling van partijen hierbij was dat hetexploitant niet vrijstaat om in het gehuurde partijen en feesten van derden te organiseren.
 Deze bepaling ziet dan ook niet op het uitsluiten van bezoekers, immers alle bezoekers zijn meer dan welkom. Zo is ook steeds uitvoering aan de overeenkomst gegeven. Naast de leden van Alliance en de bezoekende teams maken ook ouders, grootouders en geïnteresseerden in de sportieve verrichtingen van Alliance gebruik van de kantine.
De kantonrechter beantwoord de vraag beantwoord of tussen partijen sprake is van verhuur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW bevestigend. Volgens de kantonrechter valt onder het begrip "bedrijfsruimte" van artikel 7:290 BW alle bedrijven waar (als kernactiviteit) gelegenheid wordt geboden aan het publiek om in of vanuit het bedrijf gekochte etenswaren en dranken ter plaatse te nuttigen. Die situatie doet zich hier voor. Er kunnen immers in de kantine daar gekochte etenswaren en dranken worden genuttigd. Ook uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens de kantonrechter dat het de bedoeling van de wetgever was/is dat kantines, voor zover zij voor het publiek toegankelijk zijn.
Er moet voorts een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van zaken of voor dienstverlening aanwezig zijn. Dat hoeft geen besloten ruimte te zijn of een anderszins als zodanig kenbare inrichting om klanten te ontvangen. Voldoende is dat een verkooppunt voor het publiek aanwezig is. Ook daarvan is hier sprake. Niet vereist is dat het publiek zich ook daadwerkelijk bij het verkooppunt vervoegt. Alleen als elke bedoeling van de ondernemer om het aan het publiek mogelijk te maken hem in het gehuurde op te zoeken ontbreekt, is geen sprake van een dergelijk verkooppunt.
Het ‘publiek’ mag een enigszins beperkt publiek zijn. Het feit dat het publiek dat de kantine bezoekt alleen uit personen zou bestaan die voor de hockeysport komen, staat er dus niet aan in de weg dat de onderhavige kantine als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW wordt gekwalificeerd. De formulering in de overeenkomst “ten dienste van de leden van de vereniging, dan wel hun bezoekers, dan wel hun introducé(e)s” laat ruimte open voor toegang door een breder publiek dan alleen de leden van Alliance. Partijen zijn het er ook over eens dat naast de leden van Alliance en de bezoekende teams ook ouders, grootouders en geïnteresseerden in de sportieve verrichtingen van Alliance gebruik maken van de kantine.
Het feit dat de kantine twee maanden per jaar gesloten is wegens sluiting van het hockeyseizoen doet aan het vorenstaande niet af. Zoals door de exploitant terecht is aangevoerd, had de overeenkomst dus moeten worden gesloten voor twee keer vijf jaren en loopt het contract pas af op 31 juli 2014. Alliance heeft daarom ten onrechte de overeenkomst opgezegd per 31 juli 2012, zodat de vordering tot ontruiming moet worden afgewezen.

De uitspraak staat HIER

woensdag 14 november 2012

Sherwin Grot mag niet uitkomen voor PEC Zwolle, overschrijvingsformulier te laat ingeleverd



Feiten
Sherwin Grot is een spelerscontract aangegaan voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2012 met PEC Zwolle.(Een oplettende lezer wijst er op dat het 2013 moet zijn. Hij heeft natuurlijk gelijk. Kennelijke schrijffout van de rechtbank red.)  Het bruto maandsalaris bedraagt op grond van dit contract € 2.250,-- per maand.
Grot heeft het overschrijvingsformulier te laat bij de KNVB ingediend. Dat had voor 15 juli moeten gebeuren en hij heeft het op 23 juli ingediend. Acht dagen te laat.
De KNVB weigert Grot daarom over te schrijven naar PEC Zwolle.

Het geschil
Grot heeft om dispensatie verzocht van de KNVB, maar heft die niet gekregen. Sherwin Grot betoogt dat (het bestuur van) de KNVB in dit geval in redelijkheid had moeten oordelen dat sprake is van zodanige exceptionele omstandigheden dat dispensatie van de overschrijvingsbepalingen had moet worden verleend. Sherwin Grot voert daartoe het volgende aan.
 De belangen die de KNVB heeft bij handhaving van de overschrijvingsregels wegen niet op tegen de belangen van Sherwin Grot bij het verlenen van dispensatie van die regels.
 De belangen van amateurvereniging [naam] of welke andere amateurvereninging ook worden niet geschaad. Er is geen sprake van competitie- en/of concurrentievervalsing. Ook zal er geen sprake zijn van precedentwerking indien het verzoek om dispensatie wordt ingewilligd. Daartegenover staat dat de belangen van Sherwin Grot bij het verlenen van dispensatie van de overschrijvingsregels groot zijn. Doordat geen dispensatie wordt verleend wordt Sherwin Grot:
a) het onmogelijk gemaakt zijn inkomsten te genereren, waardoor hij afhankelijk blijft van
 derden en zijn hand moet ophouden,
b) de kans ontnomen om: 
i) als profvoetballer in het betaald voetbal uit te komen en zich verder te ontwikkelen en te manifesteren in het betaald voetbal, 
ii) zijn spelersvaardigheden in competitieverband op peil te houden en zich in de kijker te spelen van andere geïnteresseerde betaaldvoetbalorganisaties voor het volgende  voetbalseizoen.
Daarbij komt dat het te laat indienen van het verzoek tot overschrijving niet aan Sherwin Grot kan worden toegerekend, aangezien hij met PEC Zwolle is overeengekomen dat PEC Zwolle hiervoor zou zorgdragen.

 Oordeel rechter
1.         Een speler is zelf verantwoordelijk voor het indienen van het overschrijvingsformulier      en dat de speler dit formulier ook zelf moet ondertekenen.
 De stelling van [eiser] dat het te laat indienen van het verzoek tot overschrijving niet aan hem kan worden toegerekend, omdat hij met PEC Zwolle had afgesproken dat PEC Zwolle daarvoor zou zorgen, gaat gelet op deze bepaling daarom niet op.
 Het bestuur van de KNVB hoefde deze omstandigheid daarom niet mee te wegen bij de vraag of zij wel of niet dispensatie zou verlenen.

2.         Het is verder niet aannemelijk geworden dat het [eiser] door de weigering om             dispensatie te verlenen onmogelijk wordt gemaakt zijn inkomsten te genereren.
 Integendeel, [eiser] heeft tijdens de zitting verklaard dat PEC Zwolle tot op heden het overeengekomen basisloon ad € 2.250,-- bruto per maand aan hem heeft betaald.

3.         De door [eiser] aangevoerde omstandigheid dat hem de kans wordt ontnomen om: i) als profvoetballer in het betaald voetbal uit te komen en zich verder te ontwikkelen en te manifesteren in het betaald voetbal, ii) zijn spelersvaardigheden in competitieverband op peil te houden en zich in de kijker te spelen van andere geïnteresseerde betaaldvoetbalorganisaties voor het volgende voetbalseizoen.
 De voorzieningenrechter kan de KNVB volgen in haar stelling dat indien zij alleen vanwege deze omstandigheid het dispensatieverzoek van [eiser] zou toewijzen, het hele dispensatiesysteem op de helling gaat. Voor vrijwel iedere speler die zich te laat heeft ingeschreven, zal deze omstandigheid immers aan de orde zijn.

Wijst de vordering af.

De uitspraak staat HIER

maandag 5 november 2012

werkgever niet aansprakelijk voor schade van surveillant die bal tegen hoofd krijgt op schoolplein


De uitspraak in eerste instantie



Een uitspraak waarvan ik het hoger beroep gemist had:

Ik werd daar opmerkzaam gemaakt door DIT bericht op het blog van Dirkzwager

In hoger beroep:
Een lerares krijgt in de pauze, terwijl zij surveilleert op het schoolplein, een bal tegen haar gezicht. Op het schoolplein is voetballen verboden. De lerares loopt een zware hersenschudding op en spreekt haar werkgever aan op schending van de niet nagekomen zorgplicht van artikel 7:658 BW.
De kantonrechter stelt de lerares in het gelijk. Bij het gerechtshof dat de zaak in hoger beroep behandelt heeft ze minder geluk. Het gerechtshof stelt dat de wet niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen het in art. 7:658 BW bedoelde gevaar, maar slechts de strekking heeft de werknemer in zoverre tegen dit gevaar te beschermen als redelijkerwijs in verband met de arbeid kan worden gevergd.
Het gerechtshof stelt dat er geen wettelijke normen bestaan en ook geen breed gedragen normen in de samenleving bestaan waaruit zou zijn op te maken dat het verantwoord is om een surveillant op een schoolplein een maximaal aantal kinderen in de gaten te laten houden.
De kantonrechter heeft aangesloten bij de norm die in de kinderopvang geldt van 15 a 20 kinderen. Het toezicht houden op een schoolplein betreft echter volgens het gerechtshof een wezenlijk andere situatie.
Bij de beantwoording van de vraag of de zorgplicht van de werkgever inhield dat zij het geldende voetbalverbod handhaafde, bijvoorbeeld door leerkrachten die het voetballen op verboden plaatsen gedoogden daarvoor ter verantwoording te roepen, stelt het gerechtshof voorop dat in het algemeen niet te verwachten valt dat het geraakt worden door een (geschopte) voetbal tot schade leidt in de zin van art. 7:658 lid 1 BW. Als een leerkracht al door een voetbal wordt getroffen, zal dat doorgaans hooguit ergernis wekken en/of pijnlijk zijn, maar dat daardoor tot vermogensschade leidend letsel wordt opgelopen ligt niet voor de hand.
Het gerechtshof is dan ook van oordeel dat de zorgplicht van de werkgever niet inhield dat zij het door de school ter plaatse ingestelde voetbalverbod handhaafde. Ook als er meerdere pleinwachten waren geweest had dit kunnen gebeuren, in het bijzonder wanneer iemand door een voetbal wordt geraakt nog voordat een pleinwacht heeft gezien dat er gevoetbald wordt op een gedeelte van het schoolplein waar dat niet is toegestaan.

Aansprakelijkheid werkgever voor schade ontstaan bij sportief personeelsuitje




Een medewerkster is sinds 1 april 1997 in dienst bij Randstad Techniek in de regio Nijmegen  op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Jaarlijks wordt voor Randstad Techniek een landelijke personeelsdag georganiseerd. 
Op 22 september 2008 heeft Randstad aan de medewerkster het volgende geschreven:

“Aankomende zaterdag 27 september gaat het gebeuren; de Powerdag techniek. Dit jaar zal ons weer veel spektakel ten deel vallen. Uiteraard verklappen we nog niets over de exacte invulling van het programma. Laat je vooral verrassen. Het belooft in ieder geval een spraakmakende dag te worden. (…)

Tips en benodigdheden:
-  sportieve/outdoor kleding
-  stevig schoeisel
-  extra set kleding
-  eventueel zwemkleding (…)”

Het actieve deel van de Powerdag, bestond onder meer uit het varen over de rivier de Maas met twee zogenaamde RIB-boten (Rigid Inflatable Boat). Een RIB-boot is een soort speedboot. De RIB-boot waarop de intercedente tien van haar collega’s zich bevonden werd bestuurd door de eigenaar van evenementenbureau, dat de tocht in opdracht van Randstad organiseerde .
Tijdens de speedboottocht werden er bewust golven van andere boten opgezocht om daarover heen te springen, er werden draaien van 180 graden gemaakt en de twee RIB-boten van het evenementenbureau voeren zijdelings langs elkaar of kruisten naar elkaar toe om elkaars boeg- of hekgolven te kunnen raken. De boot waarop de intercedente zich bevond is op enig moment met een grote klap in/tegen een golf (tot stilstand) gekomen na over een andere golf te zijn gesprongen waarbij de eigenaar verrast werd door de aanwezigheid van nog een - hoge - golf. Meerdere opvarenden zijn daarbij van hun plek gevallen of zijn tegen elkaar of tegen de rugleuningen voor of achter hen gebotst. De intercedente raakte daarbij gewond aan haar linkerschouder en is met haar hoofd tegen een collega gebotst die bij haar in de buurt zat. Na het ongeluk ervaart de intercedente pijnklachten en beperkingen aan de nek, rug, en arm.
De werkneemster stelt Randstad aansprakelijk voor de schade omdat de intercedente van mening is dat Randstad haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW heeft geschonden. Artikel 7:658 lid 1 BW verplicht de werkgever onder andere zodanige maatregelen te treffen als redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
De vraag is of de werkneemster de schade geleden heeft "in de uitoefening van de werkzaamheden" en of de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden.
Volgens de intercedente is dat het geval. De Powerdag diende in de eerste plaats een bedrijfsmatig doel, namelijk het versterken van de onderlinge band tussen de werknemers ter verbetering van hun prestaties bij de uitvoering van hun reguliere werkzaamheden. Randstad weerspreekt dit. Het tijdstip van de activiteiten (zaterdag), de plaats (buiten kantoor, op de Maas), de inhoud van het programma (puur recreatief), de omstandigheid dat er geen beloning tegenover stond en het vrijwillige karakter van de dag en de tocht wijzen hierop.
De kantonrechter is het met de intercedente eens. De kantonrechter is van mening dat er een voldoende relevante band is tussen de personeelsdag en de door intercedente uitgeoefende werkzaamheden.
Dat het programma afweek van de dagelijkse werkzaamheden van de intercedente maakt geen verschil. Het is een feit van algemene bekendheid aldus de kantonrechter dat een breed netwerk van belang is bij het uitoefenen van de werkzaamheden als (senior) intercedent. Ook de omstandigheid dat de personeelsdag op een zaterdag plaatsvond is niet doorslaggevend. De reden daarvoor kan immers ook gelegen zijn in het belang van de werkgever bij het voorkomen van het onbemand zijn van het onderdeel Randstad Techniek op een werkdag.
De Powerdag valt dus onder het begrip "in de uitoefening van de werkzaamheden" artikel 7:658 lid 1 BW. Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de vraag of Randstad haar zorgplicht heeft geschonden. Ook dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval. Het met een hoge snelheid (tot 100 kilometer per uur) varen met een speedboot, het daarbij bewust opzoeken van golven van andere boten en vervolgens daarover heen springen, het maken van draaien van 180 graden en het zijdelings langs elkaar varen of naar elkaar toe kruisen van twee speedboten is een evident gevaarlijke, althans risicovolle activiteit, hetgeen Randstad wist of redelijkerwijs moet hebben geweten.
De kantonrechter is van oordeel dat Randstad, òf het op een andere manier had moeten organiseren, bijvoorbeeld door het springen over golven te verbieden, òf er helemaal van af had moeten zien.
De kantonrechter voegt er nog aan toe dat, ook al zou Randstad niet aansprakelijk zijn geweest op grond van artikel 7:658 lid 1 BW, Randstad toch aansprakelijk zou zijn geweest op grond van artikel 7:611 BW. Een werkgever die voor zijn personeel een activiteit organiseert of laat organiseren waaraan een (bijzonder) risico op schade voor de deelnemende werknemers verbonden is, is ook uit hoofde van de eisen van goed werkgeverschap artikel 7:611 BW gehouden de ter voorkoming van die schade redelijkerwijs van hem te verlangen zorg te betrachten.

 De uitspraak staat HIER

woensdag 17 oktober 2012

Nieuwe uitgave! Het boek "Inleiding sport en recht"

Mijn magnum opus is verschenen en is HIER te koop.


De toegenomen juridisering van de samenleving in combinatie met de steeds grotere financiële belangen is in de sport duidelijk zichtbaar. Ook is de maatschappelijke belangstelling voor sport in de afgelopen jaren toegenomen. Die trends leiden ertoe dat er bij sporters, sportverengingen, sportbonden en andere bij de sport betrokkenen een toegenomen behoefte is aan juridische advisering en relevante juridische informatie. De sport kent veel, maar vooral ook veel verschillende juridische aspecten. Te denken valt aan het arbeidsrecht, het verenigingsrecht, het aansprakelijkheidsrecht, image rights, maar ook voor de sport specifieke regelingen op het gebied van doping.
De auteur heeft er bewust voor gekozen de voor de sportprofessional meest relevante juridische onderdelen te behandelen. Het boek streeft er op geen enkele wijze naar om alle voor de sport relevante juridische onderwerpen te behandelen.

Inleiding Sport en Recht
is geschreven met als doel om op een toegankelijke manier een begin van inzicht te verschaffen in de juridische aspecten van de sport. Bij het boek is een website www.inleidingsportenrecht.nl waar aanvullende informatie te vinden is. Lezers die op de hoogte willen blijven van de meest recente ontwikkelingen op het terrein van sport en recht kunnen terecht op de blog van de auteur: http://sportenrecht.blogspot.nl.

vrijdag 12 oktober 2012

Voetballer Özil moet contract met Nike nakomen

LJN: BY0016, Rechtbank Amsterdam Datumuitspraak: 12-10-2012
De Duitse voetballer Mesut Özil mag niet op Adidas schoenen spelen voordat hij Nike de gelegenheid heeft gegeven een concurrerend sponsoraanbod te doen. Dit heeft de voorzieningenrechter in Amsterdam besloten in een kort geding dat Nike had aangespannen tegen de voetballer.
'Matching right'
Özil stond onder contract van Nike dat in juli van dit jaar afliep. Volgens de contractvoorwaarden heeft Nike het recht om een eventueel aanbod van potentiële andere sponsors te evenaren, het zogenaamde ‘matching right’. Dat recht bestaat nog tot eind van dit jaar. Inmiddels speelt Özil op officiële wedstrijden al wel op Adidas schoenen.
Dwangsom
De voetballer heeft laten weten nog geen contract met een andere sponsor te hebben afgesloten. De rechter vindt het echter niet aannemelijk dat Özil Adidas schoenen is gaan dragen zonder daarvoor een tegenprestatie te ontvangen. De rechter heeft beslist dat Özil zijn verplichting moet nakomen en een aanbod van een ander sponsormerk eerst aan Nike moet voorleggen om deze in staat te stellen een nieuw aanbod te doen. Doet Özil dit niet, dan moet hij een dwangsom betalen van €150.000 per dag.
Zonder merkaanduiding
Als er daadwerkelijk geen contract met Adidas bestaat dan dient Özil dat aan te tonen door 180 dagen op schoenen zonder merkaanduiding te spelen. Daarna is hij vrij om een contract met een andere sponsor af te sluiten zonder dat Nike een ‘matching right’ heeft. 

De uitspraak staat HIER

donderdag 11 oktober 2012

Arbitragecommissie KNVB: Stichting Sportpromotie "De Treffers" tegen Grot: werknemer moet schadevergoeding betalen voor opzeggen van niet opzegbare arbeidsovereenkomst





De feiten
Grot is op 31 januari 2012 een tweetal arbeidsovereenkomsten aangegaan met De Treffers.
De eerste arbeidsovereenkomst  betrof een arbeidsovereenkomst waarbij Grot bij De Treffers in dienst trad in de functie van voetballer voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011.
De tweede arbeidsovereenkomst is - voor dezelfde functie - aangegaan voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2013. Daarin is onder meer het volgende bepaald.
-          artikel 1 lid 2: "Indien Medewerker deze arbeidsovereenkomst tussentijds wenst te beëindigen,  is de Stichting bereid mee te werken aan een beëindiging met wederzijds  goedvinden indien Medewerker  of een door Medewerker  aan te wijzen derde i.v.m. de voortijdige beëindiging van deze overeenkomst een (nader)  door de Stichting te bepalen vergoeding betaalt.".
-          artikel 3 lid 1: "Medewerker treedt in dienst voor een gedeeltelijk dienstverband. De
arbeidsduur bedraagt gemiddeld  6 uur per week. Evenwel bestaat de mogelijkheid dat met de werkzaamheden in voorkomend geval meer uren zullen zijn gemoeid, overigens  zonder dat zulks aanleiding  zal zijn tot wijziging  van het salaris."
-          artikel4.1: "Het basissalaris per seizoen bedraagt  het bruto equivalent  van € 3.000,00 netto (inhouding  volgens belastingtabel schijf 1). Onder seizoen wordt in deze overeenkomst verstaan de periode van 1 juli van enig jaar t/m 30 juni direct daaropvolgend. Dit basissalaris is inclusief een vakantietoeslag van 8%."
-          artikel4.3: "Medewerker heeft aanspraak  op een (wedstrijd)premie- en/of bonusregeling overeenkomstig het bepaalde in bijlage I en 11. Over de premie/bonus wordt geen vakantietoeslag betaald.
-          artikel 5 lid 1:"De  Stichting draagt zorg voor aanmelding door de Vereniging ter registratie  bij de KNVB van het onderhavige dienstverband."

Tussen Grot en met name de trainer van de Vereniging De Treffers zijn kort na de aanvang van het seizoen 2011-2012 problemen ontstaan. Eind september laat Grot aan de Treffers weten dat hij toch zal blijven
Echter, op 30 september 2011, heeft Grot aan de heer Langeveld het volgende sms-bericht gestuurd: "Sorry  mr Langenveld  Ik heb toch de beslissing gemaakt om het toch te doen ik Kom vanaaf met de overschrijving en mijn Werk contract hoop op uw medewerking gr gil "
De heer Langeveld heeft daarop de volgende sms-berichten aan Grot verstuurd:
"Je hoeft niet te komen geven geen overschrijving" en "Lijkt me ook beter dat we deze zaak laten bezinken en dat je ft bij delrefters wegblijf ben diep teleurgesteld."

Het geschil
Partijen verschillen van mening over de vraag of Grot de arbeidsovereenkomst tussen partijen al dan niet heeft opgezegd en (derhalve) aan De Treffers de gefixeerde schadeloosstelling is verschuldigd. Voorts verschillen partijen over de omvang van het Grot toekomende salaris, zowel over de periode tot de vermeende opzegging en - ingeval niet van opzegging sprake is geweest - over de periode daarna.

Standpunt De Treffers
De Treffers stelt zich op het standpunt dat Grot de arbeidsovereenkomst per 30 september  2011, althans op 1 februari 2012, met De Treffers heeft opgezegd en die opzegging hem jegens De Treffers schadeplichtig maakt. De Treffers vordert als schadeloosstelling het loon dat Grot tot het einde van de arbeidsovereenkomst - 1 juli 2013- in de visie van De Treffers zou hebben genoten. Bij de berekening van de hoogte daarvan heeft De Treffers zowel het gehele basisloon over de periode tot 1 juli 2013 meegewogen als de ingeschatte wedstrijdpremies voor de resterende duur van het contract samengeteld.
Standpunt Grot
Grot stelt zich op het standpunt dat hij de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, althans dat hij dat niet per 30 september 2011 heeft gedaan. Grot stelt dat de arbeidsovereenkomst na 30 september 2011 is doorgelopen en hij recht heeft op doorbetaling van zijn salaris. Daarnaast  stelt Grot dat zijn arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de richtlijnen van de KNVB. Grot heeft gewezen  op het Uitvoerings­/wijzigingsbesluit Topklasse en contractspelers in het amateurvoetbal. In bedoelde besluit is onder 4 bepaald dat de omvang van de arbeidsovereenkomst ten minste12 uur per week dient te bedragen en een contractspeler minimaal het voor hem geldende minimumjeugd)loon dient te verdienen.
Grot stelt dat De Treffers maar salaris voor 6 uren per week heeft uitbetaald,  terwijl Grot, gelet op bedoeld besluit, recht had op loonbetaling over 12 uren en hij derhalve nog recht heeft op een arbeidsvergoeding voor 6 uren per week over de periode januari 2011 tot en met 31 augustus 2011. Volgens Grot komt dit neer op een extra nettoloon van totaal € 2.000,--. Daarnaast heeft Grot het loon gevorderd over de periode van1 september 2011 tot en met 31 januari 2012 op grond van een arbeidsduur  van 12 uren per week. Grot stelt dat deze vordering neerkomt  op een netto bedrag van € 2.500,-­een hij derhalve nog recht heeft op nettoloon ten bedrage van totaal € 4.500,--.

Oordeel arbitragecomissie
In de gesprekken eind september is namens De Treffers getracht Grot voor de club te behouden. Grot daarentegen heeft De Treffers medegedeeld dat indien De Treffers niet zou meewerken aan de door Grot gewenste overschrijving naar WKE te Emmen, Grot niet meer voor De Treffers wilde uitkomen. Na diverse gesprekken eind september 2011 heeft Grot uiteindelijk op 29 september 2011 De Treffers expliciet toegezegd dat hij toch bij De Treffers zou blijven en hij daarmee zijn contract zou voortzetten. Vervolgens heeft hij echter per sms op 30 september 2011 via de heer Langeveld aan De Treffers bericht
dat hij daarop terugkwam dus niet meer voor De Treffers wilde uitkomen en met De Treffers wilde komen tot directe overschrijving en inlevering van zijn werkcontract  Nu De Treffers al eerder aan Grot had medegedeeld dat men Grot aan zijn arbeidsovereenkomst wenste te houden en niet aan overschrijving zou meewerken en Grot desondanks langs de hiervoor bedoelde lijn De Treffers heeft bericht dat zij hij op zijn oorspronkelijke beslissing om bij De Treffers te blijven terugkwam, mocht De Treffers- juist in het licht van het eerdere overleg tussen partijen - als een opzegging van de arbeidsovereenkomst beschouwen. Grot is daarna ook niet meer bij De Treffers geweest, noch heeft hij op een andere wijze met De Treffers contact gezocht.
Dat aan Grot, zoals door hem is gesteld, een instructie is gegeven om zijn arbeid niet verder te verrichten na zijn sms van 30 september 2012 en hij daarom niet bij De Treffers is verschenen, wordt door de arbitragecommissie niet gevolgd. Uit het sms­ bericht van 30 september 2011 van de heer Langeveld wordt een dergelijke
non-actiefstelling door de arbitragecommissie niet afgeleid; de heer Langeveld reageert in zijn bericht van 30 september 2011 op de aankondiging van Grot dat hij diezelfde dag naar de club zou komen met zijn werkcontract en overschrijvingpapieren. Dat heeft de heer Langeveld afgehouden.
Dat Grot de arbeidsovereenkomst niet wenste voort te zetten en direct en aansluitend voor WKE te Emmen wenste te gaan spelen, blijkt voorts uit het feit dat de voorzitter van WKE direct na 30 september 2011 daartoe contact met de heer Janssen heeft opgenomen. Grot is ook aansluitend daadwerkelijk in Emmen als fitnesstrainer begonnen.
Uit het bericht van Grot van 30 september 2011 en de genoemde omstandigheden volgt dat Grot duidelijk en ondubbelzinnig aan De Treffers heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden voor De Treffers direct en definitief staakte en daarmee de arbeidsovereenkomst beëindigde.
Grot heeft immers, juist gelet op het overleg voorafgaande aan zijn opzegging op 30 september 2011, kennelijk een weloverwogen beslissing genomen om zijn werk en voetbalcarrière te Emmen voort te zetten.
Nu in de tussen partijen vigerende arbeidsovereenkomst geen mogelijkheid was opgenomen voor tussentijdse (eenzijdige) beëindiging- artikel1 lid 2 is in de visie van de arbitragecommissie niet als zodanig te begrijpen (onder omstandigheden was De Treffers gehouden tot meewerking aan een beëindigingswens van Grot; bedoelde omstandigheden doen zich in casu echter niet voor) - is Grot jegens De Treffers schadeplichtig te achten.
            Uit jurisprudentie, bijvoorbeeld JAR 2011, 53 volgt dat, gelet op het forfaitaire karakter van artikel 7:680 BW, de term "vastgesteld loon" restrictief dient te worden uitgelegd,
            Een gefixeerde schadevergoeding, gebaseerd op het reguliere loon vanaf de datum van opzegging - 30 september 2011 -tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen - 30 juni 2013 - en derhalve bijna twee jaren, acht de arbitragecommissie echter ook bovenmatig.
De arbitragecommissie matigt de gefixeerde schadevergoeding tot het (afgeronde) bedrag dat Grot in een periode van drie maanden bij De Treffers zou hebben verdiend en derhalve tot € 1.100,-- bruto.

Beslissing
De arbitragecommissie veroordeelt Grot tot betaling van € 1.100,-- bruto aan De Treffers, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt Grot in de kosten van de KNVB ad € 250,--.

Lees de beslissing HIER

Intrekking cassatieberoep staatssecretaris: Profvoetballer verrichtte persoonlijke werkzaamheden op buitenlands trainingskamp

Intrekking cassatieberoep staatssecretaris van 21 september in lopende procedure Hoge Raad nr. 2012/03814 n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 29 juni 2012, nr. 2012/00024
A is beroepsvoetballer. Hij woonde in 2002 in Nederland en was in dienstbetrekking werkzaam. Uit hoofde daarvan genoot A een loon dat mede bestond uit een basissalaris. In 2002 verbleef A met zijn club in Spanje en Thailand wegens aldaar georganiseerde trainingskampen. Tijdens die trainingskampen werden (vriendschappelijke) oefenwedstrijden gespeeld. Die wedstrijden waren toegankelijk voor het publiek.
In geschil is of A recht heeft op belastingvrijstelling t.z.v. het aan de die trainingskampen toerekenbare deel van het basissalaris.
RechtbankDe rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord, omdat die trainingskampen, waaronder de bedoelde wedstrijden, waren gericht op training en niet op het publiek. Daarom heeft A geen persoonlijke werkzaamheden als zodanig verricht in Spanje en Thailand en heeft hij geen recht op de bedoelde belastingvrijstelling.
HofHet hof stelt A echter in het gelijk. Onder verwijzing naar het arrest 9 februari 2007 nr. 41 478 wordt geoordeeld dat in de omstandigheden van het geval niet anders kan worden geoordeeld dan dat A persoonlijke werkzaamheden als zodanig heeft verricht. Het hof vindt dat er geen reden is om A in dit verband anders te behandelen dan de sporter uit genoemd arrest.
De staatssecretaris laat weten dat hij zijn cassatieberoep heeft ingetrokken. Ter toelichting merkt hij het volgende op.
In het onderhavige geval verbleef belanghebbende in het kader van zijn dienstbetrekking bij X nv ten dele in het buitenland. Hij verbleef onder meer gedurende tien dagen in Spanje en gedurende twaalf dagen in Thailand wegens aldaar georganiseerde trainingskampen. Tijdens het trainingskamp in Spanje heeft X oefenwedstrijden gespeeld tegen onder meer Y. en Z. Tijdens het trainingskamp in Thailand is onder andere een vriendschappelijke wedstrijd gespeeld tegen het nationale elftal van Thailand. Al deze wedstrijden waren toegankelijk voor publiek.
In het arrest van 9 februari 2007, nr. 41 478, BNB 2007/144c*, was sprake van een sporter, die onder meer tien dagen in Spanje verbleef. In Spanje bestonden zijn werkzaamheden uit trainingsarbeid, het uitdragen van de sponsornaam en het onderhouden van contacten met de pers. De Hoge Raad besliste dat een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting moest worden verleend. Gelet op dit arrest meen ik dat van het doorzetten van het beroep in cassatie geen succes is te verwachten. Er is in het onderhavige geval geen sprake van uitsluitend een trainingskamp in een ander land zonder enig publieksgericht optreden.
2012/03814 HR
Bvdb en Verdrag Spanje 18 en Thailand 17

Bron: HIER

maandag 8 oktober 2012

Kort geding Heijnen/KNGU: geen rectificatie van rechtmatige publicatie




Commentaar: begrijpelijk dat het artikel in de Volkskrant Heijnen ontriefde. Echter, als ik de uitspraak lees is de vordering in kort geding kansloos. De feiten kloppen immers en bovendien worden de uitlatingen niet gedaan door de gedaagde, de KNGU.

De feiten
Heijnen is van februari 1996 tot 23 april 2008 in dienst geweest bij Gymnastiek- en turnvereniging (hierna: GTV) De Hazenkamp te Nijmegen in de functie van trainster/choreografe en sinds 2005 tevens als manager topsport. Daarnaast was Heijnen vanaf 15 februari 2006 tot circa september 2008 in dienst van de KNGU als technisch adviseur. Sinds circa september 2008 is Heijnen geen lid meer van de KNGU.
Op 7 mei 2008 hebben vier (ex-)turnsters van GTV De Hazenkamp te Nijmegen klachten ingediend bij de Tuchtcommissie van de KNGU tegen Heijnen met betrekking tot haar wijze van training geven en beweerde misdragingen jegens deze turnsters. Op 2 juni 2009 zijn deze klachten ongegrond verklaard.
 Op 8 juni 2009 hebben de (ex-)turnsters beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie bij de Commissie van Beroep van de KNGU.
 Op 16 december 2009 heeft de Commissie van Beroep van de KNGU (onder meer) geoordeeld dat de ongegrondverklaring van de Tuchtcommissie gelijk is te stellen aan vrijspraak. Verder heeft zij de (ex-)turnsters niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.
In september 2011 zijn in het sportmagazine Helden twee artikelen verschenen aangaande het onpedagogisch en ontoelaatbaar handelen van de turntrainers de heer F. Louter en de heer G. Beltman met betrekking tot de vier (ex-) turnsters S. Harmes, V. van de Leur, R. Endel en G. Wammes.
Op 7 juli 2012 heeft De Volkskrant het volgende artikel gepubliceerd:
Turnbond onderzoekt topcoaches
JOHN VOLKERS - 07/07/12, 00:00
Het onderzoek naar mogelijk wangedrag van Nederlandse turntrainers wordt uitgebreid. De nationale gymnastiekbond, de KNGU, heeft naast oud-bondscoach Frank Louter ook het vizier gericht op de in Canada werkzame Gerrit Beltman en op Esther Heijnen, de olympische vrouwencoach van 2008. Twee weken geleden vond een eerste gesprek plaats tussen Heijnen en KNGU-voorzitter Jos Geukers.
 AMSTERDAM - Geukers erkende donderdagavond met een onderzoek bezig te zijn naar de gedragingen van de Nederlandse topcoaches. Hij is zijn onderzoek begonnen naar aanleiding van de verklaringen van de voormalige turnsters Renske Endel, Verona van de Leur, Suzanne Harmes en Gabriella Wammes in het blad Helden, in september 2011. Die betroffen misdragingen van Beltman en Louter tussen 1990 en 2004. Geukers: ‘Eind augustus komen wij met de conclusies.’
 Het onderzoek door Geukers was een goed bewaard geheim. Donderdagmiddag werd het onthuld door gymnastiekvereniging Pro Patria, de werkgever van Louter. Diens trainers-licentie, deze zomer toe aan verlenging, is voorlopig opgeschort.
 Geukers: ‘Het is deels een technische kwestie. Louter is de hoogst gekwalificeerde trainer van ons land. Anderzijds zou het niet van zorgvuldigheid getuigen, als we zijn licentie vrolijk zouden verlengen. Een pas op de plaats is gerechtvaardigd.’
 Beltman berichtte dit voorjaar in een interview met de Volkskrant niets te hebben gehoord van de KNGU. Hij was in het recente verleden in dienst van de bond. Louter werd pas dit jaar gehoord. Heijnen werd twee weken geleden gevraagd voor een gesprek.
 Zij is ‘onthutst’ omdat ze op één hoop wordt geveegd met Louter en Beltman. ‘Ik wil niet met hen worden geassocieerd.’ In 2009 won zij een tuchtzaak die door een groepje turnsters was aangespannen. Haar werd onpedagogisch handelen aangewreven. Die beschuldiging werd ongegrond verklaard.
 Heijnen: ‘De zaak is afgedaan, heb ik tegen Geukers gezegd. Je kunt niet tweemaal berecht worden voor dezelfde zaak.’ Heijnen zegt eerder excuses van de KNGU te verwachten. Haar advocaat kondigt juridische actie tegen de bond aan.”.

Het geschil
Heijnen vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.  de KNGU te bevelen om enig onderzoek naar het functioneren van Heijnen als
(ex-)turntrainster/coach binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden;
 II.  de KNGU te verbieden om enig onderzoek, alsmede eventuele conclusie daaruit, naar het functioneren van Heijnen als (ex-)turntrainster/coach, op enigerlei wijze openbaar te (laten) maken;
Die vorderringen laat ze vallen omdat gedurende de procedure blijkt dat hetgeen aanvankelijk is aangeduid als een onderzoek met hoor en wederhoor gezien moet worden als een in de periode september 2011 tot en met juni 2012 plaatsgevonden hebbende rondgang door voorzitter Geukers langs direct betrokkenen zoals turnsters, ouders en trainers. Er zal eind augustus 2012 geen onderzoeksrapport opgemaakt worden doch slechts een oplegnotitie, waarin conclusies en aanbevelingen worden opgenomen die een vertaling zijn van de veelheid aan signalen die de KNGU-voorzitter in zijn rondgang heeft opgepikt. Deze conclusies en aanbevelingen zullen gebruikt worden bij het ontwikkelen van toekomstig beleid rondom met name de licentieverstrekking aan nieuwe trainers/coaches. De conclusies en aanbevelingen zijn niet direct op de persoon gericht en er zullen geen namen worden genoemd. Ook zal verwezen worden naar de tuchtrechter voor een oordeel over de gegrondheid van klachten.
 III.  de KNGU te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis in het dagblad De Volkskrant de navolgende rectificatie te (laten) plaatsen:
 “In De Volkskrant van zaterdag 7 juli 2012 werd namens de KNGU opgetekend dat er een onderzoek zou lopen naar Esther Heijnen, voormalig trainster van de Nederlandse turnploeg. Daarmee is ten onrechte de suggestie gewekt dat Esther Heijnen zich destijds schuldig zou hebben gemaakt aan wangedrag en onpedagogisch handelen. Esther Heijnen is van deze gedragingen in hoogste tuchtinstantie van de KNGU vrijgesproken. Voor zover er al een onderzoek door de KNGU naar Esther Heijnen gaande was, is dit met onmiddellijke ingang stopgezet.
 Mr. J.J.G.M Geukers
Voorzitter Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie”
althans woorden van gelijke strekking;

Heijnen acht het onrechtmatig dat de KNGU zonder dat blijkt van nieuwe feiten of omstandigheden, opnieuw een onderzoek naar haar functioneren als club-, (inter)nationaal- en Olympisch coach heeft ingesteld en daarvan blijkens een in vorenaangehaald artikel in de Volkskrant van 7 juli 2012 weergegeven citaat van haar voorzitter, mr J.J.G.M. Geukers, melding heeft gedaan aan een journalist van de Volkskrant. Weliswaar zijn er door andere (ex-)turn(st)ers recent klachten ingediend tegen andere coaches en trainers en uitlatingen gedaan in de pers, maar deze betreffen haar niet. Heijnen wil niet met hen op één lijn worden gesteld. Op grond van het zowel in het straf- als het tuchtrecht geldende beginsel “ne bis in idem” (geen tweede vervolging voor dezelfde zaken) meent zij er recht op te hebben verstoken te mogen blijven van nieuwe onderzoeken naar oude en ongegrond bevonden klachten.

Verweer KNGU
De KNGU voert verweer. Het behoort haar inziens tot de bestuurlijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de KNGU om onderzoek in te stellen naar aanleiding van de schokkende artikelen in het sportmagazine Helden, zulks met het oogmerk om het bestuurlijke oor te lenen aan degenen die uit het verleden onverwerkt leed met zich dragen en voorts om met conclusies en aanbevelingen te komen om dergelijke misstanden in de toekomst zoveel mogelijk uit te sluiten. Dat in het kader van dat onderzoek mede aandacht bestaat voor het functioneren van Heijnen is een gevolg van het feit dat de turnsters, de ouders en het bestuur van GTV De Hazenkamp daarvoor bij de KNGU aandacht hebben gevraagd.
 Het onderzoek is met een grote mate van zorgvuldigheid omgeven. De diverse gesprekken zijn in beslotenheid gevoerd en het bestuur heeft hoor en wederhoor willen toepassen. Ook is Heijnen aangeboden het concept-rapport ten aanzien van de conclusies en aanbevelingen vooraf ter inzage te krijgen.
 De KNGU erkent dat de klachten ten aanzien van het functioneren van Heijnen tuchtrechtelijk zijn afgedaan. De KNGU erkent ook het bestaan van het beginsel “ne bis in idem”. De KNGU wil ook geen nieuwe tuchtrechtelijke procedure tegen Heijnen starten. Tot welke conclusies en aanbevelingen het onderzoek exact zal leiden, is nog voorwerp van bestuurlijk overleg. Het enkele feit dat de KNGU bereid is geweest op verzoek van direct betrokkenen kennis te nemen van klachten ten aanzien van het functioneren van Heijnen in het verleden (en Heijnen hoor en wederhoor te bieden) kan bezwaarlijk als onrechtmatig worden geduid.
 Wat betreft de vordering tot rectificatie stelt de KNGU dat de publicatie in de Volkskrant op initiatief van derden tot stand is gekomen en voorts louter feitelijke en grotendeels juiste informatie bevat. Ten slotte merkt de KNGU op dat in het artikel niet de suggestie wordt gewekt dat Heijnen zich destijds schuldig zou hebben gemaakt aan wangedrag en onpedagogisch handelen. In het artikel is juist vermeld dat zij daar in het verleden tuchtrechtelijk van is vrijgesproken.

Oordeel rechter
Gelet op voormelde toezeggingen van de KNGU ter zitting heeft Heijnen de vorderingen onder 1 en 2 ingetrokken. Resteert dus ter beoordeling de rectificatie.
De wens tot rectificatie wordt ingegeven door onder meer het negeren van de vrijspraak van Heijnen door de tuchtrechter. In het krantenbericht van 7 juli 2012 is echter met zoveel woorden opgenomen dat Heijnen onpedagogisch handelen werd aangewreven, maar dat die beschuldiging ongegrond is verklaard en dat zij de tuchtzaak in 2009 won. Hierin is geen feitelijke onjuistheid te bekennen.
 Dat de KNGU Heijnen heeft betrokken bij haar “onderzoek” en dat er twee weken geleden (te weten 25 juni 2012) een gesprek heeft plaatsgevonden tussen Heijnen en voorzitter Geukers is evenmin onjuist.
Derhalve zijn geen feitelijke onjuistheden over Heijnen opgenomen in het krantenartikel.
In de artikelen in het sportmagazine Helden worden de beide trainers Louter en Beltman genoemd. Heijnen stelt dat zij in het krantenartikel in één adem wordt genoemd met deze heren en wil zich daarvan distantiëren. Het komt de voorzieningenrechter echter niet geraden voor om distantie te scheppen tussen Heijnen en niet in het kort geding betrokken personen.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat in de tekst van de voorgestelde rectificatie onjuist is, dat in het artikel van 7 juli 2012 ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat Heijnen zich destijds schuldig zou hebben gemaakt aan wangedrag en onpedagogisch handelen. Deze suggestie wordt in het geheel niet gewekt in het krantenartikel, dat integendeel meldt dat Heijnen in de tuchtzaak is vrijgesproken.
 Ten slotte is het “onderzoek” intussen ook afgerond, zodat Heijnen geen belang meer heeft bij stopzetting hiervan.
 De voorgestelde rectificatie suggereert zelfs een afgedwongen staking of opschorting van het “onderzoek”, terwijl de daartoe strekkende vordering is ingetrokken.
 Al met al is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat het krantenartikel van 7 juli 2012 onrechtmatig is jegens Heijnen. Er bestaat dan ook geen aanleiding tot rectificatie. De daartoe strekkende vordering wordt afgewezen.

De uitspraak staat HIER