De volgende
feiten zijn van belang:
-
Verschoor is met ingang van 2 februari 2004 voor een periode van één seizoen
(2004/2005) in dienst getreden bij ASC in de functie van hoofdtrainer.
-
De overeenkomst is tussen partijen steeds met een jaar verlengd.
-
Verschoor verdient € 1.000,-- (netto) per maand
- Eind 2011 is door ASC bij monde van de heer
Schiphorst aan Verschoor medegedeeld dat ASC de overeenkomst aan het einde van
het seizoen 2011/2012 wenste te beëindigen.
-
ASC heeft met ingang van het seizoen 2012/2013 een nieuwe (hoofd-)trainer
aangesteld en heeft Verschoor niet langer in de gelegenheid gesteld de
werkzaamheden als hoofdtrainer uit te voeren.
- ASC heeft het UWV op 21 maart 2012 om
toestemming verzocht de arbeidsverhouding met Verschoor te mogen opzeggen
wegens een gestelde ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Na een
inhoudelijke procedure heeft het UWV bij brief d.d. 6 juni 2012 de toestemming
om de overeenkomst te mogen opzeggen, aan ASC onthouden. Het UWV heeft onder
meer overwogen als volgt: "Uit de door partijen verstrekte bescheiden
blijkt dat de verstandhouding tussen werknemer en enkele bestuursleden verre
van optimaal is. Er zijn gesprekken geweest, doch schriftelijk is weinig
vastgelegd. Uit de stukken blijkt weliswaar dat de "chemie" tussen
trainer en spelers enerzijds en tussen trainer en bestuur anderzijds na 8 jaren
dusdanig is verminderd dat u een nieuwe trainer wenst aan te trekken, edoch kan
dit echter niet tot de conclusie dezerzijds leiden dat er sprake is van een
ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Vooralsnog is in onvoldoende
mate aannemelijk gemaakt dat hier sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde
arbeidsverhouding."
Vervolgens
onderhandelen partijen over een minnelijke schikking, maar dat lukt niet.
Standpunt van
partijen
Verschoor
stelt zich op het standpunt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd geldt en Verschoor op grond daarvan recht heeft op doorbetaling
van zijn salaris en voortzetting van de werkzaamheden.
ASC
stelt zich op het standpunt dat:
Stelling 1. tussen partijen geen geldige
overeenkomst bestaat, althans de tussen
hen gesloten
overeenkomst nietig is te achten,
Stelling 2. tussen
partijen geen arbeidsovereenkomst maar een overeenkomst van opdracht geldt, en
Stelling 3. Verschoor door ASC (voorwaardelijk) op
grond van een dringende reden op staande
voet is ontslagen en derhalve geen loon verschuldigd is.
Stelling 4. Verschoor niet is ingegaan op het, in de
ogen van ASC, allerzins redelijke aanbod
om de arbeidsovereenkomst te beeindigen
Oordeel
arbitragecommissie
Stelling 1 ASC
Niet
alleen geldt immers dat ASC haar stelling niet (voldoende) heeft onderbouwd,
maar zelfs als uit de toenmalige statuten zou volgen dat de overeenkomst met
Verschoor niet door één maar meerdere bestuursleden had ondertekend behoren te
worden, volgt daaruit niet dat tussen partijen thans geen overeenkomst vigeert.
Vanaf het seizoen 2004/2005 heeft Verschoor, naar tussen partijen onweersproken
vaststaat, voor ASC werkzaamheden als trainer verricht. Naar tussen partijen
ook vaststaat, is sindsdien - tot 1 augustus 2012 -het salaris door ASC aan
Verschoor voldaan. Voor zover het bestuurslid die de overeenkomst met Verschoor
heeft ondertekend daartoe niet bevoegd was, heeft ASC door Verschoor jarenlang
de werkzaamheden te laten verrichten en zich in die periode niet te beroepen op
het mogelijke gebrek aan vertegenwoordigingsbevoegdheid de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid opgeroepen en mocht
Verschoor er gerechtvaardigd op vertrouwen dat die bestuurder namens ASC
handelde. Het is onbestaanbaar dat het hoofdbestuur van ASC niet van een
verbintenis met Verschoor heeft afgeweten, nu Verschoor training gaf aan de
selectie van de vereniging en maandelijkse betalingen zijn verricht.
Stelling 2 ASC
Voor
de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten of een
overeenkomst van opdracht, dient op basis van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad allereerst gekeken te worden
naar de overeenkomst waaruit kan worden
opgemaakt wat partijen bij het sluiten
van de overeenkomst hebben beoogd. De wijze waarop partijen feitelijk invulling
hebben gegeven aan de overeenkomst, speelt daarnaast een belangrijke rol.In de
overeenkomst d.d. 2 februari 2004 is niet bepaald of deze als een opdracht
heeft te gelden of als een arbeidsovereenkomst. Gelet daarop, komt het aan op
de wijze waaraan partijen sinds 2004 feitelijk aan de overeenkomst uitvoering
en inhoud hebben gegeven.
Het meest onderscheidende criterium voor de
vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht, is het al dan niet bestaan van
een gezagsverhouding. Indien sprake is van een gezagsverhouding, dient de
overeenkomst tussen partijen te worden gekwalificeerd als een
arbeidsovereenkomst; ontbreekt de
gezagsverhouding, dan zou de overeenkomst
als een overeenkomst van opdracht kunnen worden gekwalificeerd.
Indien
de arbeidsverhouding tussen partijen als een arbeidsovereenkomst zou dienen te
worden gekwalificeerd, brengt het
bepaalde in artikel 7:668a BW met zich mee dat door de jaarlijkse verlengingen van de overeenkomst alsdan
tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vigeert.
Het
kenmerk van werkgeversgezag is dat de mogelijkheid bestaat om de arbeidstaken
nader inhoud te geven.
Voor
het bestaan van een gezagsverhouding is niet vereist dat daadwerkelijk
aanwijzingen en instructies over de werkinhoud worden gegeven. Voldoende is dat
dergelijke aanwijzingen kunnen worden gegeven. De arbitragecommissie kan in de
wijze waarop tussen partijen aan de overeenkomst inhoud is gegeven niet anders dan afleiden
dat sprake is van werkgeversgezag. Uit de
overgelegde stukken volgt immers dat het
takenpakket van Verschoor, na instructie
van ASC, in de loop van de jaren is aangepast
(soms gaf Verschoor ook aan anderen dan alleen de selectie training;
soms werkte hij wel en soms niet met een tweede trainer). Bovendien was geen
sprake van een arbeidsprestatie met een incidenteel karakter.
Daarnaast heeft ASC tot het
verweerschrift in de onderhavige
procedure zich kennelijk op het standpunt gesteld dat sprake was van
een arbeidsovereenkomst. Niet alleen heeft zij op die grond het UWV verzocht om
toestemming de overeenkomst te mogen opzeggen, maar heeft zij in de brief d.d.
13 juni 2012 Verschoor gesommeerd na afloop van het reguliere voetbalseizoen en
in strijd met de overeenkomst d.d. 2 februari 2004 opgenomen bepaling dat de
vereniging de trainer gelegenheid biedt
voor de reguliere zomervakantie ten behoeve van ASC voor het uitvoeren van
werkzaamheden beschikbaar te blijven.
Stelling 3 ASC
ASC
heeft zichop het standpunt gesteld dat zij terecht de loonbetaling aan
Verschoor heeft gestaakt. Daartoe voert ASC enerzijds aan dat Verschoor -
voorwaardelijk - op staande voet is ontslagen en anderzijds de loonbetaling
mocht worden gestaakt omdat Verschoor ten onrechte niet is ingegaan op een
redelijk voorstel van ASC voor een minnelijke regelingen/of een alternatief
dienstverband. Beide stellingen van ASC worden door de arbitragecommissie
gepasseerd.
Om
een rechtsgeldig - voorwaardelijk- ontslag op staande voet te construeren,
dient ten minste door de werkgever aan de betrokken werknemer duidelijk te zijn
gemaakt dat bij het doen of nalaten van een door de werkgever ongewenste
gedraging of handeling de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden zal worden
beëindigd. Daarvan is in casu geen sprake. Op
geen enkel moment heeft ASC zich jegens Verschoor op het standpunt gesteld dat
hij bij een doen of nalaten het gevaar liep dat de arbeidsovereenkomst wegens
dringende redenen zou worden beëindigd. Ook heeft geen daadwerkelijke opzegging
plaatsgevonden (laat staan onder vermelding van een dringende reden).
Stelling 4 ASC
De
- laatste -stelling van ASC, inhoudende dat Verschoor had dienen in te stemmen
met het in de ogen van ASC redelijke voorstel voor een minnelijke regeling, kán
naar het oordeel van de arbitragecommissie niet met zich meebrengen dat
Verschoor, door dat na te laten, geen recht heeft op doorbetaling van het loon.
Of nu sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht maakt daarin overigens geen
verschil. In beide gevallen geldt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die slechts met instemming van
beide partijen kan worden gewijzigd. Zolang bedoelde instemming ontbreekt,
blijft de oude overeenkomst van kracht
met de rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien.
De beslissing
De
arbitragecommissie veroordeelt ASC tot betaling
aan Verschoor van een bedrag van € 1.000,00 (netto) per maand vanaf 1
augustus 2012, zulks tot dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn
beeindigd.
Ook
veroordeelt de arbitragecommissie ASC
tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het vanaf 1
augustus 2012 ten onrechte niet betaalde
loon; een en ander gemaximeerd tot 25% van ieder maandloon.
De uitspraak staat HIER