Feiten
Een
minderjarige jongen heeft op 2 februari 2013 een inschrijfformulier van Fit For
Free ingevuld en ondertekend. Hierbij heeft de minderjarige jongen als gewenst
jaarabonnement aangekruist "Onbeperkt fitness (€ 15,95 per maand)” en
gekozen voor betaling per maand. De minderjarige jongen partij was op dat
moment 16 jaar.Binnen een week na inschrijving heeft gedaagde partij mondeling aan eisende partij kenbaar gemaakt af te zien van de inschrijving.
Bij brief van 27 februari 2013 is de minderjarige jongen aangemaand tot betaling van de contributie.
Bij brief van 3 maart 2013, door Fit For Free op 5 maart 2013 ontvangen, heeft de vader van de jongen te kennen gegeven zijn minderjarige zoon geen toestemming te hebben gegeven tot het sluiten van een overeenkomst met Fit For Free.
De minderjarige jongen heeft nimmer gebruik gemaakt van het abonnement en heeft nimmer een Fit For Free Ledenpas ontvangen.
Het
geschil
Fit
For Free vordert veroordeling van
gedaagde partij tot betaling van € 283,48, vermeerderd met rente en kosten.
De beoordeling
De
kantonrechter overweegt als volgt. In artikel 1:234 BW zijn de gevolgen van het minderjarig zijn neergelegd (Wet van 6 april 1995, Stb. 1995, 240, in werking getreden op 2 november 1995). Tot 2 november 1995 werd een minderjarige handelingsonbekwaam geacht. De hoofdregel is thans dat een minderjarige bekwaam is rechtshandelingen te verrichten, mits hij handelt met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger. Deze toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of een bepaald doel.
Deze toestemming hoeft vervolgens niet expliciet te zijn gegeven en wordt volgens artikel 1:234 lid 3 BW verondersteld te zijn verleend als het om een rechtshandeling gaat ten aanzien waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van een bepaalde leeftijd deze zelfstandig verrichten. Artikel 1:234 lid 3 BW biedt echter geen vrijbrief voor derden om de opvatting van de wettelijke vertegenwoordiger in concrete gevallen te negeren. Dit artikellid bewerkstelligt enkel dat derden niet hoeven te verifiëren of de gezaghebbende instemt met het aangaan van een rechtshandeling. Eisende partij mocht er in het onderhavige geval niet van uitgaan dat de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger aan de minderjarig mag worden verondersteld te zijn verleend, nu gebleken was van bezwaar van de wettelijk vertegenwoordiger. De door gedaagde partij verrichte rechtshandeling was derhalve vernietigbaar en uit de brief van de vader van gedaagde d.d. 3 maart 2013 had eisende partij dan ook dienen af te leiden dat de vader van gedaagde partij vernietigbaarheid van de door zijn zoon, gedaagde partij, verrichte rechtshandeling inriep. Eisende partij had vervolgens de overeenkomst dienen te vernietigen.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat tussen partij geen overeenkomst tot stand is gekomen. De grondslag voor de door eisende partij ingestelde vordering komt daarmee te vervallen. De vordering dient te worden afgewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten