De beperking van de kosten voor het uitzenden van
korte fragmenten van evenementen van groot belang voor het publiek, zoals
voetbalwedstrijden, is geldig
Het Handvest van de Grondrechten verzet
zich er niet tegen dat de compensatie die de houder van exclusieve
uitzendrechten kan eisen voor korte reportages door andere omroepen, wordt
beperkt tot de technische kosten
De richtlijn
„audiovisuele mediadiensten” (Richtlijn 2010/13/EU) staat alle in de Unie
gevestigde omroeporganisaties toe korte nieuwsverslagen te verzorgen over
evenementen van groot belang voor het publiek, wanneer daarvoor exclusieve
uitzendrechten gelden. Korte fragmenten kunnen vrijelijk worden gekozen uit het
signaal van de houder van de exclusieve uitzendrechten, die een compensatie kan
eisen die uitsluitend beantwoordt aan de extra kosten die rechtstreeks
voortkomen uit het verschaffen van toegang tot het signaal.
Sky Österreich betwist
deze financiële voorwaarden in het kader van een geding tussen haar en de ORF
(Oostenrijkse omroeporganisatie). Sky zendt via satelliet het gecodeerde
digitale televisieprogramma „Sky Sport Austria” uit en heeft de exclusieve
televisie-uitzendrechten verworven voor de wedstrijden van de Europa League in
de seizoenen 2009/2010 tot en met 2011/2012 op Oostenrijks grondgebied. Zij
stelt dat zij jaarlijks een bedrag van meerdere miljoenen EUR aan licentie- en
productiekosten besteedt. KommAustria, de Oostenrijkse reguleringsinstantie
voor de media, heeft echter vereist dat zij aan ORF het recht verleent om korte
nieuwsverslagen te verzorgen, zonder rekening te houden met die kosten. De
rechtstreeks uit het verschaffen van toegang tot het satellietsignaal
voortkomende kosten waren in het onderhavige geval nihil.
De Bundeskommunikationssenat
(Oostenrijkse nationale raad inzake communicatie), waarbij dit geding aanhangig
is gemaakt, vraagt het Hof van Justitie of de richtlijn „audiovisuele
mediadiensten”, voor zover daarin de betrokken compensatie wordt beperkt tot de
extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang tot
het signaal, verenigbaar is met het Handvest van de Grondrechten van de
Europese Unie, dat het recht op eigendom en de vrijheid van ondernemerschap
waarborgt.
Met zijn arrest van heden
antwoordt het Hof dat het Handvest zich niet verzet tegen deze beperking.
Wat de bescherming van
eigendom, als grondrecht, betreft, erkent het Hof dat de exclusieve
televisie-uitzendrechten, zoals verworven door Sky, vermogenswaarde hebben en
niet louter commerciële kansen vormen. Toen Sky deze rechten contractueel
verwierf (te weten in augustus 2009), kende het Unierecht echter reeds het
recht om korte nieuwsverslagen te verzorgen onder beperking van de compensatie
tot de extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang
tot het signaal (Richtlijn 2007/65/EG) Sky kan zich dus niet beroepen op een
verworven rechtspositie op grond waarvan zij haar exclusieve uitzendrecht
autonoom zou kunnen uitoefenen. Bijgevolg kan Sky niet de in het Handvest van
de grondrechten vervatte bescherming van de eigendom inroepen.
Daarentegen stelt het Hof
vast dat de litigieuze regeling afbreuk doet aan de vrijheid van
ondernemerschap. Die
regeling belet immers met name de houder van de exclusieve
uitzendrechten om
vrijelijk de prijs te bepalen waartegen hij toegang tot zijn signaal verschaft
en de televisieomroeporganisaties die korte nieuwsverslagen verzorgen, aldus te
laten bijdragen in de kosten van de verwerving van die rechten.
Het Hof beklemtoont
evenwel dat de vrijheid van ondernemerschap, als fundamentele vrijheid, een bijzonderheid
vertoont omdat daarin op een groot aantal wijzen kan worden ingegrepen door de overheid.
Met dit overheidsingrijpen kunnen, in het algemeen belang, beperkingen aan de uitoefening
van de economische activiteit worden gesteld. Deze omstandigheid vindt haar weerslag
met name in de wijze waarop het evenredigheidsbeginsel moet worden toegepast.
Het Hof komt tot de
slotsom dat de litigieuze beperking van de vrijheid van ondernemerschap
gerechtvaardigd is en dat zij met name het evenredigheidsbeginsel in acht neemt.
Met deze beperking wordt
immers, zonder afbreuk te doen aan de wezenlijke inhoud van de
vrijheid van
ondernemerschap, een doelstelling van algemeen belang nagestreefd voor zover
daarmee wordt beoogd de
fundamentele vrijheid om informatie te vergaren te beschermen en het pluralisme
te bevorderen, zoals gewaarborgd door het Handvest. In deze context stelt het
Hof vast dat de commercialisering, op basis van exclusiviteit, van evenementen
van groot belang voor het publiek momenteel toeneemt en de toegang van het
publiek tot informatie over deze evenementen aanzienlijk kan beperken.
Voorts is de litigieuze
beperking geschikt en noodzakelijk om de verwezenlijking van het
nagestreefde doel van
bescherming van het algemeen belang te verzekeren. De Uniewetgever
kon op goede gronden
aannemen dat deze doelstelling niet even doeltreffend zou kunnen worden verwezenlijkt
met een regeling die voorziet in een financiële compensatie die de rechtstreeks
uit het verschaffen van toegang tot het signaal voortkomende kosten
overschrijdt.
Ten slotte moet de
litigieuze regeling evenredig worden geacht. Gelet op, enerzijds, het belang
van de bescherming van de fundamentele vrijheid om informatie te vergaren, de
vrijheid en het pluralisme van de media, die door het Handvest worden
gewaarborgd en, anderzijds, de bescherming van de vrijheid van ondernemerschap,
zoals deze door het Handvest wordt verleend, stond het de Uniewetgever vrij om
regels vast te stellen zoals die welke in casu aan de orde zijn, waarin
beperkingen aan de vrijheid van ondernemerschap worden gesteld maar waarin tegelijkertijd,
vanuit het oogpunt van de noodzakelijke afweging van de betrokken rechten en belangen,
voorrang wordt gegeven aan de toegang van het publiek tot informatie boven de contractsvrijheid.
Met name brengt de
litigieuze regeling een eerlijk evenwicht tot stand tussen de verschillende in het
onderhavige geval aan de orde zijnde rechten en fundamentele vrijheden. De
richtlijn
„audiovisuele
mediadiensten” bepaalt immers dat de korte nieuwsverslagen uitsluitend voor
algemene
nieuwsprogramma’s kunnen worden gemaakt en niet voor, bijvoorbeeld,
amusementsprogramma’s. Bovendien mogen deze korte fragmenten niet
langer duren dan 90 seconden en moet de bron ervan worden vermeld. Voorts
sluit de richtlijn niet uit dat de houders van de exclusieve
televisie-uitzendrechten hun rechten tegen betaling kunnen exploiteren.
Daarnaast kan met het
feit dat herfinanciering middels compensatie niet mogelijk is en met een eventuele
vermindering van de handelswaarde van deze exclusieve televisie-uitzendrechten,
in de praktijk rekening worden gehouden bij de contractuele onderhandelingen
over de verwerving van de betrokken rechten en kunnen die factoren hun weerslag
vinden in de voor die verwerving betaalde prijs.
Het volledige arrest staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten