Standpunt van
partijen
Onder overlegging van de tussen partijen vigerende
arbeidsovereenkomst heeft Vonk gesteld dat hij aanspraak maakt op een
transitievergoeding, nu de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft
geduurd en deze door de werkgever is opgezegd, althans niet op dezelfde
condities als die laatstelijk golden is voortgezet. Hoewel partijen
onderhandelingen hebben gevoerd omtrent een voortzetting van de
arbeidsovereenkomst, is deze niet verlengd omdat Telstar geen gelijkwaardige
arbeidsvoorwaarden bood. Vonk heeft te kennen gegeven niet op het laatstelijk
door Telstar aangeboden contract in te gaan.
Ondanks verzoeken van Vonk weigert Telstar de
transitievergoeding uit te betalen, reden waarom Vonk de arbitrageprocedure is
gestart. Ter zitting heeft Vonk nader toegelicht dat zijn vordering is
gebaseerd op artikel 7:673 BW waarin staat dat de werkgever een
transitievergoeding is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst 24 maanden heeft
geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd of niet wordt verlengd
op minimaal gelijkwaardige voorwaarden. Vonk geeft daarbij aan dat beide
partijen de intentie hadden om de overeenkomst voort te zetten en dat hij met
Telstar, voorafgaand aan de formele beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
onderhandeld heeft over de voortzetting daarvan. Vonk heeft tijdens die onderhandelingen kenbaar gemaakt dat hij graag
bij Telstar wilde blijven werken, maar alleen onder gelijkluidende condities.
Volgens Vonk waren de condities die aangeboden werden, minder dan hij mocht verwachten.
Vonk wijst er daarbij op dat bovendien het taken- en
bevoegdhedenpakket onder het nieuwe contract zou worden ingeperkt. Zo werd hem
de bevoegdheid ontnomen om zelfstandig beslissingen te nemen ten aanzien van
zijn kerntaken.
Ook het salaris lag lager dan op basis van het vigerende
contract gold. Telstar hield bij het aanbieden van het nieuwe contract geen
rekening met een inmiddels plaatsgevonden hebbende salarisverhoging die hem op
grond van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst toekwam. Daarin was opgenomen
dat ingaande seizoen 2016/2017 het salaris zou worden verhoogd wanneer Telstar
in het seizoen 2015/2016 bij de eerste 8 of eerste 12 zou eindigen. De
verhoging zou respectievelijk € 6.300,00, dan wel € 3.150,00 bedragen. Telstar
is in het relevante seizoen op de 12e plaats geëindigd en er heeft dan ook een
salarisverhoging plaatsgevonden in het seizoen 2016/2017 van € 3.150,00 bruto.
Ook werd volgens Vonk de maandelijkse onkostenvergoeding van € 85,00 netto
geschrapt. Daarnaast werd Vonk de mogelijkheid ontnomen om het salaris te laten
stijgen, terwijl dit onder vorige contracten wel mogelijk was.
Telstar stelt daar,
kort samengevat, tegenover dat het onjuist is dat Vonk een lager salaris zou
zijn aangeboden. Volgens haar heeft zij hetzelfde bruto jaarsalaris geboden en
is Vonk zelf uit de contractonderhandelingen met Telstar gestapt. Op initiatief
van Vonk is dus het contract niet gecontinueerd en daarom is Telstar geen
transitievergoeding verschuldigd.
Telstar wilde Vonk graag behouden voor de club en heeft op
haar initiatief gesprekken aangeknoopt met Vonk om direct aansluitend een nieuw
contract aan hem aan te bieden. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de
heer De Waard, directeur van Telstar, en de zaakwaarnemer van Vonk, de heer A.
Oosterveer. Het jaarsalaris van Vonk was geen onderwerp van discussie. Telstar
stelt een bruto jaarsalaris van € 60.715,68 te hebben aangeboden. Dat is
hetzelfde bedrag als in het seizoen 2015-2016. Vonk heeft op 20 maart 2017 via
zijn zaakwaarnemer laten weten niet bij te tekenen. Op initiatief van Vonk is
er dus geen verlenging van de arbeidsovereenkomst tot stand gekomen en als
logisch gevolg daarvan heeft Telstar vervolgens op 28 maart 2017 de brief
gezonden, waarin bevestigd wordt dat de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2017
eindigt. Immers, zo stelt Telstar, op basis van de cao moet zij die brief
versturen om de arbeidsovereenkomst te laten eindigen en om te voorkomen dat de
arbeidsovereenkomst automatisch doorloopt. Telstar wijs erop dat Vonk, nog
voordat zijn contract bij Telstar afliep op 30 juni 2017, feitelijk al aan de
slag is
gegaan bij Heerenveen. Medio juni 2017 is bekend geworden
dat Vonk deel is gaan uitmaken van de technische staf van Heerenveen. Sinds
zondag 25 juni 2017 is hij daadwerkelijk al aan de slag gegaan bij Heerenveen,
dus voordat zijn contract bij Telstar was geëxpireerd.
Telstar stelt dat op basis van de wet te gelden heeft dat
een transitievergoeding niet verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst na
einde van rechtswege op initiatief van de werknemer niet aansluitend wordt
voortgezet. Dat is volgens Telstar hier het geval. De stelling van Vonk dat een
lager salaris zou zijn aangeboden, is niet juist. Telstar heeft hetzelfde
salaris aangeboden. Doordat Vonk al bij Heerenveen véér expiratie van de
arbeidsovereenkomst met Telstar aan de slag is gegaan, is er bovendien geen
enkele transitieperiode geweest.
Beoordeling van het
geschil
De vraag ligt voor of Vonk recht heeft op een
transitievergoeding en zo ja, hoe hoog die transitievergoeding dan in dit geval
is.
Het wettelijk uitgangspunt is dat een werknemer recht heeft
op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden
heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst na een einde van rechtswege op
initiatief van de werkgever niet aansluitend wordt voortgezet (artikel 7:673
BW).
In de Memorie van
Toelichting bij de wet wordt daarover opgemerkt dat als een werkgever bij het
eindigen van een contract voor bepaalde tijd de werknemer een gelijkwaardig of
beter contract aanbiedt, maar de werknemer van dat aanbod geen gebruik maakt,
er geen recht op een transitievergoeding bestaat. Met andere woorden,
onderzocht zal moeten worden of Telstar aan Vonk een gelijkwaardig of beter
nieuw contract heeft aangeboden voor het seizoen 2017/2018.
Telstar heeft in de eerste plaats hierbij opgemerkt dat Vonk
in zijn verzoekschrift het recht op een transitievergoeding uitsluitend baseert
op een lager salaris en niet op andere wijzigingen, die in de aangeboden
concept arbeidsovereenkomst waren opgenomen, zoals een gewijzigde omschrijving
van bevoegdheden en/of een tussentijdse beëindigingsmogelijkheid en
evaluatiemomenten. Telstar meent dat dan ook alleen getoetst dient te worden of
er sprake is van een lager salarisaanbod en dat de overige omstandigheden
buiten beschouwing gelaten moeten worden.
De Arbitragecommissie verwerpt dit verweer omdat bij
verzoekschrift en in ieder geval voor de mondelinge behandeling beide partijen
diverse concepten van de aangeboden arbeidsovereenkomst in het geding hebben
gebracht, en het voor partijen duidelijk was dat in die concept
arbeidsovereenkomsten (in rood) meer wijzigingen waren aangebracht dan alleen
een (al dan niet) lager salarisaanbod. Het moet Telstar op grond hiervan
redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat bij de toetsing van de
gelijkwaardigheid van het aanbod alle wijzigingen, zoals in de concept
arbeidsovereenkomsten vastgelegd, in de beoordeling betrokken kunnen worden.
Bij het verzoekschrift en de aanvullingen daarop zijn door Vonk ook geen
wijzigingen uitgezonderd. Bij de
beoordeling of sprake is van een gelijkwaardig aanbod houdt de
Arbitragecommissie dan ook rekening met alle omstandigheden van het geval,
zoals die aan haar zijn gepresenteerd, onder ander blijkende uit de diverse
concepten van arbeidsovereenkomsten die zijn overgelegd.
De Arbitragecommissie vergelijkt in het bijzonder een
tweetal punten uit de nieuw aangeboden arbeidsovereenkomst met de
arbeidsovereenkomst zoals die tussen partijen van kracht was tot en met 30 juni
2017. Dat is in de eerste plaats de hoogte van het geboden salaris en in de
tweede plaats de bevoegdheden van Vonk volgens het aangeboden contract voor het
seizoen 2017/2018.
Blijkens de vigerende arbeidsovereenkomst, die liep tot en
met 30 juni 2017, had Vonk ingaande seizoen 2016/2017 recht op een
salarisverhoging indien Telstar in het seizoen 2015/2016 bij de eerste 8 of de
eerste 12 eindigde. Onweersproken staat tussen partijen vast dat Telstar in het
seizoen 2015/2016 op de 12e plaats is geëindigd en dat Vonk uit dien hoofde
recht had op een salarisverhoging voor het seizoen 2016/2017 van € 3.150,00
bruto op jaarbasis. Deze verhoging is ook door Telstar betaald.
Telstar heeft betoogd dat deze salarisverhoging moet worden
gezien als een eenmalige bonus. Telstar heeft in de onderhandelingen met de
zaakwaarnemer van Vonk, de heer Oosterveer, en ter zitting benadrukt dat het
slechts een eenmalige bonus betrof.
Het gaat dus om de
vraag hoe artikel 4.1 van de arbeidsovereenkomst voor het seizoen 2016/2017
dient te worden uitgelegd. Geeft deze bepaling de werknemer alleen recht op een
bonus voor het seizoen 2016/2017, of betekent het realiseren van de prestatie dat
het verhoogde salaris bij eventuele voortzetting van de arbeidsovereenkomst
uitgangspunt is.
Overeenkomsten als de
onderhavige moeten worden uitgelegd aan de hand van de zgn.
"Haviltex-norm". De vraag hoe in een schriftelijk contract de
verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet alleen worden bepaald op grond
van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de contractsbepalingen. Het
komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer
redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien
aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van
belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke
rechtskennis van partijen kan worden verwacht.
Vonk heeft de bepaling in de arbeidsovereenkomst (art. 4.1)
kennelijk zo opgevat dat, als hij in het seizoen 2015/2016 met Telstar bij de
eerste 12 in de competitie zou eindigen, zijn salaris op jaarbasis structureel
zou worden verhoogd met € 3.150,-. In
artikel 4, eerste lid, van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen tot en
met 30 juni 2017 van kracht was, is deze verhoging vastgelegd. Deze bepaling
ziet blijkens de aanhef op "Salaris en Arbeidsduu€'. Daarnaast staat in
deze overeenkomst in artikel 5 in een "Premieregeling", die ziet op
betalingen bij het behalen van een bepaald aantal punten, een periodetitel enz.
Juist omdat de bepaling omtrent de verhoging van het salaris is ondergebracht
in het artikel over salaris en niet in het artikel over bonussen of premieregelingen,
mocht Vonk erop vertrouwen dat de verhoging tot zijn salaris is gaan behoren,
derhalve uitgangspunt zou zijn bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst.
Uit het gegeven dat Telstar in het voorstel voor het seizoen
2017/2018 de verhoging voor het eindigen bij de eerste 8 of de eerste 12 heeft
ondergebracht bij de premieregeling en niet langer bij de salarisregeling leidt
de Arbitragecommissie af dat Telstar inmiddels onderschrijft dat het de
voorkeur heeft een incidentele verhoging van het salaris die afhankelijk is
gesteld van bepaalde prestaties onder te brengen in de bepaling omtrent de
premieregeling (omdat de premieregeling incidenteel van aard is). De conclusie
is dan ook dat Vonk mocht verwachten dat het voor het seizoen 2017/2018 geboden
salaris niet lager zou zijn dan het salaris in het seizoen 2016/2017. Het
salaris bedroeg tot en met 30 juni 2017 € 5.322,00 bruto op maandbasis. Het
geboden salaris voor het seizoen 2017/2018 bedroeg € 5.059,64 bruto per maand,
zodat het aangeboden salaris niet minimaal gelijk laat staan hoger was.
Als erkend dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat
Telstar ook wijzigingen wilde aanbrengen met betrekking tot de
verantwoordelijkheden van Vonk. Zo zou Vonk niet meer zonder overleg met de
algemeen directeur en/of zijn gedelegeerden eindverantwoordelijk zijn voor het
trainen, coachen, bezetting bank, speelwijze en toegang tot de spelersomgeving,
en evenmin niet meer zonder overleg met de algemeen directeur en/of zijn
gedelegeerden eindverantwoordelijkheid dragen omtrent de samenstelling van de
spelersgroep van de A-selectie.
Deze omstandigheden,
bezien in onderlinge samenhang, leidt ertoe dat de Arbitragecommissie van
oordeel is dat het aanbod van Telstar niet gelijkwaardig was aan de reeds
tussen Telstar en Vonk in het seizoen 2016/2017 geldende arbeidsvoorwaarden.
Naar het oordeel van de Arbitragecommissie heeft Vonk dan ook recht op de
transitievergoeding omdat de arbeidsovereenkomst niet aansluitend is voortgezet
op initiatief van de werkgever in de zin van artikel 7:673 BW.
Hoogte transitievergoeding
Voor wat betreft de hoogte van de transitievergoeding gaat
de Arbitragecommissie ervan uit dat het laatstgenoten salaris bepalend is en de
Arbitragecommissie houdt daarom geen rekening met de stelling van Telstar dat
er sprake was van een bonus, althans van een incidentele verhoging van het
salaris, voor het bereiken van de 12e plaats in de competitie 2015/2016.
Derhalve dient de vordering op de hierna te melden wijze te
worden toegewezen en dient Telstar als de grotendeels in het ongelijk gestelde
partij te worden veroordeeld in de kosten van de arbitrageprocedure. Er is geen
apart verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van de wettelijke rente.
Die zal dus ook als na vermeld worden toegewezen.
De stelling van
Telstar dat Vonk al voor het einde van de arbeidsovereenkomst bij een andere
club in dienst is getreden, leidt niet tot een ander oordeel omdat op grond van
artikel 7:673 BW beslissend is of de arbeidsovereenkomst al dan niet op
initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet (Hof ’s-Hertogenbosch
27 oktober 2016, JAR 2016,284).
Rechtdoende als goede
personen naar billijkheid
Veroordeelt Telstar tot betaling aan Vonk van een bedrag van
€ 5.322,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli
2017 tot het moment van volledige betaling, veroordeelt Telstar in de kosten
van de arbitrageprocedure, begroot aan de zijde van de KNVB op € 475,00 en aan
de zijde van Vonk op € 325,00.
Wijst af het meer of anders gevorderde
Geen opmerkingen:
Een reactie posten