De
feiten
Tussen Letsehert en Roda JC is een
arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van vijf maanden
tot en met 30 juni 2014. In artikel 1 is bepaald:
"De
werkgever heeft eenzijdig tot 1 juni 2014
het recht deze arbeidsovereenkomst te verlengen met 2 jaar, waardoor de
arbeidsovereenkomst alsdan zal eindigen op 30 juni 2016. De Werkgever dient,
indien hij gebruik wenst te maken van deze mogelijkheid, de werknemer hiervan uiterlijk 1 juni 2014
middels een aangetekend schrijven in kennis te stellen."
In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst
is bepaald:
"De
Werknemer ontvangt in de periode van 01-02-2014 tlm 30-6-2014 een bruto salaris
van € 1.100,- per maand. Werknemer ontvangt na iedere 10 maal dat hij 45
minuten aan een bindende wedstrijd heeft deelgenomen een salarisaanpassing van € 500,- bruto per
maand uit te keren de maand volgend op het bereiken van het bovengenoemd aantal
wedstrijden.
Indien de optie zoals vermeld in artikel
1 wordt gelicht geldt het navolgende salaris:
“-
01-07-2014 t/m 30-06-2015 een bruto salaris van € 50.000,- per jaar
- 01-07-2015 t/m 30-06-2016 een bruto salaris van €
75.000,- per jaar Werknemer ontvangt na iedere 10 maal dat hij 45 minuten aan
een bindende wedstrijd heeft deelgenomen
een salarisaanpassing van € 500,- bruto per maand uit te keren de maand
volgend op het bereiken van het bovengenoemd aantal wedstrijden."
In artikel 11 is bepaald:
"Spelersmakelaar
Met
betrekking tot de vergoeding voor de activiteiten van de Spelersmakelaar als bedoeld in artikel 10 van de
overeenkomst geldt het navolgende: De Spelersmakelaar ontvangt een commissie van 7% van het bruto
jaarsalaris vermeerderd met
vakantietoeslag."
De arbeidsovereenkomst is op 31 januari
2014 ondertekend door Letsehert en de heren Van den Bunder en Vlemmings,
(destijds) technisch manager en algemeen directeur van Roda JC, alsmede- na
faxverzending -door de heer Poldervaart, gelicentieerd spelersmakelaar.
Roda JC heeft bij aangetekende brief d.d. 27 maart 2014 de eenzijdige optie
gelicht en Letsehert bericht dat de arbeidsovereenkomst voortduurt tot 30 juni
2016. Letsehert heeft daarop (destijds) niet gereageerd.
Na eerder op een andere wijze te zijn
begeleid, is Letsehert vanaf eind juni
2014 begeleid door Euro Soccer Advice (hierna te noemen: "ESA"). Bij e-mail d.d. 3 juli 2014 heeft de heer K.
van Burik van ESA de heer Collard, algemeen directeur ad interim van Roda JC,
bericht dat hij optreedt als zaakwaarnemer van Letschert, alsmede:
"Het
contract tussen Timo en Roda JC bevat een ongeldige eenzijdige optie! Per
vandaag zou er een nieuw contract voor 2 jaar aanvangen maar dat betwist ik,
mede namens de speler, bij deze! Het eerste contract is een contract voor 6
maanden. De duur van de optie (2 jaar!) is excessief! Ik roep dus de
ongeldigheid in van de optie.
Ik
zie overigens op het contract dat er een spelersmakelaar getekend heeft die de
daadwerkelijke onderhandeling niet heeft gedaan, of die geen
contactpersoon is geweest. Dat is Martin
Houwen geweest. Dit is een niet gelicentieerde agent die de speler niet heeft
kunnen informeren over de ongeldigheid van de optie. De speler had dit dus niet
eerder kunnen weten”
Timo Letsehert is aldus vanaf vandaag
transfervrij. Ik kan mij voorstellen dat je daar een andere idee over hebt, bel
me gerust, ik kan je in contact brengen met mijn advocaat mochten er nog
onduidelijkheden zijn."
Letsehert heeft op de gebruikelijke wijze het seizoen 2013/2014 bij Roda JC
afgerond en heeft aan alle voorbereidingen van het seizoen 2014/2015
deelgenomen, alsmede aan een aantal
(competitie-)wedstrijden van Roda JC in het seizoen 2014/2015.
Roda JC heeft in de periode na 1 juli
2014 aan Letsehert het verhoogde salaris betaald genoemd zoals genoemd in de
arbeidsovereenkomst. De onkostenvergoeding en vergoeding woning zijn na 1 juli
2014 door Roda JC doorbetaald.
Vorderingen
van partijen
Verzoeker, hierna te noemen:
"Letschert", verzoekt de arbitragecommissie voor recht te verklaren
dat de eenzijdige verlengingsoptie in de
arbeidsovereenkomst tussen Letsehert en verweerster, hierna te noemen: "Roda JC",
ongeldig is, dat het contract nietig, althans vernietigbaar is en derhalve
nimmer een optioneel contract voor twee jaren tussen Roda JC en Letsehert tot
stand is gekomen. Voorts heeft Letsehert de arbitragecommissie verzocht te
verklaren dat Letsehert vrij is om zijn carrière eventueel elders te vervolgen,
behoudens -zo begrijpt de arbitragecommissie betaling van een bepaalde
opleidingsvergoeding aan Roda JC, alsmede tot veroordeling van Roda JC in de kosten van de procedure.
Roda JC heeft bij verweerschrift d.d. 28
augustus 2014 de arbitragecommissie verzocht de vorderingen van de Letsehert af te wijzen en hem in de
kosten van de procedure te veroordelen.
Beoordeling
van het geschil
De arbitragecommissie heeft te oordelen
of de tussen partijen overeengekomen eenzijdig optiebeding als rechtsgeldig
dient te worden aangemerkt.
De arbitragecommissie stelt voorop dat
anders dan Letsehert het in het verzoekschrift
heeft doen voorkomen, KNVB noch
FIFA specifieke reglementen hebben uitgevaardigd waarin nadere regelgeving is opgenomen
omtrent het eenzijdig optiebeding. Ook kent het Nederlandse (arbeids)recht ter zake geen specifieke bepaling.
In
haar vonnis d.d. 4 juni 2004 (AFC Ajax B.V. - Trabelsi) heeft de
arbitragecommissie bepaald dat een optiebeding een beding in de zin van het
derde lid van artikel 6:219 BW is te achten en zo'n beding niet
onverenigbaar is met de
ontslagbeschermingsbepalingen zoals neergelegd in boek 7 titel 10 van het
Burgerlijk Wetboek. Voorts heeft de
arbitragecommissie overwogen dat het optiebeding in die zaak evenmin
onverenigbaar is te achten met het
gesloten systeem van ontslagbescherming
in engere zin. Daarop stuit het algemene beroep op nietigheid van
Letsehert af.
Uit de uitspraken van de Dispute
Resolution Chamber (hierna: DRC) en het Court of Arbitration forSport (hierna:
CAS) -waaraan de arbitragecommissie niet rechtstreeks gebonden is, maar waarvan
(enige) reflexwerking kan uitgaan- volgt overigens ook niet dat naar zijn aard
optiebedingen steeds niet geldig (non
valid) worden geacht.
Zulks laat overigens onverlet dat de
arbitragecommissie met partijen meent dat niet ieder eenzijdig optiebeding
steeds rechtsgeldig kan worden geacht en - mede gelet op de bijzondere positie van het eenzijdig optiebeding in het
arbeidsrecht- afhankelijk van alle omstandigheden van het individuele geval dient te worden
nagegaan of het beding geldig is te achten.
Beide partijen stellen zich met
betrekking tot de vraag of het in casu opgenomen eenzijdig optiebeding al dan
niet als rechtsgeldig dient te worden beschouwd, op het standpunt dat een dergelijk beding
dient te worden getoetst aan een vijftal criteria, welke zijn ontleend aan een
internationale studie (W. Portmann,
Unilateral option clauses in footballer's
contracts of employment, 2007):
1. de
potentiële maximum duur van het dienstverband mag niet excessief lang zijn;
2. de
optielichting dient geruime tijd voor de expiratiedatum van de initiële arbeidsovereenkomst aan de
speler te zijn medegedeeld;
3. het
salaris dat de speler zal gaan verdienen in de optiejaren indien de optie wordt gelicht, dient reeds in het eerste
contract te zijn benoemd;
4. de
speler moet voordeel hebben van het lichten van de optie;
5. de
optie dient duidelijk aangegeven en
benadrukt te zijn in de arbeidsovereenkomst en de speler dient volledig op de
hoogte te zijn van de gevolgen op het moment dat hij de arbeidsovereenkomst
ondertekent.
De arbitragecommissie stelt vast dat
waar partijen van voornoemde beoordelingscriteria uitgaan, die criteria de
arbitragecommissie op zichzelf niet binden. Wel kunnen de genoemde 5 criteria in het individuele geval een rol
spelen, bijvoorbeeld als mogelijke uitwerking van een wilsgebrek, zoals bedoeld
in 3:44 lid 1 je lid 4 BW.
Nu partijen in hun debat zich echter
volledig en uitsluitend hebben gefocust op de hiervoor genoemde 5 criteria zal de arbitragecommissie-
teneinde niet buiten de rechtsstrijd van partijen te treden- mede in het licht
van het vorenstaande bij de genoemde
criteria stilstaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat
Roda JC heeft: voldoende tijdig een beroep op het beding gedaan. Letsehert
heeft - ook gelet op de door Roda JC overgelegde loonstroken over de periode na
1 juli 2014 -onvoldoende (met
berekeningen) onderbouwd op grond
waarvan geen sprake zou zijn van een substantiële salarisverbetering, nu een verhoging van het loon van €1100,--
bruto per maand in de eerste periode van het contract naar € 50.000,- bruto
per jaar exclusief premies op zichzelf een (zeer) substantiële verbetering is.
Het aanzienlijk hogere salaris dat Letsehert zou gaan verdienen in de
optieperiode is voorts in de arbeidsovereenkomst opgenomen. De
arbitragecommissie gaat er overigens van uit dat de door Roda JC na 1 juli 2014
de betaling van de blijkens de loonstroken betaalde vergoedingen (inclusief
brutering voor zover aan de orde) wordt gecontinueerd.
Ter zitting heeft Letsehert verklaard
dat hij voor het tekenen van de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk op de hoogte
was van het optiebeding.
Het debat tussen partijen heeft zich
vooral toegespitst op twee elementen; de duur van de optieperiode in
vergelijking tot de initiële contractsperiode en de wijze waarop Letsehert is vertegenwoordigd rond de ondertekening van het contract.
De
duur van de optieperiode in vergelijking tot de initiële contractsperiode
De
totale contractsperiode- inclusief de optieperiode- van bijna 2,5 jaar is naar
het oordeel van de arbitragecommissie ook in casu niet excessief. Dat met
Letsehert is overeengekomen dat hij het seizoen 2013-2014 zou afmaken en
vervolgens een optieperiode aan de orde zou kunnen zijn van twee jaren is gelet
op de omstandigheden van het geval ook niet zodanig dat dat het optiebeding
ongeldig zou maken. Daarbij speelt in casu een rol
dat voldoende is komen vast te staan dat Letsehert -als relatief jonge speler-
bij zijn vorige club, FC Groningen op een dood spoor was terechtgekomen en hij zelve bij FC Groningen op tussentijdse
beëindiging heeft aangedrongen teneinde te bezien of hij zijn carrière elders
kon voortzetten. Dat onder die omstandigheden voor de resterende duur van het
seizoen werd gecontracteerd met een optie voor nog twee jaren is niet
excessief. Letsehert heeft de arbeidsovereenkomst
zelve ondertekend.
Wijze
waarop Letsehert is vertegenwoordigd
rond de ondertekening
Bij ondertekening wist hij dat een
optiebepaling gold. Letsehert heeft ter zitting verklaard ook al in de
voorbespreking met de heer Houwen uitdrukkelijk te hebben gesproken over de
mogelijkheden van een optiebeding. Voorts heeft hij -voor ondertekening- de arbeidsovereenkomst
(naar eigen zeggen vluchtig) doorgelezen. Niet gesteld of gebleken is dat Roda
JC Letsehert daartoe onvoldoende gelegenheid
heeft geboden.Van een situatie zoals aan de orde in de zaak ADO Den
Haag/Sillah (28 juli 2006, zaaknr 1112) is in casu dan ook geen sprake.
Letsehert heeft uiteindelijk zelve uitdrukkelijk met het onderhandelingsresultaat ingestemd, althans Roda JC mocht daarop gerechtvaardigd
vertrouwen. Dat- naar het oordeel van de
arbitragecommissie - meer
overlegmomenten met de gelicentieerde makelaar hadden moeten worden
ingebouwd in het traject leidt in de aan de orde omstandigheden er niet toe dat
de door Letsehert ondertekende
overeenkomst wordt aangetast.
Het beroep van Letsehert op de regels rond de proeftijd kunnen hem- wat daar verder van zij - niet baten; indien Letsehert zou worden gevolgd in zijn stelling dat de eerste vijf maanden van de
arbeidsovereenkomst feitelijk als een
proeftijd hebben te gelden en daarmee nietig te zijn, is immers de juridische consequentie niet is dat
daarmee de gehele arbeidsovereenkomst vervalt, maar de werkgever geen beroep op
die proeftijd toekomt en de overeenkomst vanaf het begin de duur van 2 jaar en
5 maanden had (HR 27 februari 1930,
NJ 1930,977).
Voor het overige is niet door
Letsehert gesteld of de arbitragecommissie gebleken dat
sprake was van dwaling of een wilsgebrek zoals bedoeld in art 3:44 lid 1 BW.
Het
vorenstaande maakt dat de vorderingen
van Letsehert worden afgewezen. Hij wordt in de kosten
veroordeeld.