dinsdag 9 september 2014

Arbitragecommissie KNVB (Van Boksel/DSO): financiële problemen Sportvereniging DSO; Gesloten stelsel ontslagrecht en geen beroep op onvoorziene omstandigheden

  
De Feiten
Van Boksel heeft met ingang van 1 augustus 2012 een arbeidsovereenkomst voor 13 uur per week gesloten met “Sportvereniging Door Samenspel  Overwinnen” hierna te noemen: "DSO" die aanvankelijk liep tot 30 juni 2013. Deze overeenkomst is nadien voortgezet voor de periode 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2015, zulks voor 40 uur per week en laatstelijk tegen een salaris van € 30.000,- netto op jaarbasis, en onder de verplichting om aan Van Boksel een auto, alsmede een tankpas, ter beschikking te stellen. Eveneens  staat vast dat deze arbeidsovereenkomst, door Van Boksel is ondertekend, zij het dat de datum waarop de ondertekening  heeft plaatsgevonden niet is komen vast te staan. Vaststaat dat DSO in financiële moeilijkheden verkeert en dat daarom tussen partijen gesproken  is over mogelijke aanpassingen van de arbeidsovereenkomst.
Bij brief van 30 januari 2014 heeft DSO aan Van Boksel bevestigd dat er grote financiële problemen  waren en dat de reserves van de vereniging waren uitgeput. In diezelfde brief heeft DSO aan Van Boksel geschreven dat, gezien de ernst van de financiële situatie, het bestuur van DSO zich genoodzaakt  zag om een beroep te doen op artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst en de tweejarige  overeenkomst terug te brengen tot één eenjarige  overeenkomst,  zodat deze per 1 juli 2014 zou eindigen.
Van Boksel heeft naar tevredenheid van het bestuur van DSO gefunctioneerd als trainer en op zijn functioneren als trainer vallen geen op- en aanmerkingen te maken. Van Boksel heeft zijn werkzaamheden tot en met de zomerstop  correct verricht

De vordering van Van Boksel
Van Boksel verzoekt de arbitragecommissie om DSO te veroordelen tot ongewijzigde voortzetting van de met Van Boksel gesloten arbeidsovereenkomst 2013/2015 met alle bevoegdheden  en faciliteiten die Van Boksel krachtens die arbeidsovereenkomst toekomen tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Van Boksel meent dat artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst niet is overeengekomen, althans dat DSO ten onrechte een beroep doet op artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst.
Bovendien legt DSO artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst niet correct uit. Volgens Van Boksel leidt de tekst van artikel 2 lid 2 ertoe dat alleen partijen gezamenlijk kunnen besluiten de arbeidsovereenkomst aan te passen, omdat volgens de tekst van de bepaling gesproken wordt over "partijen" en niet over "elk der partijen". Bovendien is de bepaling geschreven om het functioneren van Van Boksel te evalueren, en op dat functioneren valt niets aan te merken, en niet om op grond van gestelde financiële problemen de duur van de arbeidsovereenkomst te beperken.

Oordeel arbitragecommissie
Artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst luidt:
"Partijen kunnen op basis van meerdere evaluatiegesprekken in uitzonderlijke situaties vóór 1 februari 2014 besluiten om de overeenkomst te beperken tot één jaar."

De vraag hoe deze bepaling dient te worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord enkel op grond van een zuiver taalkundige uitleg van deze bepaling. Het komt steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen  en gedragingen mogen toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Bovendien speelt bij de uitleg van deze bepaling mede een rol of de uitleg die DSO voorstaat zich verdraagt met het gesloten systeem van ontslagbescherming. DSO heeft in dit kader gesteld dat de formulering van deze bepaling  beide partijen de mogelijkheid gaf om daar eenzijdig  een beroep op te doen en spreekt in haar verweerschrift over een "ontbindingsvoorwaarde".
Zelfs indien ervan uitgegaan zou worden dat ieder der partijen deze bepaling kan inroepen (hetgeen geenszins  vaststaat)  én dat de bepaling mede is geschreven voor de penibele financiële  omstandigheden waarin DSO thans verkeert (hetgeen eveneens  niet zonder meer vaststaat)  geldt het volgende:
 •         Als sprake is van een ontbindende voorwaarde, zoals DSO onder andere heeft gesteld, in die zin dat DSO op basis van voormeld artikel het recht zou hebben om de arbeidsovereenkomst eenzijdig in duur te beperken en dus om de ontbinding in te roepen van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2014, dan verdraagt deze aldus geformuleerde ontbindende voorwaarde zich niet met het gesloten ontslagsysteem van de Wet.
•          Als sprake is van een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid, dan heeft DSO de arbeidsovereenkomst niet in overeenstemming met de wettelijke bepalingen opgezegd, en dan geldt dat Van Boksel tijdig de vernietiging  van deze opzegging heeft ingeroepen. Er is geen sprake van een dringende reden, noch heeft DSO een ontslagvergunning voor Van Boksel aangevraagd, laat staan verkregen.
DSO heeft gesteld dat sprake is van ernstige financiële problemen. Van Boksel heeft deze ernstige financiële problemen niet betwist. DSO had wellicht op grond van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria, de zogenaamde "Stoof/Mammoet''-criteria, voorstellen kunnen doen die zouden hebben kunnen leiden tot een zekere aanpassing van de arbeidsovereenkomst. DSO heeft dat echter niet in overeenstemming met de in het Stoof/Mammoet arrest vermelde  criteria gedaan.
Ter zitting is de arbitragecommissie bovendien  genoegzaam gebleken dat Van Boksel zich coöperatief  heeft opgesteld met betrekking tot de wens van DSO om wegens de gestelde financiële problemen te komen tot een zekere aanpassing van de arbeidsovereenkomst, zowel in omvang  als in salariëring.
DSO heeft derhalve  ten onrechte eenzijdig besloten dat Van Boksel akkoord zou moeten gaan met een beperking  van de arbeidsovereenkomst tot één jaar, eindigend per 1 juli 2014. De wijze waarop DSO heeft gehandeld,  getuigt niet van goed werkgeverschap.
Terecht heeft Van Boksel dan ook de vernietiging ingeroepen  van de opzegging door DSO. De vordering zoals ingesteld, ertoe strekkende om DSO te veroordelen tot ongewijzigde voortzetting van de met Van Boksel gesloten arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom, ligt derhalve voor toewijzing gereed.

Beroep DSO op onvoorziene omstandigheden Artikel 6:258 BW
In haar verweer doet DSO subsidiair  een beroep op wijziging van omstandigheden  op grond waarvan  de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2014 dient te worden gewijzigd, in dier voege dat dan de arbeidsovereenkomst met ingang van deze datum wordt beperkt tot de functie van hoofdtrainer en dat de functie van jeugdcoördinator met het daarbij behorende salaris komt te vervallen. Het is onduidelijk gebleven hoe DSO dit verzoek aan de arbitragecommissie heeft bedoeld. Naar het oordeel van de arbitragecommissie heeft DSO geen zelfstandige tegenvordering ingesteld, maar kennelijk een beroep gedaan op de zogenaamde "imprevision"-regeling van artikel 6:258 BW. Deze wettelijke bepaling, die een lex specialis is van artikel 6:248 lid 2 BW, is bedoeld voor extreme gevallen en een rechter, in casu de arbitragecommissie, zal bij toepassing van artikel 6:258 BW zeer terughoudend moeten zijn. DSO heeft in dit kader volstrekt onvoldoende gesteld en/of aannemelijk gemaakt dat de door haar gestelde onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn, dat Van Boksel geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding had mogen verwachten. In overeenstemming met de Memorie van Toelichting op artikel 6:258 BW meent de arbitragecommissie dat niet spoedig voldaan zal zijn aan de voorwaarden waaronder een overeenkomst kan worden gewijzigd.
Gelet op de uitkomst van de procedure (DSO wordt in het ongelijk gesteld), zal DSO worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten