De
Feiten
Van Boksel heeft met ingang van 1
augustus 2012 een arbeidsovereenkomst voor 13 uur per week gesloten met “Sportvereniging
Door Samenspel Overwinnen” hierna te
noemen: "DSO" die aanvankelijk liep tot 30 juni 2013. Deze
overeenkomst is nadien voortgezet voor de periode 1 juli 2013 tot en met 30
juni 2015, zulks voor 40 uur per week en laatstelijk tegen een salaris van €
30.000,- netto op jaarbasis, en onder de verplichting om aan Van Boksel een
auto, alsmede een tankpas, ter beschikking te stellen. Eveneens staat vast dat deze arbeidsovereenkomst, door
Van Boksel is ondertekend, zij het dat de datum waarop de ondertekening heeft plaatsgevonden niet is komen vast te
staan. Vaststaat
dat DSO in financiële moeilijkheden verkeert en dat daarom tussen partijen
gesproken is over mogelijke aanpassingen
van de arbeidsovereenkomst.
Bij
brief van 30 januari 2014 heeft DSO aan Van Boksel bevestigd dat er grote
financiële problemen waren en dat de
reserves van de vereniging waren uitgeput. In diezelfde brief heeft DSO aan Van
Boksel geschreven dat, gezien de ernst van de financiële situatie, het bestuur van DSO zich
genoodzaakt zag om een beroep te doen op
artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst en de tweejarige overeenkomst terug te brengen tot één
eenjarige overeenkomst, zodat deze per 1 juli 2014 zou eindigen.
Van
Boksel heeft naar tevredenheid van het bestuur van DSO gefunctioneerd als
trainer en op zijn functioneren als trainer vallen geen op- en aanmerkingen te
maken. Van
Boksel heeft zijn werkzaamheden tot en met de zomerstop correct verricht
De
vordering van Van Boksel
Van Boksel verzoekt de
arbitragecommissie om DSO te veroordelen tot ongewijzigde voortzetting van de
met Van Boksel gesloten arbeidsovereenkomst 2013/2015 met alle
bevoegdheden en faciliteiten die Van
Boksel krachtens die arbeidsovereenkomst toekomen tot de datum waarop de
arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Van Boksel meent dat
artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst niet is overeengekomen, althans dat
DSO ten onrechte een beroep doet op artikel 2 lid 2 van de arbeidsovereenkomst.
Bovendien legt DSO artikel 2 lid 2 van
de arbeidsovereenkomst niet correct uit. Volgens Van Boksel leidt de tekst van
artikel 2 lid 2 ertoe dat alleen partijen gezamenlijk kunnen besluiten de
arbeidsovereenkomst aan te passen, omdat volgens de tekst van de bepaling
gesproken wordt over "partijen"
en niet over "elk der
partijen". Bovendien is de bepaling geschreven om het functioneren van
Van Boksel te evalueren, en op dat functioneren valt niets aan te merken, en
niet om op grond van gestelde financiële problemen de duur van de arbeidsovereenkomst te beperken.
Oordeel
arbitragecommissie
Artikel 2 lid 2 van de
arbeidsovereenkomst luidt:
"Partijen
kunnen op basis van meerdere evaluatiegesprekken in uitzonderlijke situaties
vóór 1 februari 2014 besluiten om de overeenkomst te beperken tot één
jaar."
De vraag hoe deze bepaling dient te
worden uitgelegd, kan niet worden
beantwoord enkel op grond van een zuiver
taalkundige uitleg van deze bepaling. Het komt steeds aan op de zin die
partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mogen toekennen en op hetgeen
zij redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Bovendien speelt bij de uitleg
van deze bepaling mede een rol of de uitleg die DSO voorstaat zich verdraagt
met het gesloten systeem van ontslagbescherming. DSO heeft in dit kader gesteld dat de
formulering van deze bepaling beide
partijen de mogelijkheid gaf om daar eenzijdig
een beroep op te doen en spreekt in haar verweerschrift over een
"ontbindingsvoorwaarde".
Zelfs indien ervan uitgegaan zou worden
dat ieder der partijen deze bepaling kan inroepen (hetgeen geenszins vaststaat)
én dat de bepaling mede is geschreven voor de penibele financiële omstandigheden waarin DSO thans verkeert
(hetgeen eveneens niet zonder meer
vaststaat) geldt het volgende:
• Als sprake is van een ontbindende voorwaarde, zoals DSO onder
andere heeft gesteld, in die zin dat DSO op basis van voormeld artikel het
recht zou hebben om de arbeidsovereenkomst eenzijdig in duur te beperken en dus
om de ontbinding in te roepen van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2014, dan verdraagt deze aldus geformuleerde
ontbindende voorwaarde zich niet met het
gesloten ontslagsysteem van de Wet.
• Als
sprake is van een tussentijdse
opzeggingsmogelijkheid, dan heeft DSO
de arbeidsovereenkomst niet in overeenstemming met de wettelijke bepalingen
opgezegd, en dan geldt dat Van Boksel tijdig de vernietiging van deze opzegging heeft ingeroepen. Er is geen
sprake van een dringende reden, noch heeft DSO een ontslagvergunning voor Van
Boksel aangevraagd, laat staan verkregen.
DSO heeft gesteld dat sprake is van
ernstige financiële problemen. Van Boksel heeft deze ernstige financiële
problemen niet betwist. DSO had wellicht op grond van de in de jurisprudentie
ontwikkelde criteria, de zogenaamde "Stoof/Mammoet''-criteria, voorstellen
kunnen doen die zouden hebben kunnen leiden tot een zekere aanpassing van de
arbeidsovereenkomst. DSO heeft dat echter niet in overeenstemming met de in het
Stoof/Mammoet arrest vermelde criteria
gedaan.
Ter zitting is de arbitragecommissie
bovendien genoegzaam gebleken dat Van
Boksel zich coöperatief heeft opgesteld
met betrekking tot de wens van DSO om wegens de gestelde financiële problemen
te komen tot een zekere aanpassing van de arbeidsovereenkomst, zowel in
omvang als in salariëring.
DSO heeft derhalve ten onrechte eenzijdig besloten dat Van
Boksel akkoord zou moeten gaan met een beperking van de arbeidsovereenkomst tot één jaar,
eindigend per 1 juli 2014. De wijze waarop DSO heeft gehandeld, getuigt niet van goed werkgeverschap.
Terecht heeft Van Boksel dan ook de
vernietiging ingeroepen van de opzegging
door DSO. De vordering zoals ingesteld, ertoe strekkende om DSO te veroordelen tot ongewijzigde voortzetting
van de met Van Boksel gesloten
arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom, ligt derhalve voor toewijzing gereed.
Beroep
DSO op onvoorziene omstandigheden Artikel 6:258 BW
In haar verweer doet DSO subsidiair een beroep op wijziging van omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst met ingang van 1
augustus 2014 dient te worden gewijzigd, in dier voege dat dan de
arbeidsovereenkomst met ingang van deze datum wordt beperkt tot de functie van
hoofdtrainer en dat de functie van jeugdcoördinator met het daarbij behorende
salaris komt te vervallen. Het is onduidelijk gebleven hoe DSO dit verzoek aan
de arbitragecommissie heeft bedoeld. Naar het oordeel van de arbitragecommissie
heeft DSO geen zelfstandige tegenvordering ingesteld, maar kennelijk een beroep
gedaan op de zogenaamde "imprevision"-regeling van artikel 6:258 BW.
Deze wettelijke bepaling, die een lex specialis is van artikel 6:248 lid 2 BW,
is bedoeld voor extreme gevallen en een rechter, in casu de arbitragecommissie,
zal bij toepassing van artikel 6:258 BW zeer terughoudend moeten zijn. DSO heeft in dit kader volstrekt
onvoldoende gesteld en/of aannemelijk gemaakt dat de door haar gestelde
onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn, dat Van Boksel geen ongewijzigde
instandhouding van de contractuele rechtsverhouding had mogen verwachten.
In overeenstemming met de Memorie van Toelichting op artikel 6:258 BW meent de
arbitragecommissie dat niet spoedig voldaan zal zijn aan de voorwaarden
waaronder een overeenkomst kan worden gewijzigd.
Gelet op de uitkomst van de procedure
(DSO wordt in het ongelijk gesteld), zal DSO worden veroordeeld in de kosten
van de procedure.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten