Commissie van beroep KNVB, 12/13-01
De aanklager betaald
voetbal, heeft appellante NEC, bij telefaxbericht van 13 augustus 2012 op grond
van artikel 19 juncto artikel 20, lid 2, sub a van het Reglement
Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal in staat van beschuldiging gesteld voor
wanordelijkheden door de aanhang van haar club bij gelegenheid van de op 13 mei
2012 gespeelde wedstrijd Vitesse – NEC, te weten een poging tot uitbraak uit
het bezoekersvak en/of het aanrichten van vernielingen na afloop van de
wedstrijd.
De aanklager NECe een
schikkingsvoorstel doen toekomen, inhoudende:
- een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500;
- een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club
tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen
Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met
de proeftijd van 1 jaar.
NEC accepteert het
voorstel niet en de zaak wordt behandeld door de tuchtcommissie.
De tuchtcommissie heeft
in haar beslissing d.d. 25 september 2012 bewezen geacht dat de tenlastegelegde
feiten hebben plaatsgevonden. De bewezenverklaring steunt op de navolgende
bewijsmiddelen:
- De auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei 2012;
- De ter zitting van de tuchtcommissie afgelegde verklaring
alsmede de schriftelijke verklaring van appellante d.d. 23 mei 2012;
- De schriftelijke verklaring van Vitesse d.d. 2 juli 2012.
De tuchtcommissie heeft
onder meer het volgende overwogen:
“De tuchtcommissie wijst beschuldigde erop dat zij
zich slechts kan disculperen indien zij aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens
en na de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig
verstrekkende en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt
te verwaarlozen is."
De tuchtcommissie toetst
de onderhavige zaken aan dit criterium. De tuchtcommissie acht onvoldoende
aannemelijk gemaakt dat beschuldigde tijdens en na de wanordelijkheden die na
afloop van de wedstrijd hebben plaatsgevonden voldoende maatregelen heeft
getroffen die in de gegeven omstandigheden van haar gevergd konden worden om de
wanordelijkheden te bestrijden dan wel herhaling daarvan in de toekomst te
voorkomen.
Argumenten NEC
NEC gaat in beroep tegen
de uitspraak en voert de volgende argumenten aan:
Enkele minuten na het
laatste fluitsignaal zijn er wanordelijkheden uitgebroken in het vak met
NEC-supporters. Deze wanordelijkheden zijn echter een gevolg geweest van feiten
en gedrag, waarop appellante geen enkele invloed kon uitoefenen.
Dit betreft navolgende
feiten:
- de spelers van Vitesse meenden tijdens een ereronde door
het stadion, provocerende gebaren te moeten maken richting het uitvak van NEC;
- ongeveer op dat moment ging de nooduitgang vooraan in het
uitvak plotseling open als gevolg van een beweging van een steward van NEC,
zonder dat enige fysieke druk aan
de orde was;
- de supporters van Vitesse zagen vervolgens aanleiding om de
NEC-supporters in het uitvak eveneens te gaan provoceren en kwamen daarvoor
zelfs in de bufferzone naast het uitvak en aan de voorzijde van het uitvak.
Het provocerend gedrag
van Vitesse-spelers moet niet alleen als onnodig maar ook als ongewenst
gekwalificeerd worden, in de wetenschap, dat dergelijk gedrag emoties oproept
bij supporters van de tegenpartij.
Dit gedrag van de spelers
van Vitesse was kennelijk voor de supporters van Vitesse een alibi om de
supporters van NEC eveneens te provoceren en – anders dan de supporters van NEC
– uit de voor hen bestemde vakken te komen, zoals de beelden duidelijk laten
zien (ze staan in
de neutrale zone naast
het uitvak en lopen zelfs voor het uitvak langs).
Er lijkt op zijn minst
sprake van rechtsongelijkheid, wanneer in ogenschouw wordt genomen, dat Vitesse
niet in staat van beschuldiging is gesteld.
Naar het oordeel van
appellante blijkt, uit de uitspraak van de tuchtcommissie, niet dat de
tuchtcommissie zich rekenschap heeft gegeven van de beelden. Voorts heeft de
tuchtcommissie ten
onrechte betekenis toegekend aan de schriftelijke verklaring van appellante
d.d. 23 mei 2012, waarover appellante op de zitting heeft verklaard, dat deze
verklaring genuanceerd moet worden, omdat deze is opgesteld alvorens appellante
de beelden had kunnen bekijken.
Oordeel commissie van beroep
Appellante erkent dat de
tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden maar stelt dat de oorzaak van de
wanordelijkheden buiten haar invloedssfeer lag en zij hiervoor niet
aansprakelijk kan worden gesteld.
De commissie van beroep
wijst appellante erop dat zij zich slechts kan disculperen indien zij actief
door feiten en/of omstandigheden aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens en na
de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig verstrekkende
en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt te verwaarlozen
is. Het is vaste rechtspraak van de commissie van beroep dat in dit verband
buitengewoon strenge eisen worden gesteld teneinde het karakter van de
aansprakelijkheid van appellante voor het gedrag van haar aanhang niet verloren
te laten gaan.
De commissie van beroep
is van oordeel dat appellante voorafgaand en tijdens de wedstrijd voldoende
heeft opgetreden. Echter, na afloop van de wedstrijd heeft appellante
onvoldoende gedaan om zich te kunnen disculperen.
De commissie van beroep
merkt op dat op basis van de auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei
2012 kan worden vastgesteld dat ongeveer 35 stoeltjes zijn vernield.
Het feit dat de deur van
het uitvak gemakkelijk open zou zijn gegaan en dat de supporters zouden zijn
geprovoceerd door spelers en supporters van Vitesse – voor zover deze stelling
van appellante al juist is; de commissie van beroep laat dit uitdrukkelijk in
het midden - rechtvaardigt niet het gedrag van de supporters van appellante.
Van appellante mag worden
verwacht dat zij maatregelen neemt tegen die supporters die zich schuldig
hebben gemaakt aan de wanordelijkheden.
Appellante stelt thans in
hoger beroep dat na afloop van de wedstrijd aan drie supporters een
waarschuwing is uitgedeeld vanwege het vernielen van stoeltjes in het uitvak.
Tevens heeft appellante
aangegeven dat geen nadere opsporing plaats zal vinden naar de personen die
zich schuldig hebben gemaakt aan het vernielen van stoeltjes en de overige
wanordelijkheden.
Appellante heeft verder
verklaard de beschikking te hebben over de foto’s van de ruim 700
seizoenkaarthouders die zijn meegereisd naar deze wedstrijd en zich in het
“NEC”-vak bevonden.
De maatregelen die
appellante achteraf heeft genomen zijn naar het oordeel van de commissie van
beroep volstrekt onvoldoende om zich te kunnen disculperen.
Het is vaste
jurisprudentie van de commissie van beroep dat betaaldvoetbalorganisaties
zoveel mogelijk die personen die zich schuldig hebben gemaakt aan
wanordelijkheden opsporen en waar mogelijk aanmelden voor een (landelijk)
stadionverbod.
Niet alleen heeft
appellante tot nu toe slechts drie supporters geïdentificeerd voor het
vernielen van stoeltjes die daarvoor slechts met een waarschuwing zijn
bestraft. Maar daarnaast heeft appellante verklaard er bewust voor gekozen te
hebben geen onderzoek in te stellen naar de overige supporters die zich hebben
misdragen niettegenstaande het feit dat op de aan de commissie van beroep
getoonde (en door appellante geknipte) beelden een aantal supporters herkenbaar
in beeld was dat zich ook op andere wijze misdroeg dan het vernielen van
stoeltjes, zoals het trachten uit het vak te klimmen.
Daarbij komt bovendien
dat de hiervoor genoemde drie supporters niet bij de KNVB zijn aangemeld voor
een landelijk stadionverbod.
Door middel van een
dergelijke handelwijze – of beter gezegd, het nalaten invulling te geven aan
haar verantwoordelijkheid - vult appellante haar verantwoordelijkheid als
betaaldvoetbalorganisatie niet op de juiste wijze in.
Tevens gaat van een
dergelijke handelwijze naar het oordeel van de commissie van beroep een
verkeerd signaal uit richting de supporters.
De commissie van beroep
is dan ook van oordeel dat appellante zich niet kan disculperen nu zij na de
wedstrijd niet voldoende verstrekkende en stringente maatregelen heeft
getroffen.
De beslissing
De commissie van beroep
bevestigt, met aanvulling van de hierboven vermelde gronden, de beslissing van
de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld.
Appellante is terzake
strafbaar en aan haar wordt, opnieuw rechtdoende, de navolgende straf opgelegd:
- een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500
(tweeduizendvijfhonderd euro);
- een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club
tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen
Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met
de proeftijd van 1 (één) jaar.