zaterdag 24 november 2012

Commissie van beroep KNVB bevestigt veroordeling NEC voor ongeregeldheden tijdens wedstrijd NEC-Vitesse

Commissie van beroep KNVB, 12/13-01


De aanklager betaald voetbal, heeft appellante NEC, bij telefaxbericht van 13 augustus 2012 op grond van artikel 19 juncto artikel 20, lid 2, sub a van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal in staat van beschuldiging gesteld voor wanordelijkheden door de aanhang van haar club bij gelegenheid van de op 13 mei 2012 gespeelde wedstrijd Vitesse – NEC, te weten een poging tot uitbraak uit het bezoekersvak en/of het aanrichten van vernielingen na afloop van de wedstrijd.
De aanklager NECe een schikkingsvoorstel doen toekomen, inhoudende:
-          een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500;
-          een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met de proeftijd van 1 jaar.
NEC accepteert het voorstel niet en de zaak wordt behandeld door de tuchtcommissie.
De tuchtcommissie heeft in haar beslissing d.d. 25 september 2012 bewezen geacht dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden. De bewezenverklaring steunt op de navolgende bewijsmiddelen:
-          De auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei 2012;
-          De ter zitting van de tuchtcommissie afgelegde verklaring alsmede de schriftelijke verklaring van appellante d.d. 23 mei 2012;
-          De schriftelijke verklaring van Vitesse d.d. 2 juli 2012.

De tuchtcommissie heeft onder meer het volgende overwogen:
“De tuchtcommissie wijst beschuldigde erop dat zij zich slechts kan disculperen indien zij aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens en na de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig verstrekkende en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt te verwaarlozen is."
De tuchtcommissie toetst de onderhavige zaken aan dit criterium. De tuchtcommissie acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat beschuldigde tijdens en na de wanordelijkheden die na afloop van de wedstrijd hebben plaatsgevonden voldoende maatregelen heeft getroffen die in de gegeven omstandigheden van haar gevergd konden worden om de wanordelijkheden te bestrijden dan wel herhaling daarvan in de toekomst te voorkomen.

Argumenten NEC
NEC gaat in beroep tegen de uitspraak en voert de volgende argumenten aan:
Enkele minuten na het laatste fluitsignaal zijn er wanordelijkheden uitgebroken in het vak met NEC-supporters. Deze wanordelijkheden zijn echter een gevolg geweest van feiten en gedrag, waarop appellante geen enkele invloed kon uitoefenen.
Dit betreft navolgende feiten:
-          de spelers van Vitesse meenden tijdens een ereronde door het stadion, provocerende gebaren te moeten maken richting het uitvak van NEC;
-          ongeveer op dat moment ging de nooduitgang vooraan in het uitvak plotseling open als gevolg van een beweging van een steward van NEC, zonder dat enige fysieke druk aan
de orde was;
-          de supporters van Vitesse zagen vervolgens aanleiding om de NEC-supporters in het uitvak eveneens te gaan provoceren en kwamen daarvoor zelfs in de bufferzone naast het uitvak en aan de voorzijde van het uitvak.

Het provocerend gedrag van Vitesse-spelers moet niet alleen als onnodig maar ook als ongewenst gekwalificeerd worden, in de wetenschap, dat dergelijk gedrag emoties oproept bij supporters van de tegenpartij.
Dit gedrag van de spelers van Vitesse was kennelijk voor de supporters van Vitesse een alibi om de supporters van NEC eveneens te provoceren en – anders dan de supporters van NEC – uit de voor hen bestemde vakken te komen, zoals de beelden duidelijk laten zien (ze staan in
de neutrale zone naast het uitvak en lopen zelfs voor het uitvak langs).
Er lijkt op zijn minst sprake van rechtsongelijkheid, wanneer in ogenschouw wordt genomen, dat Vitesse niet in staat van beschuldiging is gesteld.
Naar het oordeel van appellante blijkt, uit de uitspraak van de tuchtcommissie, niet dat de tuchtcommissie zich rekenschap heeft gegeven van de beelden. Voorts heeft de
tuchtcommissie ten onrechte betekenis toegekend aan de schriftelijke verklaring van appellante d.d. 23 mei 2012, waarover appellante op de zitting heeft verklaard, dat deze verklaring genuanceerd moet worden, omdat deze is opgesteld alvorens appellante de beelden had kunnen bekijken.

Oordeel commissie van beroep
Appellante erkent dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden maar stelt dat de oorzaak van de wanordelijkheden buiten haar invloedssfeer lag en zij hiervoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De commissie van beroep wijst appellante erop dat zij zich slechts kan disculperen indien zij actief door feiten en/of omstandigheden aannemelijk maakt dat zij voor, tijdens en na de wedstrijd voldoende maatregelen heeft getroffen van dusdanig verstrekkende en stringente aard, dat de kans dat haar aanhang zich misdraagt te verwaarlozen is. Het is vaste rechtspraak van de commissie van beroep dat in dit verband buitengewoon strenge eisen worden gesteld teneinde het karakter van de aansprakelijkheid van appellante voor het gedrag van haar aanhang niet verloren te laten gaan.
De commissie van beroep is van oordeel dat appellante voorafgaand en tijdens de wedstrijd voldoende heeft opgetreden. Echter, na afloop van de wedstrijd heeft appellante onvoldoende gedaan om zich te kunnen disculperen.
De commissie van beroep merkt op dat op basis van de auditrapportage van de heer A. Meijer d.d. 13 mei 2012 kan worden vastgesteld dat ongeveer 35 stoeltjes zijn vernield.
Het feit dat de deur van het uitvak gemakkelijk open zou zijn gegaan en dat de supporters zouden zijn geprovoceerd door spelers en supporters van Vitesse – voor zover deze stelling van appellante al juist is; de commissie van beroep laat dit uitdrukkelijk in het midden - rechtvaardigt niet het gedrag van de supporters van appellante.
Van appellante mag worden verwacht dat zij maatregelen neemt tegen die supporters die zich schuldig hebben gemaakt aan de wanordelijkheden.
Appellante stelt thans in hoger beroep dat na afloop van de wedstrijd aan drie supporters een waarschuwing is uitgedeeld vanwege het vernielen van stoeltjes in het uitvak.
Tevens heeft appellante aangegeven dat geen nadere opsporing plaats zal vinden naar de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan het vernielen van stoeltjes en de overige wanordelijkheden.
Appellante heeft verder verklaard de beschikking te hebben over de foto’s van de ruim 700 seizoenkaarthouders die zijn meegereisd naar deze wedstrijd en zich in het “NEC”-vak bevonden.
De maatregelen die appellante achteraf heeft genomen zijn naar het oordeel van de commissie van beroep volstrekt onvoldoende om zich te kunnen disculperen.
Het is vaste jurisprudentie van de commissie van beroep dat betaaldvoetbalorganisaties zoveel mogelijk die personen die zich schuldig hebben gemaakt aan wanordelijkheden opsporen en waar mogelijk aanmelden voor een (landelijk) stadionverbod.
Niet alleen heeft appellante tot nu toe slechts drie supporters geïdentificeerd voor het vernielen van stoeltjes die daarvoor slechts met een waarschuwing zijn bestraft. Maar daarnaast heeft appellante verklaard er bewust voor gekozen te hebben geen onderzoek in te stellen naar de overige supporters die zich hebben misdragen niettegenstaande het feit dat op de aan de commissie van beroep getoonde (en door appellante geknipte) beelden een aantal supporters herkenbaar in beeld was dat zich ook op andere wijze misdroeg dan het vernielen van stoeltjes, zoals het trachten uit het vak te klimmen.
Daarbij komt bovendien dat de hiervoor genoemde drie supporters niet bij de KNVB zijn aangemeld voor een landelijk stadionverbod.
Door middel van een dergelijke handelwijze – of beter gezegd, het nalaten invulling te geven aan haar verantwoordelijkheid - vult appellante haar verantwoordelijkheid als betaaldvoetbalorganisatie niet op de juiste wijze in.
Tevens gaat van een dergelijke handelwijze naar het oordeel van de commissie van beroep een verkeerd signaal uit richting de supporters.

De commissie van beroep is dan ook van oordeel dat appellante zich niet kan disculperen nu zij na de wedstrijd niet voldoende verstrekkende en stringente maatregelen heeft getroffen.

De beslissing
De commissie van beroep bevestigt, met aanvulling van de hierboven vermelde gronden, de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld.
Appellante is terzake strafbaar en aan haar wordt, opnieuw rechtdoende, de navolgende straf opgelegd:
-          een onvoorwaardelijke geldboete van € 2.500 (tweeduizendvijfhonderd euro);
-          een voorwaardelijke opschorting van het recht van haar club tot het verkrijgen van toegangskaarten voor de eerstvolgende uitwedstrijd tegen Vitesse in de competitie, bekercompetitie of play-offs van de KNVB, zulks met de proeftijd van 1 (één) jaar.

De uitspraak staat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten