Appellant E.T. Enoh,
speler van AFC Ajax, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing d.d. 26 oktober
2012 van de tuchtcommissie betaald voetbal, waarbij hij is uitgesloten van
deelname aan competitie-, play- off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de
dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 3 achtereenvolgende
competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld,
waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1
jaar, wegens het trappen van een tegenspeler tijdens de op 22 oktober 2012
gespeelde wedstrijd Jong NAC Breda – Jong Ajax.
De gronden van beroep
Appellant vecht de
beslissing van de tuchtcommissie aan door te stellen, zakelijk weergegeven, dat
er geen sprake is geweest van een overtreding, althans niet van een overtreding
die een rode kaart rechtvaardigt en zeker niet van ʺhet trappen van een
tegenspelerʺ zoals de tuchtcommissie betaald voetbal (kennelijk) bewezen heeft
geacht.
Meer in het bijzonder
heeft appellant het navolgende aangegeven.
Ter hoogte van de
middenlijn vond er een kopduel plaats tussen een speler van Ajax en een speler
van NAC. De scheidsrechter floot voor dit duel vanwege een overtreding van een
speler van Ajax.
De bal werd echter
tegelijkertijd doorgekopt en NAC-speler Gommeren nam de bal op zijn borst aan.
De bal sprong iets bij hem weg en appellant probeerde de bal af te pakken met
de rechtervoet. Daarna raakte appellant uit balans en boog, op één been staand,
voorover. Het rechterbeen zwaaide logischerwijs omhoog maar appellant raakte
daarbij zijn tegenspeler niet.
Toen appellant probeerde
bij de bal te komen was er wel contact tussen zijn rechterbeen en de hand van
zijn tegenspeler, maar onmiddellijk daarna, toen hij dat been omhoog zwaaide,
raakte hij de benen van zijn tegenspeler niet.
Ook uit de beelden van
het betreffende spelmoment blijkt duidelijk dat appellant zijn tegenspeler niet
heeft getrapt, alle relevante verklaringen in het dossier zijn op dit cruciale
punt (maar ook op andere punten) aantoonbaar onjuist, naar het oordeel van
appellant.
De verklaring in het
dossier van de heer Van Tilburg, teammanager van Jong NAC Breda, wijkt af van
hetgeen hij na de wedstrijd in de catacomben tegen de heer Arendse, teammanager
van Jong Ajax, heeft gezegd. De heer Van Tilburg heeft na de wedstrijd namelijk
verklaard dat hij gezien heeft dat er sprake was van een gewoon duel en dat
appellant geen overtreding zou hebben gemaakt. Omdat de schriftelijke
verklaring van de heer Van Tilburg afweek van zijn mondelinge verklaring, is
contact gezocht met de heer Van Tilburg en hem verzocht een nieuwe
schriftelijke verklaring op te stellen. In overleg met de heer Van Tilburg
heeft de raadsman van appellant een concept-verklaring toegezonden. De heer Van
Tilburg was echter niet bereid om deze verklaring te tekenen.
Ook de overige
verklaringen in het dossier komen niet overeen met de tv-beelden. Zo geeft de
scheidsrechter aan dat appellant betrokken was bij het duel waarvoor hij floot.
Dit is echter niet juist.
Bovendien geeft de
scheidsrechter aan dat appellant zijn tegenspeler op de benen heeft geraakt.
Naar het oordeel van appellant is op de tv-beelden duidelijk zichtbaar dat
appellant zijn tegenspeler niet op diens benen heeft geraakt.
Assistent-scheidsrechter
Burlet heeft verklaard dat appellant zijn tegenspeler bewust tegen de benen
heeft getrapt hetgeen niet het geval is geweest. Appellant had namelijk niet de
intentie om zijn tegenspeler te raken.
Ook de andere
assistent-scheidsrechter, de heer Zwagemaker, heeft verklaard dat appellant
zijn tegenspeler raak
natrapte op de benen hetgeen niet het geval is geweest.
Tot slot stelt appellant
dat de later door de aanklager ingebrachte verklaring van de tegenspeler niet
juist is. Immers, er was geen sprake van een trap van achteren op de zijkant
van zijn kuit. Daarnaast heeft de tegenspeler eerst verklaard dat hij de bal op
het bovenbeen kreeg en na het aantikken door appellant viel. Echter, in zijn
aanvullende verklaring stelt de tegenspeler dat hij nog wel kon doorlopen en
dus niet viel.
Ten aanzien van het
vonnis van de tuchtcommissie merkt appellant nog op dat hier wordt
gesproken over „bewust en
met opzet heeft getrapt‟. Hiervan is absoluut geen sprake.
Indien en voor zover
gemeend zou worden dat enige sanctie op zijn plaats is, dan is een schorsing
voor de duur van 3 wedstrijden, waarvan 1 voorwaardelijk, te zwaar en – alle
omstandigheden in aanmerking genomen – niet in de pas met de strafmaat die in
andere gevallen wordt gehanteerd.
Appellant voert hierbij
tevens aan dat er termen aanwezig zijn om voor de berekening van de duur van
een eventuele schorsing aan te sluiten bij het wedstrijdschema van het 1e
elftal van Ajax in plaats van bij het wedstrijdschema van Jong Ajax. Appellant
is een vaste waarde van het 1e elftal maar heeft door een blessure dit seizoen
nauwelijks gespeeld. De aanklager verklaarde ter zitting bij de tuchtcommissie
zich in dit geval te kunnen vinden in een strafmaat gebaseerd op het
wedstrijdschema van het 1e elftal, maar de tuchtcommissie heeft ten onrechte
anders beslist.
Oordeel commissie van beroep
Op basis van de
tv-beelden die zijn vertoond tijdens de mondelinge behandeling, in samenhang
met de verklaringen van de arbitrage, is de commissie van beroep van oordeel
dat de gedraging van appellant een overtreding oplevert die als het trappen
naar een tegenspeler gekwalificeerd kan worden.
De beweging die appellant
met zijn rechterbeen maakt, nadat hij eerst heeft geprobeerd de bal te
veroveren op zijn tegenspeler, is een onnatuurlijke beweging met het been
richting de tegenspeler.
Appellant heeft door zijn
actie het risico genomen dat hij zijn tegenspeler zou raken.
De commissie van beroep
heeft evenwel aan de hand van de tv-beelden de overtuiging gekregen dat
appellant bij het maken van de hiervoor bedoelde onnatuurlijke beweging zijn
tegenspeler niet heeft geraakt.
In het feit dat de actie
van het trappen naar een tegenspeler als minder ernstig wordt gezien
dan het trappen van een
tegenspeler, ziet de commissie van beroep aanleiding een lagere straf op te
leggen dan geëist door de aanklager.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde
levert op een overtreding van artikel 19 juncto artikel 21 van het Reglement
Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal juncto Titel I, artikel 2, sub 2.2. onder b.
van de Richtlijnen van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal.
De beslissing
De commissie van beroep
vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is
ingesteld.
Appellant is terzake
strafbaar en wordt, opnieuw rechtdoende met ingang van 9 november 2012
uitgesloten van deelname aan competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden van
de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 2
(zegge twee) achtereenvolgende competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden
van de KNVB heeft gespeeld, waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks
met een proeftijd van 1 jaar.
Hierop wordt in mindering
gebracht de in de periode van de automatische uitsluiting gespeelde wedstrijd
Jong Ajax – Jong NEC/FC Oss d.d. 29 oktober jl.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten