Feiten
[gedaagde] als verkoper
en Remmits als koper hebben op 17 april 2012 een schriftelijke koopovereenkomst
gesloten strekkende tot verkoop van het paard Beaucaro voor een bedrag van €
20.000,=. Betaling en levering van Beaucaro hebben eveneens op 17 april 2012
plaatsgevonden. Beaucaro is voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst
klinisch en röntgenologisch gekeurd door dierenarts E. Bergman. Bergman heeft
geconcludeerd dat het paard zowel klinisch als röntgenologisch in orde was.
Na het sluiten van de
koopovereenkomst - op 12 mei 2012 - is Beaucaro opnieuw onderzocht, ditmaal
door E. Enzerink van het Veterinair Centrum Someren. Enzerink rapporteerde over
zijn bevindingen als volgt:
“Op stal staat paard geregeld met tong uit de
mond. Bij omdraaien op stal heeft paard regelmatig la en ra een habituele
patella fixatie. Als paard uit de box gehaald word heeft hij herhaaldelijk een
patellafixatie die er wel spontaan af schiet, als het paard wat meer heeft
gelopen word de frequentie minder. (…) Paard staat netjes rondom op de ijzers
beiderzijdsachter wat binnendoor gezet. (…)Bij het opzadelen op de poetsplaats
staat het paard met de tong een stukje naar buiten. Bij aanvang van het rijden
gooit het paard enkele malen tong volledig naar buiten.
(…).”
De vordering
Remmits vordert restitutie
van de koopsom van € 20.000,= en schadevergoeding. Aan haar vorderingen legt
Remmits, samengevat weergegeven, ten grondslag dat de overeenkomst onder
invloed van bedrog subsidiair dwaling tot stand is gekomen, nu [gedaagde] heeft
verzwegen dat Beaucaro was behept met een tongprobleem en de “patella fixatie
(het “mobiliteitsprobleem”), terwijl zij verplicht was beide problemen aan
Remmits mede te delen. [gedaagde] had moeten weten dat Remmits de
koopovereenkomst niet zou hebben gesloten, indien zij ervan op de hoogte was
dat Beaucaro behept is met een mobiliteitsprobleem en een tongprobleem. Voor
zover [gedaagde] niet op de hoogte was van het feit dat bij Beaucaro sprake is
van een tong- en mobiliteitsprobleem, is meer subsidair sprake van wederzijdse
dwaling. Tot slot stelt Remmits zich op het standpunt dat het paard niet aan de
overeenkomst beantwoordt, nu het als gevolg van het tong- en
mobiliteitsprobleem niet geschikt is voor de dressuursport. Daardoor is sprake
van non-conformiteit. Aan de vordering tot schadevergoeding legt Remmits ten
grondslag dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt, subsidiair dat sprake
is van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde].
Beoordeling geschil
Bedrog
[gedaagde] heeft betwist
dat sprake is van bedrog aan haar zijde en heeft daartoe ter comparitie
aangevoerd dat zij er niet van op de hoogte was dat Beaucaro zijn tong wel eens
naar buiten liet hangen als zij het paard bereed. Zij heeft meegedaan aan
dressuurwedstrijden met Beaucaro. Tijdens die wedstrijden is zij nooit
“uitgebeld”. Evenmin is op het protocol dat zij na afloop van een wedstrijd
ontving een melding gemaakt van het naar buiten laten hangen van de tong door
Beaucaro.
Tegenover de betwisting
van [gedaagde] heeft Remmits haar stelling dat [gedaagde] ervan op de hoogte
was dat Beaucaro zijn tong ook tijdens het rijden naar buiten liet hangen naar
het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. [D] heeft in het kader van
het voorlopig getuigenverhoor weliswaar verklaard dat Beaucaro zijn tong
tijdens de lessen met [gedaagde] soms naar buiten liet hangen, maar [D] heeft
niet verklaard dat hij dit ook met [gedaagde] heeft besproken. Evenmin volgt
uit zijn verklaring dat [gedaagde] zelf heeft gezien dat Beaucaro zijn tong
soms naar buiten liet hangen tijdens de lessen. Uit de verklaring van [C], die
Beaucaro vier tot vijf keer heeft bereden, volgt ook niet dat [gedaagde] ervan
op de hoogte was dat Beaucaro zijn tong tijdens het rijden naar buiten liet
hangen. [C] heeft immers verklaard:
“(…) Tijdens het rijden bracht Beaucaro zijn tong
absoluut niet naar buiten. Dat gebeurde wel op stal, en ik moet daar om
giechelen, want dat is een grappig gezicht. Mevrouw [gedaagde] had me er ook al
op gewezen dat Beaucaro dat doet. Mij was niet bekend van enig probleem met de
tong tijdens het rijden (…).”
[gedaagde] heeft [C] er
kennelijk over geïnformeerd dat Beaucaro zijn tong op stal naar buiten liet
hangen, niet dat hij dat ook tijdens het rijden deed. Ook anderszins is niet komen
vast te staan dat [gedaagde] zelf van “het tongprobleem” op de hoogte was. Het
beroep op bedrog wegens het opzettelijk doen van een onjuiste mededeling faalt
derhalve.
Ook heeft de [gedaagde]
de patella fixatie niet opzettelijk verzwegen volgens de rechtbank teneinde
Remmits tot de koopovereenkomst te bewegen c.q. dat is niet komen vast te
staan. Dit leidt ertoe dat de het beroep op bedrog strandt.
Dwaling
Niet is komen vast te
staan dat [gedaagde] wist van het tongprobleem, zodat haar niet kan worden
tegengeworpen dat ze op dit punt een mededelingsplicht heeft geschonden. Ten
aanzien van het mobiliteitsprobleem heeft eveneens te gelden dat [gedaagde]
geen mededelingsplicht heeft geschonden. Nu zij meende dat het probleem met het
binnendoor zetten van de hoeven was verholpen, valt niet in te zien dat zij
Remmits daarover had moeten informeren.
Non-conformiteit
Voorts dient de vraag te
worden beantwoord of sprake is van non-conformiteit. Een zaak beantwoordt
volgens het bepaalde in artikel 7:17 lid 2 BW niet aan de overeenkomst indien
zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over
de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper van de
overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in elk geval verwachten dat de zaak
de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn, alsmede de
eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is
voorzien.
De rechtbank is van
oordeel dat Remmits onvoldoende feiten heeft gesteld om te kunnen concluderen
dat Beaucaro niet geschikt is voor het bijzondere gebruik dat haar bij het
aangaan van de overeenkomst voor ogen stond, te weten: de dressuursport. Het
feit dat het paard is behept met de patella fixatie brengt naar het oordeel van
de rechtbank niet mee dat het ongeschikt is voor de dressuursport. De rechtbank
hecht in dit verband belang aan de verklaring van [D] ten aanzien van de
patella fixatie. Hoewel [D] niet als deskundige is benoemd, komt aan zijn
oordeel ter zake grote betekenis toe, nu hij paardentrainer en ervaren
dressuurruiter is.
Uit de verklaring van [D]
volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de patella fixatie geen beletsel
vormt voor gebruik van het paard voor de dressuursport. Het probleem is met het
binnendoor zetten immers opgelost. Evenmin kan Remmits worden gevolgd in haar
betoog dat het paard vanwege de patella fixatie ongezond zou zijn en daarmee
derhalve niet aan de overeenkomst beantwoordt.
De
beslissing
De rechtbank wijst de vorderingen af.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten