Voor lezers die genoeg hebben aan een samenvatting:
Straf Gertjan Verbeek verhoogd door commissie van beroep
Gert Jan Verbeek heeft
beroep ingesteld tegen de beslissing van 21 maart 2013 van de tuchtcommissie
betaald voetbal, hierna te noemen: “tuchtcommissie”, waarbij appellant met
ingang van 21 maart 2013 het recht is ontzegd om op wedstrijddagen waarop een
competitie-, play-off- of bekerwedstrijd van de KNVB wordt gespeeld als
trainer-coach te fungeren of in welke vorm ook enige andere een voetbalteam
begeleidende functie te vervullen, tot de dag, volgende op die, waarop het 1e elftal van zijn club 1
competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijd van de KNVB heeft gespeeld. De hiervoor vermelde straf is
voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar.
De feiten
Op 21 februari 2013 heeft
de aanklager betaald voetbal de tuchtcommissie verzocht een oordeel te geven
over de vraag of de Gedragscode Officials Betaald voetbal, hierna te noemen:
ʺGedragscodeʺ, door
appellant is overtreden.
De aanklager heeft geen
schikkingsvoorstel gedaan en heeft aangegeven zich bij voorbaat te refereren
aan het oordeel van de tuchtcommissie. De aanklager heeft hiertoe besloten
aangezien de uitlatingen van appellant grotendeels de aanklager zelf betreffen.
Hij heeft verzocht om een schriftelijke behandeling.
De aanklager meent dat de
uitlatingen die door appellant zijn gedaan, op twee punten in strijd zijn met
de Gedragscode namelijk:
- Uitlatingen waardoor het betaald voetbal in diskrediet
wordt gebracht (negatieve beeldvorming);
- Het op onbehoorlijke wijze geven van commentaar op aan het
voetbal gelieerde organisaties in de media.
De tuchtcommissie heeft het volgende overwogen:
ʺDe uitlatingen die op de website van AZ door
beschuldigde zijn gedaan en de uitlatingen in het interview met Eredivisie Live
acht de tuchtcommissie deels ontoelaatbaar. De tuchtcommissie overweegt dat
wanneer er een gevoel bestaat bij beschuldigde dat hij niet respectvol wordt
behandeld, hij hier uiteraard iets van mag zeggen. Voor zover hij in dit
verband een beroep heeft gedaan op de vrijheid van meningsuiting, dan geldt die
vrijheid voor hem uiteraard ook onverkort.
Maar allereerst betreft het hier uitlatingen van
beschuldigde over een zitting bij de tuchtcommissie waar hij zelf niet bij is
geweest. Hij heeft zijn informatie van horen zeggen en het is maar zeer de
vraag wat de aanklager door beschuldigde wordt verweten zich ook daadwerkelijk
heeft voorgedaan. Onder die omstandigheden is het hoe dan ook raadzaam om wat
meer terughoudende bewoordingen te gebruiken.
Maar los daarvan wordt de vrijheid van
meningsuiting beperkt door de rechten van anderen en
door de verplichtingen van beschuldigde als lid
van de KNVB zelf, zoals deze bijvoorbeeld zijn verwoord in de Gedragscode. Van
hem wordt in dat kader verwacht, mede in het licht van het Handvest, dat hij
met respect omgaat met andere leden van de KNVB en met organen zoals de
aanklager en de tuchtcommissie. Door het gebruiken van dusdanig algemene
denigrerende bewoordingen, waarin geen enkele ruimte is voor nuance, is hij de
grens van het toelaatbare gepasseerd.
De tuchtcommissie doelt hier met name op de
volgende teksten op de AZ website:
“Het is ons kent ons in Zeist”, en: ”De manier
waarop aangeklaagde wordt behandeld is respectloos, denigrerend en neerbuigend.
Vooral de aanklager is verschrikkelijk en subjectief”. En bij Eredivisie Live
als antwoord op de vraag: “Hoe word je dan bejegend?”. “Met name door de
aanklager. Nou respectloos, denigrerend”.
Beschuldigde heeft net als alle andere betrokkenen
bij het Betaald Voetbal een voorbeeldfunctie voor de vele andere leden van de
KNVB. Juist daarbij past het niet om op
deze ongenuanceerde wijze te reageren op vermeende
gebeurtenissen. Van beschuldigde mag verwacht worden dat hij zijn mening op een
minder ongenuanceerde wijze naar buiten brengt. Dat geldt voor de opmerkingen
ten aanzien van de aanklager, maar ook voor de tekst: “Het is
ons kent ons in Zeist”. Ter zitting is dat nog
nader toegelicht in die zin dat de leden van de
tuchtcommissie en de aanklager elkaar kennen en
tutoyeren en dat de secretarissen bij elkaar op één gang zitten.
De opmerking wekt de indruk dat de aanklager en de
tuchtcommissie één pot nat is en dat een beschuldigde bij voorbaat veroordeeld
is. Beschuldigde hoort te weten dat dit geenszins het geval is. Beide organen
hebben een geheel eigen verantwoordelijkheid. Uiteraard kennen de verschillende
functionarissen elkaar, zoals zij ook veel betrokkenen van de clubs kennen.
Maar dat staat er niet aan in de weg dat zij in volstrekte onafhankelijkheid
hun taak verrichten en dat er over zaken nimmer inhoudelijk overleg wordt
gevoerd. Ook de secretarissen kennen hun eigenstandige positie en waken er voor
de onafhankelijkheid van de verschillende organen in gevaar te brengen.
Door desondanks dergelijke bewoordingen voor
iedereen kenbaar te gebruiken ondermijnt beschuldigde het vertrouwen in het
tuchtrechtelijk systeem. En dat is, als gezegd, in strijd met de Gedragscode.
De bovengenoemde opmerkingen op de website van AZ
zijn ook niet in een opwelling gemaakt. Eerstbedoelde teksten zijn gepubliceerd
op de eigen club website. Beschuldigde had derhalve hier gemakkelijk op in
kunnen grijpen. Dit heeft hij nagelaten.
De uitingen die door beschuldigde zijn gedaan in
de uitzending van Eredivisie Live heeft hij niet ontkend en zijn vergelijkbaar
met die op de club website. Beschuldigde heeft doelbewust deze bewoordingen
gebezigd.
Het is naar het oordeel van de tuchtcommissie ook
onnodig om zich op een dergelijke wijze over de tuchtrechtelijke organen in het
algemeen en de aanklager in het bijzonder uit te laten. Er zijn genoeg manieren
om eventuele grieven over het functioneren van de tuchtcommissie en/of de
aanklager via het Bestuur Betaald Voetbal of de Algemene Vergadering Betaald
Voetbal aan de orde te stellen.
De tuchtcommissie overweegt nogmaals dat
beschuldigde een voorbeeldfunctie heeft. Hij dient zich ervan bewust te zijn
dat hij wordt gevolgd en dat zijn uitspraken door anderen worden geciteerd,
juist als hij zich op deze wijze uitlaat. De Gedragscode Officials Betaald
Voetbal is niet voor niets in het leven geroepen. Van beschuldigde mag verwacht
worden dat hij deze niet overtreedt en dat hij zich bewust is van zijn eigen
bewoordingen, mondeling dan wel schriftelijk.
Nu de uitingen in Voetbal International door
beschuldigde niet worden onderschreven, heeft de tuchtcommissie deze niet
meegenomen in haar oordeel. Overigens, maar dat terzijde, stond het de
aanklager vrij deze bewoordingen mede aan de tuchtcommissie voor te leggen.
Concluderend is de tuchtcommissie van oordeel dat
beschuldigde door zijn uitlatingen de tuchtrechtelijke organen en met name de
aanklager in diskrediet heeft gebracht. Van beschuldigde mag worden verwacht
dat hij wanneer hij het niet eens is met de gang van zaken meer relativeert en niet
in dusdanig algemene denigrerende termen vervalt. Door het uiten van zulke
teksten ondermijnt beschuldigde het tuchtrechtelijk systeem en dit acht de
tuchtcommissie – met het bestuur betaald voetbal- niet toelaatbaar.ʺ
De bewezenverklaring van
de tuchtcommissie steunt op de navolgende bewijsmiddelen:
- De publicatie d.d. 15 februari 2013 op de website www.az.nl, inhoudende uitlatingen van
appellant;
- De uitzending van Eredivisie Live op 16 februari 2013, met
daarin een interview met appellant.
Behandeling van het beroep
Verbeek komt het volgende verweer
Appellant kan zich niet
met de uitspraak van de tuchtcommissie verenigen omdat hij, naar zijn oordeel,
ten onrechte niet is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Hij verzoekt daarom de
commissie van beroep de uitspraak van de tuchtcommissie te vernietigen en,
opnieuw recht doende, te beslissen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan
het hem ten laste gelegde.
In dit verband heeft
appellant – deels naar aanleiding van vragen van de kant van de commissie van
beroep - het volgende gesteld.
De aan hem toegeschreven
uitlatingen die gepubliceerd zijn op de website
www.az.nl, mogen niet voor zijn rekening komen. Het gaat om een tekst
die niet door hem is opgesteld en evenmin door hem is goedgekeurd.
Hij heeft tegen de
publicatie geen actie ondernomen, omdat hij deze niet gelezen heeft. De site
valt onder verantwoordelijkheid van AZ.
De weergave van zijn
uitspraken tijdens het interview op “Eredivisie Live” op pagina 3 van het procesdossier,
is juist. Deze uitspraken neemt hij voor zijn rekening.
Bij de tuchtcommissie
heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de aan hem toegeschreven
uitlatingen in het tijdschrift “Voetbal International”, nummer 8 van 20
februari 2013, pagina 10 (pagina 7 van het procesdossier) niet voor zijn
rekening mogen komen, omdat het gaat om een niet door hem geautoriseerde tekst.
Inmiddels weet hij dat de
tekst is gebaseerd op een interview, waarvan door de betrokken journalist een
geluidsopname is gemaakt. Deze geluidsopname is door de aanklager ten behoeve
van de behandeling in beroep opgevraagd en aan het dossier toegevoegd.
Appellant heeft deze
geluidsopname beluisterd. Hij is inderdaad aan het woord en de aan hem
toegeschreven bewoordingen heeft hij inderdaad gebruikt.
Meer in het bijzonder
moet hij terugkomen op zijn bewering, gedaan tegenover de
tuchtcommissie, dat hij
het woord “samenzwering” niet heeft gebruikt. Dat blijkt wèl het geval te zijn.
De geluidsopname mag
echter – zo stelt de verdediging – bij de beoordeling door de commissie van
beroep geen rol spelen en dient uit het dossier te worden verwijderd. Daartoe
is het volgende aangevoerd.
De tuchtcommissie heeft
het interview van appellant met “Voetbal International” niet betrokken in zijn
oordeel. De aanklager heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de
tuchtcommissie en heeft dan ook geen beroep ingesteld tegen de beslissing van
die commissie.
Met dit alles is niet
verenigbaar dat de aanklager nu, in beroep, de geluidsopname aan het
procesdossier toevoegt, want daarmee kan hij geen andere bedoeling hebben dan
dat de commissie van beroep - in ieder geval op dit punt – tot een andere
beslissing komt dan de tuchtcommissie.
Appellant stelt dat de
ernstige bezwaren die appellant in de loop van jaren heeft gekregen tegen het
optreden van de aanklager en – zij het in mindere mate – tegen het optreden van
de tuchtcommissie, de reden vormen voor zijn uitlatingen, voor zover die in dit
beroep aan de orde zijn.
De aanleiding was de
behandeling van de zaak van AZ-speler Viergever (waarbij appellant zelf
overigens niet aanwezig was), maar appellant ziet een patroon: de bezwaren die
hij heeft tegen de manier waarop de aanklager in die zaak is opgetreden gelden
ook voor bijna alle andere zaken die de afgelopen jaren door de tuchtcommissie
zijn behandeld, met name spelerszaken
in zijn AZ-periode,
waarbij appellant wèl zelf aanwezig is geweest. De aanklagers in die zaken
traden respectloos en denigrerend op.
Dat gold niet voor de
tuchtcommissie, maar die greep niet in en riep de aanklagers niet tot de
orde in de gevallen die
appellant hier voor ogen heeft.
Appellant merkt daarbij
op dat zijn bezwaren tegen het functioneren van de aanklagers – en in het
verlengde daarvan – de tuchtcommissie, geen betrekking hebben op het functioneren
van de commissie van beroep.
De uitspraak dat het “ons
kent ons” is in “Zeist” komt voort uit het feit dat enerzijds op de zittingen
makkelijk wordt gezegd dat clubs en spelers hun verklaringen op elkaar
afstemmen, maar dat anderzijds de verklaringen van de arbitrage zonder meer serieus
worden genomen, die praten na een wedstrijd toch ook met elkaar?. In dit
verband speelt ook de zaak Advocaat, coach van PSV: deze heeft uitlatingen
gedaan waarvoor hij zich niet bij de tuchtrechter hoeft te verantwoorden, maar
naar aanleiding waarvan Advocaat is uitgenodigd bij de KNVB voor een gesprek
bij een kop koffie. Advocaat is bondscoach geweest en de directie betaald
voetbal kent hem goed.
Dat is een illustratie
van “ons kent ons”.
Appellant heeft met zijn
uitlatingen geen kwade bedoelingen gehad.
Hij weet dat hij in het
betaalde voetbal een voorbeeldfunctie heeft, maar hij voelde zich tekort gedaan
door de behandeling in de zaak Viergever.
Hij beroept zich op de
vrijheid van meningsuiting. Hij weet dat die vrijheid niet onbeperkt is,
maar hij heeft geen
beledigende bewoordingen gebruikt en hij is, ook naar zijn oordeel achteraf,
met zijn uitlatingen binnen de grens van het toelaatbare gebleven.
Het bestuur betaald
voetbal heeft met een brief van 18 februari 2013 de aanklager verzocht om de
uitlatingen van appellant te onderzoeken, dan wel de tuchtcommissie om een
direct oordeel te vragen.
Het is, voor zover
appellant weet, de eerste keer of één van de eerste keren dat het bestuur een
dergelijk verzoek tot de aanklager richt.
In deze gang van zaken
schuilt willekeur, in die zin dat niet duidelijk is hoe ver de Gedragscode
strekt en dat niet duidelijk is waarom het bestuur een dergelijk verzoek in het
ene geval (appellant) wèl tot de aanklager richt en in het andere geval
(Advocaat) niet.
Het bestuur betaald
voetbal heeft zijn taak om toezicht te houden op de naleving van statuten en
reglementen gedelegeerd aan de tuchtrechtelijke organen.
Het bestuur heeft zich
echter rechtstreeks in deze zaak gemengd.
In het belang van de
rechtszekerheid dient gemotiveerd te worden aangegeven in welke gevallen een
dergelijke inmenging door het bestuur betaald voetbal verwacht mag worden. De
tuchtcommissie heeft zich hierover ten onrechte niet uitgelaten.
Advocaat heeft met diens
uitlatingen de aanklager in diskrediet gebracht, maar die kwestie is geëindigd
met een informeel gesprek, zonder tuchtrechtelijke vervolging en dus ook zonder
enige strafoplegging.
De tuchtcommissie is niet
ingegaan op het standpunt van appellant, dat door de aanklager ten nadele van
hem gehandeld is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Het verdient ten minste
nadere toelichting op grond van welke criteria door de aanklager in het ene
geval gekozen is voor een gesprek en in het andere geval voor een tuchtzaak.
Vordering aanklager
De aanklager geeft aan
dat de uitlatingen die appellant ten laste zijn gelegd, het vertrouwen in de
rechtspraak bij de KNVB schaden.
Het doel van de aanklager
is nooit om iemand monddood te maken, maar op een bepaald moment gaat het te
ver en wordt de tuchtrechtspraak ondermijnd. Dat is hier het geval.
Het instituut aanklager
is een onafhankelijk instituut bestaande – in hun dagelijkse beroepsuitoefening
- uit zeer ervaren leden van het openbaar ministerie.
Het staat niet ter
discussie dat de ten laste gelegde uitlatingen zijn gedaan, het gaat om de
weging daarvan.
De aanklager is van
oordeel dat door de uitlatingen van appellant de integriteit van de aanklager
ten onrechte in twijfel wordt getrokken.
De aanklager merkt op dat
appellant met ingang van 20 maart 2013 een voorwaardelijke straf op zijn
strafkaart heeft staan, waarvan de proeftijd nog niet was verstreken toen
appellant de uitspraken deed.
Deze voorwaardelijke
straf heeft een rol gespeeld bij de beslissing om in deze zaak het oordeel van
de tuchtrechter in te roepen. Iets vergelijkbaars was niet aan de orde in de
kwestie Advocaat, die alleen daarom al niet vergelijkbaar is met de onderhavige
zaak.
De uitlatingen van
Advocaat waren bovendien van een andere orde en zwaarte dan de uitlatingen van
appellant. Advocaat heeft zich uitgelaten over de werkwijze van de aanklagers
in het geval van een vooronderzoek op basis van tv-beelden. Van handelen in
strijd met het gelijkheidsbeginsel en van willekeur aan de zijde van de
aanklager is geen sprake.
De aanklager refereert
zich voor wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging aan het oordeel
van de commissie van beroep.
De beoordeling van de beslissing van de
tuchtcommissie
De commissie van beroep
vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is
ingesteld, omdat zij tot een andere bewezenverklaring en een andere
strafoplegging komt.
De bewezenverklaring
De commissie van beroep
acht bewezen dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van
de Gedragscode Officials Betaald Voetbal door het doen van uitlatingen waardoor
het betaald voetbal in diskrediet wordt gebracht (negatieve beeldvorming),
strafbaar gesteld in artikel 19 lid 1 sub b Reglement Tuchtrechtspraak Betaald
voetbal
De bewijsmiddelen
De hiervoor vermelde
bewezenverklaring steunt op de navolgende bewijsmiddelen:
- De publicatie op
www.az.nl de.dato.15 februari 2013, houdende uitlatingen van appellant,
zakelijk weergegeven, luidende:
Het heeft bijna geen zin
meer om in beroep te gaan”, reageerde Verbeek. “Het is ons-kent-ons in Zeist.
De manier waarop je daar als aangeklaagde wordt behandeld is respectloos,
denigrerend en neerbuigend. Vooral de aanklager is verschrikkelijk en subjectief.
Maar we blijven er tegen vechten. Je ergens bij neerleggen terwijl je onrecht
is aangedaan, dat moet je nooit doen.”
- De uitzending van “Eredivisie Live” uitgezonden op 16
februari 2013 met daarin een interview met appellant, waarvan de tekst luidt, wat
betreft het relevante gedeelte:
C: Waarom niet?
Verbeek: Eén, omdat dat
in onze ogen geen zin heeft, zeker de wijze waarop wij wederom bejegend zijn,
in dit geval.
C: Maar leg dat eens uit.
Hoe word je dan bejegend?
Verbeek: Met name door de
aanklager. Nou, respectloos, denigrerend. Die man, waar die mee begint is al af
te vragen wat we eigenlijk komen doen. Nou ja, daar gaat hij helemaal niet
over. Wij worden in staat gesteld om in beroep te gaan, dus waar bemoeit die
man zich mee? Hij moet zich beoordelen de feiten behoren. Hè, en dan, je krijgt
al van tevoren, krijg je een dreigement dat als je in beroep gaat dat de kans
groot is dat je een wedstrijd erbij krijgt. Nou , dat is gewoon chantage. Hè,
ieder mens heeft recht om in beroep te gaan, als jij meent dat je onrecht wordt
aangedaan. Dus alleen uit dat oogpunt al, dat vertrekpunt is al totaal
verkeerd. Hè, dus daar erger je mateloos aan.
- Het tijdschrift “Voetbal International”, nummer 8 van 20
februari 2013, pagina 10, met een weergave van - een selectie uit - een
interview met appellant, luidende:
“Het is één grote
samenzwering in Zeist” …”Aanklagers zijn verschrikkelijke mensen. Het is
ongelooflijk hoe zij al jarenlang hun werk doen. Ze kunnen niet onafhankelijk
zijn.” ….”Zoals die aanklager het woord voerde…. Denigrerend, neerbuigend en
respectloos. We hebben het niet over een crimineel, maar over een voetballer
die subjectief is beoordeeld door het arbitraal kwartet. Die mensen kunnen het
ook weleens mis hebben. Maar het ons-kent-ons-gehalte in Zeist is erg groot.”
Bespreking van de gevoerde verweren
Eerste verweer
Het verweer van appellant
dat de aanklager willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt,
raakt de ontvankelijkheid van de aanklager in de vervolging en wordt daarom
hier in de eerste plaats besproken.
Appellant wijst in dit
kader op het verzoek van het bestuur betaald voetbal aan de aanklager
(voormelde brief van 18 februari 2013), de reactie daarop van de aanklager
alsmede op de manier waarop de aanklager zich heeft opgesteld in de kwestie
Advocaat. Appellant heeft overigens, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd door
de commissie van beroep, geen concreet processueel gevolg aan deze zienswijze
verbonden.
De commissie van beroep overweegt met betrekking
tot dit verweer als volgt.
Artikel 38 van het Reglement
Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal (verder RTBV) geeft aan hoe een overtreding
bij de aanklager aanhangig kan worden gemaakt. Een van de manieren is “een
melding dat sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 19 van dit
reglement” (art. 38 sub d RTBV). Dat het bestuur betaald voetbal niet bevoegd
zou zijn om een dergelijke melding te doen, zoals appellant kennelijk betoogt,
vindt geen steun in de reglementen van de KNVB noch in enige andere wettelijke
regeling. De commissie van beroep is van oordeel dat het bij uitstek op de weg
ligt van het bestuur betaald voetbal, indien dit bestuur van oordeel is dat een
onder haar aandacht gebrachte gebeurtenis of uitlating mogelijk in strijd is
met de reglementen van de KNVB, om de tuchtrechtelijke organen van de KNVB
hieromtrent te informeren.
Het is – zo merkt de
commissie van beroep wellicht ten overvloede op - echter steeds de aanklager
die beslist of hij betrokkene in staat van beschuldiging stelt, al dan niet na
een vooronderzoek. Dat is ook in deze zaak de gang van zaken geweest.
Zowel Advocaat als
appellant zijn coach betaald voetbal en beiden hebben zich publiekelijk
uitgelaten over het optreden van de aanklager. Daarmee houdt de vergelijking
echter op. Advocaat heeft zich uitgesproken over de procedure die door de
aanklager werd gevolgd, te weten de werkwijze in het kader van een
vooronderzoek. Appellant daarentegen heeft rechtstreeks de aanklagers en
daarmee het instituut van aanklager aangevallen alsmede, zij het in mindere
mate, het optreden van de tuchtcommissie.
De uitlatingen van
appellant komen er op neer dat de aanklagers ter zitting structureel op
onaanvaardbare manier optreden en dat van onafhankelijke tuchtrechtspraak
binnen de KNVB geen sprake is, culminerend in de uitspraak dat het “één grote
samenzwering (is) in Zeist, daar kom je helemaal niet meer tussen”. Tussen het
optreden van Advocaat en het optreden van appellant bestaat dus belangrijk
verschil.
De aanklager heeft bij
zijn besluit om tot vervolging van appellant over te gaan ook meegewogen dat de
proeftijd van een aan appellant opgelegde voorwaardelijke straf nog niet
verstreken was toen appellant zijn uitlatingen deed.
Er is derhalve naar het
oordeel van de commissie van beroep geen sprake van gelijke gevallen die
verschillend zijn en met willekeur zijn behandeld.
Het verweer faalt.
Tweede verweer
Appellant heeft voorts
het volgende verweer gevoerd.
De commissie van beroep
mag de band met de geluidsopname van het interview met een journalist van
“Voetbal International” niet in haar oordeel betrekken. De band dient alsnog
uit het dossier te worden verwijderd.
Hierover oordeelt de commissie van beroep als
volgt.
Het beroep van appellant
tegen de beslissing van de tuchtcommissie betekent dat de commissie van beroep
de zaak in volle omvang opnieuw beoordeelt. Het hoger beroep dient mede om
eventuele omissies of fouten te herstellen die bij de tuchtcommissie zijn gepasseerd.
De aanklager heeft daarbij tot taak om de tuchtcommissie en de commissie van
beroep zo volledig en evenwichtig mogelijk voor te lichten.
Het vorenstaande geldt in
gelijke zin voor een beschuldigde. Deze mag in hoger beroep bij de commissie
van beroep evenzeer nader bewijs overleggen in het kader van zijn verweer tegen
een beschuldiging
Het is dan ook juist dat
de aanklager de geluidsband van het interview heeft opgevraagd en vervolgens
heeft verzocht om deze aan het dossier toe te voegen, nadat appellant ter
zitting van de tuchtcommissie had verklaard dat hij zich voor het artikel in
“Voetbal International” niet verantwoordelijk voelde en dat hij het woord
“samenzwering” dat in dat artikel stond, niet had gebruikt.
De geluidsband heeft
duidelijk gemaakt dat het artikel in “Voetbal International” wel degelijk is
gebaseerd op de uitlatingen van appellant en het artikel op correcte wijze de
opvatting van appellant weergeeft en dat appellant ook het woord “samenzwering”
tegenover de betrokken journalist heeft gebruikt.
Ook dit verweer faalt.
Derde verweer
Daarnaast heeft appellant
aangevoerd dat de aan hem toegeschreven uitlatingen die gepubliceerd zijn op de
website www.az.nl, niet voor zijn
rekening mogen komen, omdat het gaat om een tekst die niet door hem is opgesteld
en evenmin door hem is goedgekeurd.
Hij heeft tegen de
publicatie geen actie ondernomen, omdat hij deze publicatie niet gelezen heeft.
De site valt onder verantwoordelijkheid van AZ.
Ook dit verweer faalt.
Appellant heeft erkend
dat hij de uitlatingen met betrekking tot ”Voetbal International” en
“Eredivisie Live” heeft gedaan. De op de website van AZ gepubliceerde
uitlatingen van appellant zijn in dezelfde bewoordingen vervat als in de andere
twee gevallen en sluiten hierbij volledig aan.
De commissie van beroep
heeft geen reden te veronderstellen dat degene die de litigieuze uitlatingen op
de website van AZ heeft vermeld deze heeft verzonnen, en de commissie van
beroep neemt in aanmerking dat appellant ook niet heeft ontkend dergelijke
uitlatingen gedaan te hebben, maar slechts heeft gesteld dat het gaat om een
tekst die niet door hem is opgesteld en evenmin door hem is goedgekeurd.
Dat appellant de tekst
niet heeft opgesteld of goedgekeurd of de website van AZ niet gelezen heeft is
echter van ondergeschikt belang, omdat appellant niet verweten wordt dat hij
die uitlatingen op de website van AZ heeft geplaatst of niet van de website van
AZ heeft doen verwijderen, maar dat hem verweten wordt dergelijke uitlatingen
te hebben gedààn.
Vierde verweer
Voor zover appellant nog
heeft willen betogen dat de vrijheid van meningsuiting met zich brengt dat hij
de litigieuze uitlatingen heeft mogen doen in het algemeen belang, is de
commissie van beroep van oordeel dat dit verweer eveneens faalt.
De grondwettelijke
vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt door – in casu - het op het
verenigingsrecht stoelende tuchtrechtelijke verbod om uitlatingen te doen
waardoor het betaald voetbal in diskrediet wordt gebracht .
Met name de uitlatingen
“Het is ons-kent-ons in Zeist” en “Het is één grote samenzwering in Zeist”
…”Aanklagers zijn verschrikkelijke mensen. Het is ongelooflijk hoe zij al
jarenlang hun werk doen. Ze kunnen niet onafhankelijk zijn” en de daarbij ter
zitting van de commissie van beroep door appellant gegeven toelichting zijn
uitlatingen waarbij aan de onafhankelijkheid van zowel de aanklager als - in
ieder geval – de tuchtcommissie wordt getwijfeld. Appellant heeft op geen
enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke situatie
sprake is of is geweest.
De uitlatingen schaden
(het gezag van) de tuchtrechtelijke organen van de KNVB en brengen het betaald
voetbal in diskrediet.
Appellant, die als coach
binnen het betaald voetbal een voorbeeldfunctie moet vervullen, is met deze
uitspraken ver over de schreef gegaan.
Het verweer van appellant
dat hij geen beledigende woorden heeft gebruikt, kan hem niet helpen. Het gaat
om de strekking van wat hij heeft gezegd.
Appellant heeft ter
zitting van de commissie van beroep aangevoerd dat hij zijn uitspraken over de
opstelling van de aanklager (“denigrerend, neerbuigend, respectloos”) heeft
gebaseerd op het verslag dat hem is gedaan van de zitting in de zaak Viergever
en verder op een aantal zittingen van de tuchtcommissie dat hij in het verleden
zelf heeft bijgewoond. Hij heeft verder evenwel niets concreets aangevoerd en
het bij deze algemene bewering gelaten.
De commissie van beroep
acht het hoogst onaannemelijk, mede gelet op de eigen ervaringen ter zitting
met het instituut aanklager, dat de diverse aanklagers die optraden in de zaken
die appellant volgens zijn zeggen op het oog heeft, stuk voor stuk
“denigrerend, neerbuigend en respectloos” zouden zijn opgetreden, waarbij de
tuchtcommissie dat dan in al die gevallen, zo
beweert appellant, ook
nog zonder enig bezwaar zou hebben laten passeren.
Het gaat hier kennelijk
om een zeer persoonlijke opvatting van appellant die niet steunt op objectieve
gegevens. Dat heeft appellant er echter niet van weerhouden om in zeer algemene
termen, zonder enige nuancering of enig voorbehoud, uiterst negatief over de
aanklager als instituut en daarmee over alle aanklagers, zowel in verleden als
heden, te spreken
Ook in dit opzicht treft
appellant een ernstig verwijt.
Ten overvloede merkt de
commissie van beroep het volgende op.
De uitlatingen van
appellant komen er op neer dat al geruime tijd sprake zou zijn van structurele
misstanden binnen de tuchtrechtspraak van de KNVB.
Daarmee valt niet te
rijmen dat appellant over die beweerde structurele misstanden nooit het bestuur
of de algemene vergadering betaald voetbal van de KNVB heeft benaderd, hetgeen
toch op zijn weg zou hebben gelegen en daarom te verwachten zou zijn geweest.
De op te leggen straf
De commissie van beroep
overweegt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende. Anders dan bij
de tuchtcommissie, staat inmiddels vast dat appellant ook de uitlatingen heeft
gedaan die staan
weergegeven in het genoemde artikel in “Voetbal International”, waaronder
die over het bestaan van
“één grote samenzwering in Zeist”.
De tuchtcommissie heeft
deze uitlatingen niet bewezen geacht, maar de commissie van beroep betrekt deze
uitlatingen wel in haar beoordeling, nu zij deze uitlatingen wel bewezen acht.
Het doel van de
Gedragscode is het verbeteren van de beeldvorming ten aanzien van het betaald
voetbal en het tegengaan van onbehoorlijk gedrag van (kort gezegd) Officials
Betaald Voetbal. De Gedragscode is breed aanvaard en ondersteund door de
betrokkenen in het betaald voetbal.
Het “Handvest”,
gepubliceerd op 21 december 2012, onderstreept het belang van de
Gedragscode en van
stringente handhaving daarvan.
Een coach in het betaald
voetbal heeft een voorbeeldfunctie, ook voor de vele leden van de KNVB die niet
binnen het betaald voetbal actief zijn. Appellant erkent dat wel, maar hij
heeft daar in dit geval niet naar gehandeld, integendeel.
Appellant liep nog in een
proeftijd van een eerdere veroordeling, zij het op basis van andersoortige
feiten.
Appellant is, anderzijds,
nog niet eerder wegens een soortgelijk feit tuchtrechtelijk bestraft. De
commissie van beroep weegt dat relatief sterk mee ten gunste van appellant.
Dit alles overziende,
dient een rechtontzegging te volgen die deels onvoorwaardelijk is. Het
voorwaardelijke gedeelte van de straf dient ertoe om appellant te weerhouden
zich in de toekomst nogmaals op vergelijkbare wijze uit te laten.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde
levert op een overtreding van de Gedragscode Officials Betaald
Voetbal juncto artikel 19
lid 1 sub b van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal.
De beslissing
De commissie van beroep
vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is
ingesteld en doet opnieuw recht.
Bewezen wordt verklaard
hetgeen onder 6. is vermeld.
Het bewezenverklaarde is
strafbaar zoals onder 10. is omschreven.
Appellant is ter zake
strafbaar en wordt met ingang van 23 april 2013 het recht ontzegd om op
wedstrijddagen waarop een competitie-, play-off- of bekerwedstrijd van de KNVB
wordt gespeeld als trainer-coach te fungeren of in welke vorm ook enige andere
een voetbalteam begeleidende functie te vervullen, tot de dag, volgende op die, waarop het 1e elftal van
zijn club 2 competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft
gespeeld waarvan 1 wedstrijd voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Deze straf houdt in ieder
geval in dat appellant de wedstrijd alleen vanaf de tribune mag volgen. Hij mag
zich niet in de kleedkamer, spelerstunnel of technische zone bevinden en mag
voor en tijdens de wedstrijd geen contact hebben met zijn team. Tevens is het
hem niet toegestaan na afloop van de wedstrijd een persconferentie te geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten