ADO is op 1 januari 2011 een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd, namelijk voor de periode
1 januari 2011
tot en met
30 juni 2014,
met Lex Immers aangegaan. Eveneens op 1 januari 2011 heeft ADO een
overeenkomst (hierna aangeduid als commissieovereenkomst) met
de Stichting Fair
Deal Sportsmanagement (FDS), waarbij partijen onder andere zijn
overeengekomen:
"1.1. Voor
de door de
Spelersmakelaar ten behoeve van
Speler verrichte diensten
betreffende de totstandkoming van de Arbeidsovereenkomst, meer specifiek de
arbeidsbemiddeling in de zin van de WAAD/, ontvangt Spelersmakelaar van CLUB de navolgende vergoeding, waarbij Spelersmakelaar verklaart dat niets
van deze vergoeding ten goede zal komen aan de Speler zelf of een door Speler
aangewezen (rechts-)persoon:
Gedurende de
arbeidsovereenkomst, zijnde de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni
2014, per seizoen een vergoeding van 5%
van het door CLUB en de Speler overeengekomen
bruto jaarsalaris, plus vakantiegeld
doch exclusief de door
CLUB en Speler overeengekomen premies, bonussen en/of hand en tekengeld.
2010-2011 5% over € 100.000,00 + vakantiegeld
2011-2012 5% over € 200.000,00 + vakantiegeld
2012-2013 5% over€
200.000,00 +vakantiegeld
2013-2014 5% over € 200.000,00 + vakantiegeld
De vergoedingen van
het seizoen 201112012 en de volgende overeengekomen seizoenen zullen door CLUB jaarlijks op 1
juli van ieder seizoen verschuldigd zijn.
Voor seizoen 2010/2011 geldt dat deze vergoeding verschuldigd
is door CLUB op het moment van ondertekening van deze overeenkomst.
3.2 Indien de Arbeidsovereenkomst om welke reden
dan ook tussentijds eindigt (derhalve voor de overeengekomen einddatum),
eindigt per einddatum van de Arbeidsovereenkomst van rechtswege (zonder dat opzegging is
vereist) eveneens deze overeenkomst alsmede de vergoedingsplicht van CLUB uit
hoofde van de onderhavige overeenkomst.
3.3. Indien de
Arbeidsovereenkomst (tussentijds) wordt verlengd zonder dat de Spelersmakelaar
daarbij betrokken is, eindigt per ingangsdatum van de verlengde/nieuwe
arbeidsovereenkomst tussen Speler en Club van rechtswege (zonder dat opzegging
is vereist) onderhavige overeenkomst alsmede de in deze overeenkomst opgenomen
vergoedingplicht van CLUB.
(..)
4.6. Op
deze overeenkomst zijn
de statuten en
reglementen van de
KNVB alsmede de FIFA Players' Agents Regulations van toepassing. Ingeval
van tegenstrijdigheden tussen de reglementen van de KNVB en de FIFA
Players'Agenets Regulations prevaleren de reglementen van de KNVB."
Het geschil
AOO heeft op 5 juni 2012 met Feyenoord Rotterdam N.V. een
uitleenovereenkomst betreffende Lex Immers gesloten. ADO weigert tijdens de
uitleen de vergoeding aan spelersmakelaar FDS te betalen. FDS stelt
dat met ADO is
overeengekomen dat zij gedurende het bestaan van de
arbeidsovereenkomst (tussen Lex Immers en ADO) recht heeft op de commissie als
omschreven in artikel 1.1 van de commissieovereenkomst.
Oordeel
arbitragecommissie
De arbitragecommissie neemt ook in deze zaak tot
uitgangspunt dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel kan
worden beantwoord op grond van een taalkundige uitleg van de bewoordingen
van de overeenkomst,
maar dat het aankomt op de
bedoelingen die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen
mochten toekennen, en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
ADO beroept zich op artikel 3.3. en subsidiair op artikel
3.2 van de commissieovereenkomst tussen FDS en ADO. ADO stelt dat deze
bepaling(en) aldus moet(en) worden begrepen dat de uitleen door ADO van Lex
Immers met ingang van 1 juli 2012 een tussentijdse verlenging van de
arbeidsovereenkomst tussen ADO en Lex Immers oplevert, waardoor een nieuwe arbeidsovereenkomst
is ontstaan zonder dat FDS daar als spelersmakelaar bij betrokken was.
ADO stelt dat FDS bij de uitleen van Lex Immers aan
Feyenoord niet betrokken is geweest en dat het arbeidsvoorwaardenpakket voor de
uitleenperiode en de arbeidsovereenkomst tussen Lex Immers en Feyenoord
ingaande 1 juli 2014, tot stand is gekomen met bijstand van mr. A Nederveen.
Onder verwijzing naar artikel 2 van de uitleenovereenkomst stelt ADO dat het
volledige salaris van de speler werd overgenomen door Feyenoord. Op grond
daarvan is ADO van mening dat er een nieuwe overeenkomst tussen ADO en Lex
Immers in de zin van artikel 3.2 respectievelijk 3.3 van de commissieovereenkomst
is ontstaan.
De arbitragecommissie volgt dit betoog van ADO niet. ADO
zelf stelt dat het arbeidsvoorwaardenpakket als gevolg van de uitleenperiode is
gewijzigd en dat daardoor de arbeidsovereenkomst in gewijzigde vorm is
voortgezet. Er is geen sprake van een nieuwe arbeidsovereenkomst tussen ADO
en Lex Immers. Ter zitting heeft ADO
aangeboden de nieuwe arbeidsovereenkomst te overleggen die Feyenoord namens ADO
met Lex Immers zou hebben gesloten. Aan dit bewijsaanbod gaat de commissie
voorbij omdat artikel 3.3 van de
commissieovereenkomst spreekt over een verlengde arbeidsovereenkomst en
ADO zelf stelt dat er geen sprake is van een verlenging maar van een nieuwe
overeenkomst met voor Lex Immers betere arbeidsvoorwaarden. Evenmin heeft ADO
aannemelijk gemaakt dat de arbeidsovereenkomst tussen haar en Lex Immers als
bedoeld in artikel 3.2 van de commissieovereenkomst is beƫindigd.
ADO heeft onvoldoende gesteld en onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat partijen de situatie, zoals die zich heeft voorgedaan, hebben
willen begrijpen onder artikel 3.2 of 3.3 van de commissieovereenkomst In de
arbeidsovereenkomst die ADO zelf met Lex Immers heeft gesloten, wordt al
rekening gehouden met het uitlenen van de speler. In artikel 7 van de
arbeidsovereenkomst wordt daarover opgemerkt dat de voorwaarden en gevolgen van
een uitlening worden vastgelegd in een uitleenovereenkomst, maar dat gedurende
de uitleenperiode de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever (lees:
Lex Immers en ADO) van kracht blijft, en dat de uit de arbeidsovereenkomst
voortvloeiende verplichtingen tijdens deze uitleenperiode blijven voortbestaan,
zulks met inachtneming van het bepaalde in die uitleenovereenkomst
Ook in de uitleenovereenkomst die ADO met Feyenoord heeft
gesloten, wordt uitgegaan van het voortduren van de oorspronkelijke
arbeidsovereenkomst tussen ADO en Lex Immers. In de considerans van deze
uitleenovereenkomst wordt bovendien verwezen naar de arbeidsovereenkomst tussen
Lex Immers en ADO. In artikel 2 van de uitleenovereenkomst wordt overeengekomen
dat Feyenoord gedurende de uitleenperiode het salaris voor haar rekening neemt
en dat Feyenoord een aparte afspraak zal maken met de speler voor de
arbeidsvoorwaarden gedurende deze periode. In de uitleenovereenkomst wordt
expliciet benoemd dat de arbeidsovereenkomst met Lex Immers bij ADO met ingang
van 1 juli 2014 eindigt, de datum waarop inderdaad conform de
oorspronkelijke arbeidsovereenkomst
tussen Lex Immers en ADO de arbeidsovereenkomst al zou eindigen.
Het beroep van ADO op artikel 20 lid 3 van de zogeheten
Regulations Players' Agents leidt evenmin tot een ander oordeel. In die
regelgeving wordt gesproken over het tot stand komen van een nieuwe arbeidsovereenkomst, zonder
bemoeienis van de makelaar. Daarvan is hier geen sprake. Evenmin gaat de
verwijzing door ADO naar de uitspraak van de FIFA van 24 april 2012 op, omdat,
anders dan in het daar berechte geval, in deze zaak sprake is van een
verplichting zijdens ADO om de makelaar te belonen en niet van een verplichting
van de speler, die een volmacht had verstrekt aan de vereniging om namens de
speler de spelersmakelaar te betalen.
Evenmin kan ADO zich beroepen op de bepaling dat ADO
feitelijk geen salaris meer betaalt aan Lex Immers. Het gegeven dat ADO deze
verplichting met instemming van Lex Immers feitelijk overlaat aan Feyenoord,
maakt dit niet anders. In artikel 1.1
van de commissieovereenkomst wordt namelijk gesproken over het
"overeengekomen" salaris, niet over het feitelijk betaalde salaris.
De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf 15 dagen
na factuurdatum, omdat zulks in artikel 2.1 van de commissieovereenkomst tussen
partijen is overeengekomen. ADO had deze rente kunnen vermijden door desnoods
onder protest van gehoudenheid, tot betaling van de factuur over te gaan en
deze als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Dat heeft zij om haar
moverende redenen niet gedaan zodat er geen reden is om de wettelijke
handelsrente te matigen.
Een en ander leidt ertoe dat de vorderingen van FDS, nu
ADO niet tegen de hoogte van de facturen als zodanig heeft geprotesteerd,
worden toegewezen. De arbitragecommissie zal de vorderingen exclusief BTW
toewijzen, nu er tussen partijen kennelijk onduidelijkheid bestaat over de
hoogte van het verschuldigde BTW-percentage met betrekking tot in ieder geval
de factuur d.d. 11 juli 2013 betreffende seizoen 2013/2014. ADO zal als de in
het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de procedure.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten