De feiten
[eiser] is 23 jaar actief geweest als
jurylid voor de aangespannen sport in de categorie regionaal en nationaal
Hackneys, Tuigpaarden en Tuigpaarden Fries ras. KNHS stelt zich (onder meer)
ten doel het bevorderen van de paardensport en het welzijn van paarden in
Nederland in de breedste zin des woords. De jurylicenties worden uitsluitend
afgegeven door de KNHS, die jaarlijks een indeling voor de juryleden maakt.
Voor overtredingen van de statuten of
reglementen van KNHS geldt het KNHS tuchtreglement.
Artikel 9 van het tuchtreglement bepaalt
het volgende:
“1. Een overtreding in de zin van dit
Tuchtreglement is elk handelen of nalaten:
waardoor een bepaling in de Statuten
of reglementen van de KNHS onderscheidenlijk van de desbetreffende
lidvereniging niet wordt nagekomen, dit reglement en wedstrijdbepalingen
daaronder begrepen;
dat in strijd is met een besluit van
een orgaan of commissie van de KNHS en/of van de desbetreffende lidvereniging;
waardoor de belangen van de KNHS of
van de desbetreffende lidvereniging worden geschaad;
waarbij een lid zich jegens een ander
lid, een orgaan of een commissie van de KNHS of van het desbetreffende
lidvereniging in strijd gedraagt met hetgeen door de redelijkheid en
billijkheid wordt verlangd;
dat in strijd is met de statuten,
reglementen of besluiten van de Fédération Equestre Internationale (FEI). (…)”
Op 8 januari 2014 heeft [eiser] in het
kader van een tuchtprocedure naar aanleiding van uitlatingen van [naam A] , een
deelnemer van de wedstrijdcategorie aangespannen sport, over een ander jurylid,
[naam B] , een verklaring afgegeven over [naam B] , gericht aan [naam A] ,
waarin hij schrijft:
“Na telefonisch contact over mijn
bedenkingen van het jurylid [ zwartgemaakt,
rb] deel ik jullie het volgende mee.
Hierbij geef ik vrijblijvend mijn
mening:
- Hij komt zeer slecht in de praktijk
over (in de aangespannen sport);
- Hij doet de sport geen goed;
- Hij is zeer eigenwijs;
- Kan niet tegen commentaar;
- Is zeer arrogant tegen de
desbetreffende deelnemers;
- Kan sport en privé niet gescheiden
houden “bepaalde deelnemers kunnen er over meespreken”;
- Wil meestal niets aannemen van
medejuryleden.
Menige deelnemers hebben al een
aanvaring met hem gehad. Ook zijn er deelnemers in de sport als hij als jurylid
opgesteld staat, in bepaalde concoursen, dat zij huiswaarts keren, of zelfs
niet meer inschrijven.
Mijn gedachten gaan er naar uit dat
dit desbetreffende jurylid het veld mag ruimen. Maar ik denk dat hij de hand
boven het hoofd wordt gehouden door o.a. KNHS en het KWPN.
Ik hoop dat u met deze bedenkingen
verder kunt en wens u veel succes.”
Deze verklaring is gebruikt door mr.
Zoer, optredend voor [naam A] , in de tuchtprocedure. In haar verweerschrift
heeft mr. Zoer over deze verklaring geschreven:
“Vorenstaande bezwaren tegen de
dubbele functie en [naam B] specifiek wordt nog nader onderbouwd met een
verklaring van [eiser] te [plaats] , jurylid KNHS (…). Deze verklaring is
uitsluitend afgegeven ten behoeve van het verweer van Stal [naam A] in casu en
mag niet zonder toestemming van [eiser] voor andere doeleinden worden gebruikt
zonder nader overleg met [eiser] . De brief heeft een signaalfunctie, zoals er
al zovele signalen zijn gegeven over [naam B] aan de KNHS. (…)”
De aanklager van de KNHS heeft in het
kader van de tuchtprocedure tegen [naam A] de hierboven geciteerde verklaring
van [eiser] voorgelegd aan [naam B] voor commentaar.
[naam B] heeft per e-mail van 8 februari 2014
aan de voorzitter van KNHS Discipline Commissie Aangespannen Sport (hierna:
DCA) zijn beklag gedaan over de verklaring van [eiser] .
Bij e-mail van 12 februari 2014 heeft
[naam C] van KNHS aan [eiser] laten weten dat de hiervoor geciteerde verklaring
KNHS zeer oncollegiaal en onfatsoenlijk voorkomt, dat dergelijk gedrag van een
KNHS-official niet toelaatbaar is en dat de KNHS een toelichting op de brief
verlangt. Het gesprek waarin [eiser] de toelichting zou hebben moeten geven,
heeft niet plaatsgevonden.
Op basis van de hiervoor geciteerde
brief heeft de KNHS het functioneren van [eiser] voorgelegd aan de DCA. Daarin
heeft een rol gespeeld een verklaring van [naam B] :
“Hierbij doe ik mijn beklag over het
gedrag van mijn medejurylid [eiser] . Afgelopen dinsdagavond is er een zitting
geweest van de tuchtcommissie van de KNHS. De KNHS heeft namelijk een tuchtzaak
aangespannen tegen de tuigpaardrijders (…). Op de sites van beide stallen werd
ik na afloop van het concours hippique te Luttenberg 2013 als jurylid aan de
schandpaal genageld. Dat was een duidelijke en onterechte aantasting van mijn
eer en goede naam.
In het uitgebreide verweer van de
familie (…) trof ik tot mijn grote verbazing een verklaring aan van mijn
medejurylid [eiser] . Deze verklaring heeft als onderwerp ‘bedenkingen met
betrekking tot jurylid (…) en wordt door hem gericht aan mevrouw (…).
In die verklaring, die in de bijlage
wordt aangetroffen, somt [eiser] een hele rij punten op waarin ik volgens hem
zwaar tekort schiet. Bovendien meent [eiser] te mogen concluderen dat al menig
deelnemer een aanvaring met mij heeft gehad en rijders op een concours niet
starten en huiswaarts keren als ze mij daar als jurylid aantreffen enz enz…
(…)
Naar mijn overtuiging is het jurylid
[eiser] in zijn verklaring aan mevrouw (…) zijn boekje te buiten gegaan en
heeft hij iets gedaan wat voor een jurylid absoluut onaanvaardbaar is. (…)”
Op 4 maart 2014 heeft de KNHS de
jurylicentie van [eiser] met onmiddellijke ingang ingetrokken onder verwijzing
naar het advies van de DCA: “De commissie is tot het volgende advies
gekomen. Dit jurylid (dhr. [eiser] ) kan niet langer fungeren/functioneren als
jury, omdat het voor het uitoefenen van deze taak noodzakelijk is om goed te
kunnen samenwerken en integer te zijn richting de collega juryleden. De
integriteit is hier dermate met voeten getreden dat naar het oordeel van de commissie
met onmiddellijke ingang dhr. [eiser] uit zijn functie als jurylid ontheven
moet worden. De KNHS neemt dit advies over omdat u ook in strijd met de
KNHS-statuten heeft gehandeld. Te weten;
Statuten KNHS
Artikel 5 – Algemene rechten en verplichtingen
1. Leden van de KNHS zijn
verplicht:
De statuten, het Algemeen Reglement
en de reglementen van de KNHS en de besluiten van organen van de KNHS na te
leven;
(…)
Artikel 7
De licentie voor licentiehouders
eindigt voor:
e. Licentiehouders, zijnde
rechtspersoon: door beëindiging of faillissement van de rechtspersoon, door
opzegging door de KNHS of de licentiehouder en/of door onmiddellijke
beëindiging door de KNHS omdat de licentiehouder in strijd handelt met de
statuten, het Algemeen Reglement, de reglementen of besluiten van de KNHS of de
KNHS op onredelijke wijze benadeelt.
Licentiereglement KNHS
Artikel 10 – Intrekken van een
licentie
De KNHS behoudt zich het recht voor
een licentiehouder zijn of haar licentie te ontnemen indien:
De licentiehouder door gedrag,
handelen of uitlatingen handelt in strijd met de statuten en reglementen van de
KNHS.
Mocht u alsnog op een voor u passend
moment de brief nader willen toelichten in een gesprek dan zijn wij daartoe van
harte bereid. Aan de hand van dit gesprek zal dan worden bepaald of het opnieuw
toekennen van de licentie tot de mogelijkheden behoort. (…)”
Op 17 maart 2014 heeft [eiser] als volgt
gereageerd op de intrekking van de licentie, voor zover hier althans relevant:
“(…) Om maar direct met de deur in
huis te vallen kan ik u laten weten dat ik hoogstens verbaasd ben over de gang
van zaken. Een brief welke ik vertrouwelijk heb geschreven aan [naam A] en die
uitsluitend mocht worden gebruikt voor haar verweer in de tuchtzaak welke de
KNHS aanklager tegen Stal [naam A] had aangespannen betreffende uitingen over
jurylid [naam B] , wordt nu tegen mij gebruikt. Deze brief blijkt namelijk
zonder mijn toestemming in handen te zijn gekomen van [naam B] ! De inhoud van
deze brief, die dus vertrouwelijk was in het kader van de tuchtzaak en waarin
naar ik heb begrepen nog geen uitspraak in is, wordt nu reeds gebruikt tegen
mij. De jurycommissie heeft zich geen moment afgevraagd hoe [naam B] aan deze
brief is gekomen die aan [naam A] gericht is geweest! [naam B] is geen partij
in de procedure die de aanklager heeft aangespannen tegen stal [naam A] , dat
is de Aanklager. (…)
Ik kan me niet voorstellen dat u wilt
dat ik dit in zijn geheel ga uitzoeken en hier een openbare zaak van ga maken,
mogelijk met de pers erbij. Daarom wil ik u de gelegenheid geven om dit intern
uit te zoeken en recht te zetten en per direct mij weer in ere te herstellen in
de functie van jurylid KNHS! (…) Wenst u hier geen werk van te maken, dan rest
mij enkel uw gehele organisatie uit te dagen voor de civiele rechter of
misschien wel de pers over hoe de KNHS organisatie te werk gaat, zodat de leden
weten waar ze mee te maken hebben als ze zich willen verdedigen tegen de KNHS
aanklager.”
Nadat [eiser] een gesprek had gehad met
medewerkers van KNHS naar aanleiding van de intrekking van de licentie heeft
[naam C] van KNHS hem per e-mail op 24 april 2014 laten weten dat hij de
argumenten van [eiser] tegen de intrekking aan de jurycommissie had voorgelegd
maar dat de jurycommissie unaniem van mening was dat er geen enkele aanleiding
was om op haar advies terug te komen. Dat maakte voor KNHS ook dat er voor haar
geen aanleiding was om op haar besluit terug te komen. [eiser] heeft KNHS
gesommeerd de jurylicentie weer aan hem te verstrekken.
De
vordering
[eiser] vordert samengevat dat de
rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht zal
verklaren dat de KNHS onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem.
Het
verweer KNHS
KNHS voert, tegen de achtergrond van de
vaststaande feiten, de volgende verweren aan. KNHS heeft het besluit tot
intrekking van de licentie van [eiser] op basis van een veel breder perspectief
genomen. [eiser] had zijn mening over [naam B] op een andere manier naar voren
kunnen en moeten brengen en hij heeft een interview gegeven aan De
Paardenkrant, waarmee hij [naam B] publiekelijk aan de schandpaal heeft
genageld. De licentie is ingetrokken nadat [eiser] had laten weten dat hij
gedurende 6 weken niet beschikbaar zou zijn om zich met betrekking tot zijn
verklaring te verantwoorden. Zijn verklaring kwalificeert als smaad, laster
en/of belediging jegens [naam B] , KNHS en/of het KWPN en levert een
onrechtmatige daad op. Ook kan de verklaring worden aangemerkt als een
overtreding ingevolge artikel 9 lid 1 sub c en d van het tuchtreglement.
[eiser] kan niet langer functioneren als
jurylid omdat het voor het uitoefenen van deze taak noodzakelijk is om goed te
kunnen samenwerken en integer te zijn richting de collega juryleden.
De
beoordeling
Vast staat dat de aanklager van de KNHS
voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de tuchtprocedure tussen die
aanklager en [naam A] het verweerschrift van de raadsvrouwe van [naam A]
inclusief de verklaring van [eiser] heeft toegezonden aan [naam B] . [naam B]
was evenwel geen partij in die procedure die tussen de aanklager en [naam A] is
gevoerd. In het Tuchtreglement van de KNHS is niet bepaald dat stukken die in
die procedure worden gewisseld door de aanklager ter beschikking of ter inzage
kunnen worden gesteld aan degene die de melding heeft gedaan van de gestelde
overtreding. Integendeel, uit het feit dat in artikel 12 lid 5 van het
Tuchtreglement is bepaald dat de mondelinge behandeling niet in het openbaar
plaatsvindt, wordt afgeleid dat stukken die in die procedure worden gewisseld
en mededelingen die tijdens de mondelinge behandeling worden gedaan in beginsel
binnen de muren van het Tuchtcollege blijven. Anderzijds diende [eiser] er
rekening mee te houden dat de aanklager van de KNHS [naam B] wilde oproepen als
getuige, hetgeen conform het Tuchtreglement tijdig moet worden aangekondigd,
zodat [naam B] ter zitting ter ore zou komen hetgeen [eiser] in zijn verklaring
over [naam B] had geschreven. Uit het resumé zitting Tuchtcollege van 4
februari 2015 (productie 16 van de zijde van [eiser] ) en uit de uitspraak van
het Tuchtcollege van 4 maart 2014 (productie 17 van de zijde van [eiser] )
blijkt evenwel dat de verklaring van [eiser] slechts zijdelings aan de orde is
gekomen tijdens de mondelinge behandeling en dat die verklaring in het geheel
geen rol heeft gespeeld bij de beslissing in de zaak tegen [naam A] .
Vastgesteld wordt dan ook dat de aanklager op grond van het Tuchtreglement niet
het recht toekomt om de verklaring van [eiser] zonder meer, en in ieder geval
zonder aankondiging aan [eiser] , aan [naam B] ter beschikking te stellen. Voor
dat oordeel is des te meer aanleiding nu de raadsvrouwe van [naam A] in het
verweerschrift had opgenomen dat de verklaring van [eiser] uitsluitend is
afgegeven ten behoeve van het verweer van [naam A] en niet zonder toestemming
van [eiser] voor andere doeleinden mag worden gebruikt.
Vervolgens heeft [naam
B] zijn beklag gedaan over [eiser] bij de voorzitter van de KNHS DCA. Alvorens
die klacht in behandeling te geven, heeft [naam C] namens de KNHS [eiser]
verzocht een toelichting te geven op zijn verklaring. Nadat [eiser] had laten
weten dat zijn agenda dit niet toelaat en telefonisch een toelichting had
gegeven, heeft [naam D] deze kwestie voorgelegd aan de jurycommissie van de
DCA. De KNHS heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt op welke wijze zij de
zaak heeft voorgelegd aan die jurycommissie en welke toelichting zij van de
kant van [eiser] naar voren heeft gebracht. Zonder [eiser] te doen horen – zij
had aanvankelijk slechts de beschikking gekregen over de verklaring waarbij de
naam van [eiser] was weggelakt maar later toch te horen gekregen wie de
verklaring had opgesteld – heeft de jurycommissie van de DCA de verklaring
volstrekt onacceptabel genoemd en geadviseerd om [eiser] te ontheffen van zijn
functie als jurylid. Dat advies is vervolgens integraal overgenomen door de
KNHS zonder dat [eiser] eerst nog in de gelegenheid is gesteld daarop te
reageren. Nu de KNHS geen openheid heeft verstrekt over de wijze waarop zij de
zaak en met name de telefonische toelichting door [eiser] heeft voorgelegd aan
de jurycommissie van de DCA, die jurycommissie heeft geadviseerd zonder eerst
[eiser] te doen horen en de KNHS het advies vervolgens heeft overgenomen zonder
[eiser] over de voorgenomen beslissing te doen horen, is de beslissing om de
licentie van [eiser] in te trekken tot stand gekomen zonder de gebruikelijke
procedurele rechtvaardigheid in acht te nemen.
De
vraag of de KNHS daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, wordt echter ontkennend
beantwoord. Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat de KNHS inbreuk heeft
gemaakt op een recht, te weten het recht op uitingsvrijheid neergelegd in
artikel 10 EVRM, valt niet in te zien dat de KNHS enig verwijt valt te maken.
Het is immers [eiser] geweest die het recht op uitingsvrijheid, welk recht
wordt begrensd door het recht op bescherming van eer en goede naam (van [naam
B] ), heeft gebruikt of heeft misbruikt door het opstellen van de verklaring.
De KNHS valt enkel te verwijten dat zij die verklaring aan een derde heeft
verstrekt. Dat de KNHS heeft gehandeld in strijd met een wettelijke plicht, is
evenmin aan de orde. Hooguit zou kunnen worden geoordeeld dat de KNHS heeft
gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk
verkeer betaamt. Daarvan is echter evenmin sprake blijkens het hierna volgende.
De KNHS heeft haar beslissing gegrond op
het bepaalde in artikel 5 van de Statuten en op artikel 10 van het
Licentiereglement. In beide artikelen is echter slechts een algemene
gedragsregel opgenomen, te weten het bevorderen van de belangen van de KNHS
en/of de paarden- en ponysport, althans het niet schaden van die belangen, en
het door gedrag, handelen of uitlaten niet in strijd handelen met de statuten
en reglementen van de KNHS. Dat de belangen van de KNHS en/of de paarden- en
ponysport geschaad zijn door de handelwijze van [eiser] is onvoldoende gesteld
en gebleken.
Daarnaast beroept de KNHS zich er thans
echter op dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met artikel 9 lid 1 sub d van
het Tuchtreglement waarin staat dat sprake is van een overtreding als een lid
zich jegens een ander lid in strijd gedraagt met hetgeen door de redelijkheid
en billijkheid wordt verlangd. Te dien aanzien heeft het volgende te gelden. Weliswaar heeft de KNHS dit artikel niet
expliciet als grondslag genoemd voor haar beslissing om de licentie in te
trekken, evenwel valt uit de onderbouwing van die beslissing wel af te leiden
dat de KNHS als belangrijkste reden voor haar beslissing noemt dat het
noodzakelijk is voor een jurylid om goed te kunnen samenwerken en integer te
zijn richting de collega juryleden. Bovendien noemt de KNHS in haar brief van 4
maart 2014 wel dat [eiser] door gedrag, handelen of uitlatingen in strijd
handelt met de statuten en de reglementen van de KNHS. Vastgesteld wordt dat de
verklaring van [eiser] als diffamerend jegens [naam B] moet worden beschouwd.
[eiser] uit zich immers in die verklaring in zeer negatieve zin over [naam B] ,
zonder die uitlatingen op enige wijze te onderbouwen. Dit kan in de gegeven
omstandigheden en in de relatie tussen collega juryleden niet anders worden
opgevat dan gedrag in strijd met hetgeen door de redelijkheid en billijkheid
wordt verlangd.
De KNHS heeft daarnaast gesteld dat
[eiser] zijn klachten over het functioneren van [naam B] zelf in de
openbaarheid heeft gebracht door de publiciteit te zoeken. De publicaties in de
Paardenkrant van 18 juni 2014 onder de kop “ [eiser] moet steun aan
Stal [naam A] met intrekking jurylicentie bekopen” en in horses.nl van
20 juni 2014 onder de kop “Tuigpaardrijders mogen hun mening overjuryleden uiten” dateren echter van enige maanden na het nemen van de
beslissing door de KNHS zodat, zelfs indien juist is dat [eiser] de
openbaarheid heeft gezocht – hetgeen door hem wordt betwist – het zoeken van de
publiciteit niet ten grondslag kan hebben gelegen aan de beslissing van de KNHS
om de licentie in te trekken.
Enerzijds
heeft de KNHS dus gehandeld zonder de gebruikelijke procedurele
rechtvaardigheid jegens [eiser] in acht te nemen, anderzijds heeft [eiser]
gehandeld in strijd met artikel 9 lid 1 sub d van het Tuchtreglement.
Doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag of de reactie van de KNHS –
intrekking van de licentie en het weigeren die opnieuw te verlenen – gelet op
het gedrag van [eiser] in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer
betaamt, is dat de KNHS in haar brief van 4 maart 2014 de mogelijkheid heeft
opengehouden om terug te komen van haar beslissing om de licentie met onmiddellijke
ingang in te trekken. Daartoe was volgens de KNHS in ieder geval een gesprek
noodzakelijk waarin [eiser] nog een keer zijn verklaring nader zou toelichten.
Tussen partijen heeft weliswaar een gesprek plaatsgevonden maar in dat gesprek
– door de KNHS onbetwist gesteld – en in de reactie op de intrekking van de
licentie heeft [eiser] er geen blijk van gegeven in te zien dat zijn verklaring
diffamerend was jegens [naam B] . Hij verwijt de KNHS slechts dat zij de
verklaring heeft verstrekt aan [naam B]. Om echter in het vervolg met andere
juryleden, onder wie [naam B] , te kunnen blijven samenwerken, is het
noodzakelijk dat [eiser] inziet dat zijn verklaring de grenzen van de
betamelijkheid ver te buiten ging en dat hij aan de KNHS liet weten op welke
wijze hij weer met [naam B] zou kunnen samenwerken. Daartoe is des te meer
aanleiding nu de KNHS onbetwist heeft gesteld dat zij de gewoonte heeft om
deelnemers aan wedstrijden in de Aangespannen Sport door drie onderling
samenwerkende juryleden te laten beoordelen. De KNHS heeft voorts onbetwist
gesteld dat zij een goed stappenplan van [eiser] verwachtte voor zijn terugkeer
in het veld en dat zij hem daarbij hulp heeft aangeboden. [eiser] heeft niet
gesteld, terwijl ook niet is gebleken, dat hij een voorstel tot samenwerking
heeft gedaan of een stappenplan heeft opgesteld, of zelfs maar tot het besef is
gekomen dat enige actie van zijn kant vereist is om zijn functioneren als
jurylid (weer) mogelijk te maken. Door enkel te blijven volhouden dat de KNHS
de verklaring niet had mogen overleggen aan [naam B] , heeft [eiser] een
terugkeer als jurylid en dus een (hernieuwde) verstrekking van de licentie
geblokkeerd. Onder die omstandigheden wordt geoordeeld dat geen sprake was van
onrechtmatig handelen door de KNHS en dat er geen aanleiding bestaat om het
besluit te (doen) vernietigen en te bepalen dat een nieuwe licentie moet worden
verstrekt. De vorderingen van [eiser] zullen derhalve worden afgewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten