De feiten
Gedaagde is eigenaar van de [naam stal] , een eenmanszaak. Hier worden paarden en
ezels gefokt en gehouden.
Op 27 april 2012 is eiseres, het latere slachtoffer , destijds 15 jaar, samen met haar tante en haar oudere nicht [nicht
eiseres] (hierna: [nicht eiseres] ), die tevens haar paardrij-instructrice is,
naar [naam stal] gegaan.
[nicht eiseres] was
voornemens bij [naam stal] twee pony’s aan te schaffen. Ter beoordeling van de
wellicht aan te kopen pony’s was het mogelijk om een proefrit te maken. Omdat
het de bedoeling was dat ook het slachtoffer op een eventueel geschikte pony zou gaan rijden
tijdens de rijlessen, stelde [nicht eiseres] voor dat het
slachtoffer een proefrit zou maken.
Het slachtoffer is een ervaren ponyrijdster, die in 2011 kampioen
dressuur NRPS (Nederlands Rijpaarden Pony Stamboek) is geworden. In 2012 was
zij kampioen dressuur KNHS (Koninklijke Hippische Sport Federatie)
dressuurklasse M1.
Het slachtoffer is op de [naam pony] (hierna: de pony) gaan
zitten en gaan stappen. Op enig moment is de pony gaan galopperen en vervolgens
abrupt naar links afgeweken waardoor het slachtoffer van de pony is geworpen. Als gevolg hiervan heeft
zij een heupfractuur rechts, een sleutelbeenfractuur links en ribfracturen
opgelopen.
Het slachtoffer heeft vijftien dagen in de Isalakliniek in Zwolle
gelegen, waaronder op de intensive care in verband met een klaplong, met
vervolgcontroles in Nijmegen (Sint Maartenskliniek en CWZ). In de rechterheup
is osteosynthesemateriaal geplaatst, dat in april 2013 is verwijderd. Tevens
kreeg het slachtoffer fysiotherapeutische behandelingen.
De conceptrapportage
van 8 juni 2015 opgesteld door dr. A.J.F. Hosman en prof. dr. A. van Kampen,
orthopedisch chirurgen (hierna: de deskundigen), vermeldt onder meer het
volgende:
“SAMENVATTING
Op basis van de
anamnese, lichamelijk onderzoek aangevuld met de bijgeleverde bescheiden,
röntgendiagnostiek en diverse scoringsformulieren kan gesproken worden over een
restloos genezen claviculafractuur en een chirurgisch behandelde en
geconsolideerde heupfractuur rechts. Betrokkene geeft aan geen klachten te
ondervinden, behoudens tijdens hardlopen. Het beenlengteverschil van [betrokkene]kan adequaat worden gecorrigeerd
door middel van een zoolverhoging van twee centimeter.”
De deskundigen hebben
het percentage invaliditeit op 0% gesteld.
Bij brief van 19 juni
2015 heeft de medisch adviseur van het slachtoffer in reactie op de conceptrapportage aan de
deskundigen het volgende geschreven:
“(…) Graag wil ik u
nog een aantal aanvullende vragen voorleggen. U komt in uw expertise tot de
conclusie dat sprake is van een beenlengteverschil van 2 cm ten nadele van
rechts en dat een b.i.-percentage niet aan de orde is. Volgens AMA 5 leidt een
beenlengte van 2 cm tot een b.i.-percentage van 2-3% gehele persoon. Wellicht
is dit in AMA 6 niet goed terug te vinden, echter het zou mijns inziens erg
vreemd zijn indien dit substantiële beenlengteverschil nu plotseling niet meer
tot b.i. zou leiden. Zou u deze uitkomst kunnen heroverwegen?
Tevens wordt
geconcludeerd dat sprake is van een geringe varusstandafwijking van de
rechterheup ten opzichte van de contralaterale zijde. Zou u deze varusafwijking
in maat en getal kunnen specificeren en ook hiervoor eventueel een passend
b.i.-percentage berekenen?
Tevens verneem ik
graag hoe u het risico van vervroegde arthose van de rechter knie inschat in
verband met de geringe varusstandafwijking van de rechterheup?
(…)”
De vordering
Het slachtoffer vordert dat de rechtbank voor recht zal verklaren
dat Gedaagde
aansprakelijk is voor de door het slachtoffer geleden en nog te lijden materiële en immateriële
schade als gevolg van het pony-ongeval van 27 april 2012, welke schade nader
zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet,
Het slachtoffer legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond
van de vaststaande feiten het volgende ten grondslag.
Gedaagde is
aansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW. De ‘lancering’ van het slachtoffer is het gevolg van de eigen energie
van de pony. Uit de overgelegde verklaringen blijkt niet van
‘risicoaanvaardend’ gedrag van het slachtoffer . Er is
geen sprake van eigen schuld. De exoneratie ‘betreden op eigen risico’ heeft het slachtoffer niet gezien en is haar voorafgaand aan de
toestemming om de pony te berijden niet getoond. Bovendien is het beding
onredelijk bezwarend en op grond van de wet vernietigbaar. De overige omstandigheden, waaronder het feit
dat Gedaagde
een commercieel belang had bij de proefrit, maken dat Gedaagde is gehouden om 100% van de schade te vergoeden.
Gelet op de vaststaande aansprakelijkheid is een voorschot van € 15.000,00 op
de schade een redelijk bedrag. De schadestaat van november 2014 eindigt op een
totaalbedrag van € 7.360,15.
Het verweer
Gedaagde concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren
vonnis de vordering van het slachtoffer zal afwijzen, met veroordeling van het slachtoffer in de
kosten van de procedure, waaronder het salaris van de advocaat en de nakosten.
Gedaagde voert de volgende verweren.
Aan het slachtoffer is met
betrekking tot de pony verteld dat het een vrij onervaren zadelmakke pony van
vier jaar was en dat de hulpen zorgvuldig gebruikt moesten worden. De pony is
zonder problemen voorgereden door een stagiaire en bleef rustig. Nadat het slachtoffer op de pony
was gaan zitten en duidelijk uitleg had gekregen over de wijze van berijden,
heeft het slachtoffer aanvankelijk aan de longe gestapt en gedraafd. Daarna is de longeerlijn
eraf gegaan. Op een gegeven moment heeft het
slachtoffer de pony laten schrikken
door te veel been te geven. De pony ging hierdoor steeds harder draven en in
strijd met de instructies heeft het slachtoffer , met de handen te hoog, de teugels strak
aangetrokken. De pony ging vervolgens in galop, met als gevolg dat het slachtoffer met haar
benen de pony nog meer omklemde. Het
gedrag van het
slachtoffer heeft ertoe geleid dat ze van de pony is
gevallen, en dus niet de eigen energie van de pony. Gedaagde is niet aansprakelijk. Subsdiair voert Gedaagde aan dat de zichtbare borden met ‘Betreden op
eigen risico’ een exoneratie inhouden. Voor zover het
slachtoffer deze borden met de voor
haar begrijpelijke tekst niet heeft gezien, komt dat voor haar risico. Omdat Gedaagde zich getracht
heeft te verzekeren, maar gebleken is dat dit niet mogelijk was, is de
exoneratie niet onredelijk bezwarend. Voor zover eigen energie van de pony zou
worden aangenomen, beroept Gedaagde zich (met verwijzing naar NJ 2004, 405) op eigen
schuld van het slachtoffer , zodat hij gegeven een aantal omschreven
omstandigheden slechts tot maximaal 30% van de schade aansprakelijk gehouden
kan worden. Voorts heeft Gedaagde bezwaar gemaakt tegen een aantal concrete
schadeposten.
De beoordeling
In geschil is het
antwoord op de vraag of, en in welke mate, Gedaagde aansprakelijk is voor het aan het slachtoffer overkomen
ongeval. het slachtoffer heeft haar vordering gegrond op artikel 6:179 BW, omdat zij volgens haar
als gevolg van de eigen energie van de pony uit het zadel is geworpen. Het
meest verstrekkende verweer van Gedaagde is dat hij aansprakelijkheid bij voorbaat heeft
afgewend door zichtbare borden waarop is vermeld “Betreden op Eigen Risico”.
Voorts betwist Gedaagde aansprakelijk te zijn en voert hij aan dat geen sprake is geweest van
eigen energie van de pony, maar dat het slachtoffer het in strijd met de gegeven instructies te veel
been heeft gegeven en de handen te hoog heeft gehouden, waardoor de pony is
geschrokken en ervandoor is gegaan. Bovendien had het
slachtoffer als reactie op het
versnellen van de pony deze in de volte moeten dwingen en niet tegen de bakrand
moeten zetten wat een soort laatste redmiddel is.
Exoneratiebeding
Wat betreft het
exoneratiebeding heeft het slachtoffer aangevoerd dat zij geen borden heeft gezien en
dat haar voorafgaand aan de proefrit hierover niets is gezegd. Ingeval zij het
bord wel zou hebben gezien, voert het slachtoffer aan dat zij de strekking van tekst gelet op haar
leeftijd niet kon begrijpen. Tot slot beroept het
slachtoffer zich op de
vernietigbaarheid van het exoneratiebeding.
De rechtbank overweegt
het volgende. Gedaagde heeft zijn stelling dat het slachtoffer de borden met de exoneratie heeft gezien niet
onderbouwd. Vaststaat dat het slachtoffer niet in de stal is geweest waar haar nicht het
gesprek heeft gevoerd, maar alleen buiten heeft rondgekeken. De door Gedaagde overgelegde
kopiefoto (productie 1 bij conclusie van antwoord) toont een op een staldeur
bevestigde tekst met: “Wij stellen ons niet aansprakelijk voor ongevallen in
de paddock, de weide, de stallen en op het terrein (noch tijdens de
buitenritten)” en de tekst “ivm de hengsten schuifdeur
sluiten!” Dat het slachtoffer hier is geweest, heeft Gedaagde niet gesteld. Evenmin heeft hij aangevoerd dat
ook op andere plaatsen de exoneratie kenbaar is gemaakt. Derhalve staat niet vast dat het slachtoffer deze tekst heeft kunnen zien. Niet
betwist is dat het slachtoffer over de
uitsluiting van aansprakelijkheid niet is geïnformeerd voorafgaand aan de
proefrit. Zelfs als zij de tekst had gezien, is een terechte vraag of een
15-jarige de juridische strekking hiervan had moeten begrijpen. Zelfs als
daarvan zou worden uitgegaan, brengt artikel 6:237 aanhef en onder f BW mee dat
het slachtoffer zich op de vernietigbaarheid van
het exoneratiebeding kan beroepen. Immers, dit artikel bepaalt dat een in algemene voorwaarden voorkomend
beding dat de gebruiker of een derde geheel of gedeeltelijk bevrijdt van een
wettelijke verplichting tot schadevergoeding, vermoed wordt onredelijk
bezwarend te zijn. Het is aan de gebruiker van de algemene voorwaarden, in dit
geval Gedaagde, om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit
het tegendeel volgt. Gedaagde heeft gesteld dat de exoneratie niet onredelijk
bezwarend is, omdat is gebleken dat het niet mogelijk was om zich voor het
risico van ongevallen te verzekeren.
Dit argument is niet
valide. Dat Gedaagde niet (b)lijkt te zijn verzekerd voor het risico van ongevallen is, naar
het zich thans laat aanzien, een onbedoelde omstandigheid die volgens Gedaagde te wijten is aan
zijn tussenpersoon. Voor het risico van ongevallen kan wel degelijk een
verzekering worden afgesloten. Andere feiten en omstandigheden heeft Gedaagde niet gesteld,
zodat heeft te gelden dat het beding onredelijk bezwarend is en het slachtoffer zich op
vernietigbaarheid kan beroepen.
Aansprakelijkheid
De door Gedaagde in dit verband gevoerde verweren, die inhouden
dat geen sprake is van verwijtbaarheid en onzorgvuldigheid van zijn kant,
worden gepasseerd. De aansprakelijkheid
in kwestie is niet gebaseerd op onzorgvuldigheid, maar op het feit dat het
risico dat schuilt in de eigen energie van de pony voor rekening van Gedaagde komt
krachtens artikel 6:179 BW.
Voor de beoordeling
van de aansprakelijkheid van Gedaagde zijn de volgende feiten en omstandigheden
relevant. De destijds 15-jarige het slachtoffer was bij [naam stal] , omdat haar nicht en tevens
paardrij-instructrice [nicht eiseres] belangstelling had voor de aanschaf van
een tweetal pony’s. [nicht eiseres] vond het leuk om ook een jonge pony uit te
proberen. Op het moment dat de vierjarige pony in de bak werd bereden door een
stagiaire, vroeg [nicht eiseres] aan het slachtoffer of zij een proefrit wilde maken. Dat wilde ze
wel. De stagiaire ging akkoord en zij verzocht het
slachtoffer eerst haar sporen uit te
doen die ze nog aan had vanwege eerdere paardrij-activiteiten die dag.
Vervolgens heeft de stagiaire volgens de eigen verklaring van het slachtoffer gezegd dat
ze rustig moest opstappen, rustige beenhulpen moest geven en de handen laag
houden. De stagiaire en het slachtoffer hadden afgesproken dat als het goed zou gaan, de
longe op een teken van het slachtoffer eraf mocht. Na het opstappen heeft het slachtoffer vijf
minuten rustig aan de longe gestapt en voltes gereden. Nadat de longe was
losgemaakt, is het slachtoffer gaan stappen op de hoefslag en gaan aandraven.
Toen besloot het slachtoffer de diagonaal in te zetten om van hand te
veranderen. Voor het inzetten van de diagonaal zijn hulpen nodig, evenals voor
het van hand veranderen. Halverwege de diagonaal heeft de pony het op een lopen
gezet en is in volle galop gegaan, waarna de pony door plotseling naar links af
te slaan het slachtoffer uit het zadel heeft geworpen met als gevolg dat zij tegen de paal van het
hekwerk is terecht gekomen. het slachtoffer heeft nog verklaard dat op het moment dat de pony
de galop inzette, er helemaal niets gebeurde in de zin van plotselinge geluiden
en dergelijke. Over de rijstijl van het slachtoffer heeft [nicht eiseres] verklaard dat zij altijd
met de handen redelijk hoog rijdt.
Uit het feitencomplex
blijkt dat de meest waarschijnlijke oorzaak van het ongeval is gelegen in de
combinatie van het geven van de beenhulpen om van hand te veranderen met
mogelijk iets hoog gehouden handen, en de reactie hierop van de nog jonge pony
die zich niet meer liet corrigeren. Het is aannemelijk dat het sneller draven
van de pony bij het slachtoffer als reactie een steviger zit heeft gegeven
waardoor de pony extra is gestimuleerd en is gaan galopperen. Hiermee heeft
zich het risico verwezenlijkt dat in de eigen energie van de pony schuilt en
het onberekenbare element dat daarin is gelegen. De stelling van Gedaagde dat geen sprake is van eigen energie van de pony
maar dat het slachtoffer door haar manier van rijden het
ongeval zelf heeft veroorzaakt, gaat voorbij aan het feit dat de pony
oncontroleerbaar en daarmee onberekenbaar is geworden. Gedaagde is
derhalve jegens het slachtoffer
aansprakelijk op grond van artikel 6:179 BW. Vervolgens is de vraag in hoeverre sprake is van aan het slachtoffer toe te
rekenen omstandigheden die mede de schade tot gevolg hebben gehad.
Eigen schuld
Vertrekpunt voor de
beoordeling van de eigen schuld van het slachtoffer ontleent de rechtbank aan het arrest van de Hoge
Raad van 25-10-2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE7010).
“3.4 Indien degene
die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar
gedrag van het paard als door het Hof bedoeld, is het enkele feit dat de
benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar,
dus krachtens een overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te
rechtvaardigen dat de uit art. (…) 6:179 BW voortvloeiende aansprakelijkheid
van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die
reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder
ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de
overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval.”
De Hoge Raad vervolgt:
“3.5 Een en ander
is niet anders indien het paard door de eigenaar aan de berijder ter beschikking
is gesteld in het kader van een door of onder verantwoordelijkheid van de
eigenaar gegeven paardrijles. Wel zal in die situatie in gevallen waarin, zoals
hier, ervan moet worden uitgegaan dat noch aan de benadeelde noch aan de
eigenaar enige onzorgvuldigheid te verwijten is, uit aard en strekking van de
overeenkomst in de regel voortvloeien dat het onberekenbare gedrag van het
paard, dat immers in het kader van deze overeenkomst niet onverwacht is, in
zoverre voor risico van de berijder is en aan hem moet worden toegerekend, dat
de schade deels voor zijn rekening moet blijven. Het is echter afhankelijk van
de inhoud van de overeenkomst en de verdere omstandigheden van het geval in
hoeverre de vergoedingsplicht van de eigenaar dan moet worden verminderd door
de schade over beide partijen te verdelen.”
Anders dan in de aan
de Hoge Raad voorgelegde casus is geen sprake van een overeenkomst op grond
waarvan de pony aan het slachtoffer ter beschikking is gesteld in het kader van een
onder verantwoordelijkheid van de eigenaar gegeven paardrijles. het slachtoffer was aanwezig
op [naam stal] omdat haar nicht [nicht eiseres] , die paardrij-instructrice is
van het slachtoffer , een afspraak had om pony’s te bekijken om eventueel aan te kopen en het slachtoffer dan een
proefrit kon maken. De pony is feitelijk tijdelijk aan het
slachtoffer toevertrouwd, waarbij
door een stagiaire het slachtoffer als instructie is meegegeven dat ze rustig moest
opstappen, rustige beenhulpen moest geven en de handen laag moest houden.
Gesteld noch gebleken is dat aan het slachtoffer is gezegd dat zij de proefrit moest beperken tot
stap en draf. Het feit dat het slachtoffer van hand is gaan veranderen is geen
ongebruikelijke oefening. Gesteld noch gebleken is dat het
slachtoffer bij het berijden van de
pony zichtbaar te veel been heeft gegeven bij de hulpen. [nicht eiseres] heeft
verklaard dat het een sensibele maar eerlijke pony was. Omdat de eigen NRPS
pony van het slachtoffer ook sensibel was, voorzag [nicht eiseres] geen probleem. Het feit dat
[nicht eiseres] aan het slachtoffer voorstelde om een proefrit te maken, maakt dat het slachtoffer zich niet
hoefde af te vragen of het eigenlijk wel verantwoord was om op de onervaren
jonge pony te gaan rijden, mede in aanmerking genomen haar eigen vaardigheden
op het gebied van dressuur. In 2011 en
2012 was het
slachtoffer dressuur kampioen geworden in haar klasse. Anderzijds
kan, juist door de ervaring van het slachtoffer , niet
worden gezegd dat het slachtoffer niet op
de hoogte was van de risico’s die verbonden zijn aan het rijden op een
onervaren jonge pony. Deze omstandigheid rechtvaardigt dat het onberekenbare
gedrag van de pony, dat immers niet onverwacht is, in zoverre voor risico van het slachtoffer komt en aan haar kan worden toegerekend, zodat de
schade deels voor haar rekening moet blijven. Mede gelet op de aard van de
feitelijke situatie, een proefrit in het kader van mogelijke aankoop van een
pony door een familielid bepaalt de rechtbank het voor risico van het slachtoffer komende deel op 33%.
Vervolgens is de vraag
of de billijkheid eist dat een andere verdeling plaatsvindt of dat de
vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft. Vooropgesteld wordt dat
beide partijen van het ongeval als zodanig geen enkel verwijt valt te maken.
Het beroep van het slachtoffer op de ernst van het letsel wordt gepasseerd. De
rechtbank wil zeker de opname en medische behandeling van het slachtoffer niet
bagatelliseren, maar dit kan worden verdisconteerd in de immateriële
schadevergoeding. Een wijziging van het aansprakelijkheidspercentage is
gerechtvaardigd bij ernstig letsel dat gevolgen heeft als blijvende
invaliditeit met repercussies voor verschillende schadecomponenten. Daarvan is
hier niet gebleken. Op grond van de conceptrapportage van de deskundigen is de
verwachting dat het slachtoffer geen blijvende gevolgen heeft overgehouden aan
haar val, behoudens een beenlengteverschil van 2 cm dat zich laat corrigeren
met een hakverhoging en zal resulteren in een percentage blijvende invaliditeit
van 2 à 3% zoals de medisch adviseur van het slachtoffer terecht heeft opgemerkt. Inmiddels is het slachtoffer al weer
aan het paardrijden en heeft zij haar andere activiteiten weer kunnen oppakken.
Het beroep van het slachtoffer op het
feit dat het gaat om een proefrit in het kader van de aankoop van een pony is
reeds bij de aard van de feitelijke situatie meegenomen. Daarbij komt dat de
omstandigheid dat haar nicht, tevens paardrij-instructrice, haar voorstelde om
een proefrit te maken in de risicosfeer van het
slachtoffer ligt en niet aan Gedaagde kan worden
toegerekend.
Tot slot heeft Gedaagde in het
kader van de billijkheidscorrectie een beroep gedaan op het ontbreken van een
verzekering. Dit beroep wordt niet gehonoreerd. Op dit moment is niet duidelijk
wat precies de verzekeringssituatie is van Gedaagde . Hij stelt aan zijn tussenpersoon opdracht te
hebben gegeven om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. In de
stukken bevindt zich een e-mailbericht d.d. 21 november 2014 van ASR (productie
5 bij dagvaarding) waarin is bevestigd dat geen dekking bestond ten tijde van
het ongeval. Voor zover dit juist zou zijn, zou Gedaagde mogelijk zijn tussenpersoon voor het ontbreken
van dekking aansprakelijk kunnen stellen. Gelet op deze onduidelijkheid kan
deze omstandigheid thans niet ten voordele van Gedaagde meewegen in de billijkheidscorrectie.
De conclusie op grond van het voorgaande is dat Gedaagde voor 67% aansprakelijk is voor het aan het slachtoffer overkomen ongeval en dat 33% voor eigen rekening
van het slachtoffer blijft.
De beslissing
De rechtbankverklaart
voor recht dat Gedaagde voor 67% aansprakelijk is voor de door het
slachtoffer geleden en nog te lijden
materiële en immateriële schade als gevolg van het pony-ongeval van 27 april
2012, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet enveroordeelt
Gedaagde in
de proceskosten, aan de zijde van het slachtoffer tot op heden begroot op € 1.883,93,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten