De
feiten
De Arbitragecommissie gaat bij haar
overwegingen uit van de navolgende feiten en omstandigheden, welke naar het
oordeel van de Arbitragecommissie voldoende zijn komen vast te staan.
a. Mossaoui voetbalt sinds de winterstop van het
seizoen 2012/2013 bij STR en heeft vanaf dat moment een (oplopende)
maandelijkse betaling verkregen. Door SRT zijn ten behoeve van bedoelde
maandelijkse betalingen steeds loonstroken aan Mossaoui ter beschikking gesteld.
b. Bij app-bericht d.d. 19 februari 2016
heeft Mossaoui aan voorzitter Van Gogh bericht "Goedemorgen René, mijn tegenvoorstel is € 800,00 per maand, had het ook met Max erover en hij zegt dan denk ik
dat het beter is dat je dat bedrag
voor twee jaar afspreekt."
c. Bij e-mail d.d. 19 februari 2016
heeft Van Gogh aan Mossaoui onder meer het volgende geschreven: "Jouw voorstel is € 800,00 per maand, aanvullend met
"Alleen jij Bepaalt" en eventueel de training in het kader Challenge
010. Deze afspraken zouden dan gelden voor een overeenkomst voor twee seizoen.
Het bestuur heeft hier vanmorgen overleg over gehad, en ik kan je meedelen dat
wij gaan akkoord met jouw voorstel(..... ). Het is mijn bedoeling om onze
overeenkomst in de week van 29 maart wereldkundig te maken. Wij zullen het dan
gaan plaatsen op de website en onze social mediakanalen (twitter, Facebook,
lnstagram). Vind jij dit ook goed?"
d. Bij app-bericht van 11 maart 2016
heeft Van Gogh Mossaoui bericht als volgt: "Volgende
week wil ik het op de website zetten dat je blijft bij TPP, ben je het daarmee
eens?.
Op 12 maart 2016 heeft Mossaou Van Gogh
bericht: " OK is goed".
e. Op 16 maart 2016 heeft TPP Rotterdam
via social mediakanalen gemeld dat Mossaoui voor twee seizoenen bij bedoelde
vereniging zou (blijven) voetballen.
f. Eind april, begin mei 2016 heeft
Zaalvoetbalvereniging Hovocubo via social mediakanalen gemeld dat Mossaoui het
seizoen 2016/2017 aldaar zou spelen.
g. Op 1 mei 2016 heeft de heer Van Gogh
Mossaoui middels app bericht met betreffend bericht geconfronteerd.
Standpunt van partijen
STR
heeft zakelijk weergegeven gesteld dat tussen STR en Mossaoui een mondelinge
arbeidsovereenkomst is gesloten voor de seizoenen 2016/2017 en 2017/2018,
waarna is gebleken dat Mossaoui de overeenkomst niet wenste na te komen en bij een andere
zaalvoetbalvereniging gaat spelen. STR stelt aanspraak te kunnen maken op een
vergoeding door Mossaoui aan STR te voldoen van € 28.804,56, zijnde het salaris
dat Mossaoui in de contractperiode zou gaan verdienen, vermeerderd met de
werkgeverslasten.
Mossaoui stelt dat voor zover tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst hij
voor onbepaalde tijd in dienst is. Voorts heeft hij gesteld dat de situatie bij
de club na het bereiken van mondelinge overeenstemming wijzigde en van belang
zijnde sterkhouders van het team alsmede de coach - in tegenstelling tot
hetgeen de club hem had voorgehouden - bij de club gingen vertrekken. Verder
stelt Mossaoui dat hij zich bij zijn huidige werkgever sportief en financieel
verbetert.
Beoordeling van het geschil
Met
STR meent de Arbitragecommissie dat voor zover tussen STR en Mossaoui een
overeenkomst voor de seizoenen 2016/2017 en 2017/2018 tot stand is gekomen,
deze overeenkomst (ook) is aan te merken als een arbeidsovereenkomst. STR zou loon zijn verschuldigd terwijl Mossaoui persoonlijk de
arbeid diende te verrichten onder werkgeversgezag van STR. STR is in de
achterliggende jaren in de verhouding tot Mossaoui ook steeds van uitgegaan van
een arbeidsovereenkomst tussen partijen en heeft Mossaoui ook maandelijkse
loonstroken ter beschikking gesteld.
Uit het e-mailverkeer tussen Mossaoui en
Van Gogh is naar het oordeel van de Arbitragecommissie afdoende komen vast te
staan dat partijen op 19 februari 2016 overeenstemming hebben bereikt over de
verlenging van de arbeidsovereenkomst gedurende twee seizoenen onder
verbetering van de arbeidsvoorwaarden van Mossaoui.
Gelet op het thans vigerende wettelijk
kader wordt de verlengde
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geacht van rechtswege voor onbepaalde
tijd te gelden indien tussen partijen meer dan drie arbeidsovereenkomsten
zijn gesloten (tenzij die elkaar hebben opgevolgd met een tussenpoos van meer
van 6 maanden) en/of in het geval de verlengde arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde tijd een periode van 24 maanden hebben overschreden.
Partijen hebben ter zitting verklaard
dat Mossaoui sinds de winterstop 2012/2013 voor STR speelt en loon ontvangt.
Het bestuur van TPP is in 2014 afgetreden. Voor het seizoen 2014/2015 heeft het
nieuwe bestuur met Mossaoui nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken gemaakt.
Hoe ook bezien, maakt zulks dat bij het
maken van de afspraak op 19 februari 2016 rechtens tussen partijen reeds een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van kracht is geworden. Zulks is ook
zijdens STR uitdrukkelijk ter zitting erkend.
De
Arbitragecommissie realiseert zich dat het van rechtswege ontstaan van
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zich niet verhoudt met de in de
voetbalwereld gevoelde werkelijkheid van het gedurende één of meerdere
seizoenen contracteren, maar moet vaststellen dat behoudens de gevallen
waarvoor de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
24 juni 2015 (2015-00001598667) geldt, ook voor werknemers in de sportsector
het reguliere arbeidsrechtelijke kader van kracht is.
Bedoelde ministeriële regeling bepaalt
dat voetbalspelers die als contractspeler geregistreerd staan bij Sectie
Betaald Voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond voor deelname aan
de herencompetities van de Sectie Betaald Voetbal van het onder punt 10
bedoelde arbeidsrechtelijke kader zijn uitgezonderd. Tussen partijen is niet in
geschil dat Mossaoui niet als contractspeler geregistreerd staat bij de Sectie
Betaald Voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond, zodat bedoelde
uitzondering hier niet van toepassing is.
Voorts geldt dat niet is gesteld of
gebleken dat op de arbeidsverhouding tussen STR en Mossaoui een CAO van
toepassing is. In een CAO kan op bedoeld wettelijk kader een zekere
uitzondering worden gemaakt.
Uitgaande
dat tussen partijen de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt, geeft
dat Mossaoui de mogelijkheid steeds de arbeidsovereenkomst met inachtneming van
een opzegtermijn van een maand te beëindigen, tenzij een langere opzegtermijn
schriftelijk is bedongen. In casu is geen langere opzegtermijn schriftelijk
vastgelegd.
Gelet op hetgeen ter zitting is
gewisseld, houdt de Arbitragecommissie het erop dat in mei 2016 STR heeft
begrepen - ook van Mossaoui- dat hij per 1 juli 2016 zijn werkzaamheden niet
zou voortzetten.
Nu in de tussenliggende periode naar het
oordeel van de Arbitragecommissie de opzegtermijn is versteken, heeft Mossaoui
de arbeidsovereenkomst niet onregelmatig opgezegd en is hij, anders dan STR
kennelijk stelt, niet de gefixeerde schadeloosstelling zoals bedoeld in artikel
7:672 lid 10 BW aan STR verschuldigd. Hoewel de Arbitragecommissie begrip
heeft voor het standpunt van STR dat in de voetbalwereld per seizoen wordt
gecontracteerd, ziet de Arbitragecommissie derhalve vanuit het arbeidsrecht in het onderhavige geval geen
aanknopingspunt aan STR de gefixeerde schadeloosstelling toe te kennen.
De
Arbitragecommissie acht het echter niet uitgesloten dat - onder omstandigheden
-een voetbalclub aanspraak zou kunnen maken op een schadevergoeding ingeval
sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een speler of
trainer (betreffende speler of trainer dus arbeidsrechtelijk de mogelijkheid
heeft om met inachtneming van een verhoudingsgewijs korte opzegtermijn de
arbeidsovereenkomst te beëindigen) en betreffende speler/trainer de door hem
gedane uitdrukkelijke toezegging zich één of meer seizoenen aan de voetbalclub
te verbinden, niet nakomt.
Naar het oordeel van de
Arbitragecommissie zal alleen in bijzondere (uitzonderings)gevallen aan een schadevergoeding
kunnen worden toegekomen.
In casu heeft STR onvoldoende
aannemelijk gemaakt dat zij concrete schade heeft geleden als gevolg van het vroegtijdige
vertrek van Mossaoui. STR heeft volstaan met de verwijzing naar het toekomstige
loon van Mossaoui, doch zulks is naar het oordeel van de Arbitragecommissie niet
als een schadepost te beschouwen. STR heeft haar schade niet verder toegelicht of
onderbouwd.
Een en ander maakt dat
de vordering van STR zal worden afgewezen, onder veroordeling van STR in de kosten
van de KNVB.
Rechtdoende als goede
mannen naar billijkheid
Wijst af de vordering van
verzoekster en veroordeelt verzoekster in de kosten aan de zijde van de KNVB begroot
op € 450,00 en aan de zijde van Mossaoui op nihil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten