De
feiten
Slachtoffer X reed op 8 mei 2015 (twee
dagen voor haar vijftiende verjaardag) in haar eigen kart, een zogenaamde
minimax. Zij was een ervaren kartster en kende het kartcircuit goed. Zij was
lid van de kartschool en reed ook wedstrijden. Karter Y was ten tijde van het
ongeval 20 jaar oud, had wel eens eerder gekart maar reed die middag voor het
eerst op het kartcircuit van Kombikart in Eindhoven.
Na enkele ronden te hebben gereden
raakte karter Y van de baan af. Dit gebeurde in de chicane (S-bocht) van het
circuit. Op het moment dat karter Y vanaf de rechterkant de baan weer opreed
werd hij aangereden door Slachtoffer X . Zij reed met een snelheid van ongeveer
70 km per uur. Zij zag de kart van karter Y pas staan een enkel ogenblik voor
de botsing en kon toen niets meer doen om het ongeval te voorkomen. Slachtoffer
X is met haar kart tegen het linker voorwiel van de kart van karter Y gereden,
waardoor haar kart werd gelanceerd, over de kop ging en een stuk verderop in de
berm terechtkwam en in brand raakte. Slachtoffer X viel hierbij uit de kart. Slachtoffer X had na het ongeval een dubbele
klaplong, een gebroken linker sleutelbeen, diverse gekneusde en gebroken
ribben, kneuzingen in haar bekken, en de linkerkant van haar lichaam was zeer
pijnlijk, zat vol blauwe plekken en schaafwonden. Ook haar linkerhand was erg
pijnlijk. Karter Y heeft bij het ongeval geen letsel opgelopen.
De
vordering
Slachtoffer X stelt zowel karter Y als
de kartschool aansprakelijk voor de schade.
Oordeel
rechtbank
Aansprakelijkheid karter Y
Het staat vast dat het ongeval is
veroorzaakt doordat karter Y terug het circuit is opgereden juist op het moment
dat Slachtoffer X daar aan kwam rijden. De vraag is nu kort gezegd of karter Y
, door het circuit op te rijden op de manier waarop hij dat heeft gedaan,
onrechtmatig heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW. De ouders van
Slachtoffer X stellen dat karter Y gevaarlijk en daarom onrechtmatig heeft
gehandeld en beroepen zich in dit verband op de criteria zoals door de Hoge
Raad gegeven in het zogenaamde Kelderluikarrest van 5 november 1965
(ECLI:NL:HR:1965:AB7079).
De rechtbank is van oordeel dat
toepassing van deze criteria hier minder voor de hand ligt omdat het verwijt
aan karter Y niet zozeer ziet op het in het leven roepen of in stand laten van
een potentieel gevaarlijke (min of meer statische) situatie maar op het zich
gevaarlijk gedragen. Of het gedrag van karter Y als onrechtmatig is aan te
merken, moet als volgt worden beoordeeld. In het algemeen geldt dat niet elke
gedraging die kan leiden tot een ongeval ook onrechtmatig is. Een gedraging die
gevaar voor een ander kan opleveren is alleen dan onrechtmatig als de kans op
een ongeval (met letsel voor een ander) zo groot is, dat de persoon in kwestie
zich uit oogpunt van zorgvuldigheid daarvan had moeten onthouden (vergelijk
Hoge Raad 9 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1576, ‘zwiepende tak’ en Hoge Raad
28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2679, ‘Witmarsumer Merke’). Bij het beoordelen
of in een concreet geval aan dit criterium is voldaan, moet worden gekeken naar
de specifieke situatie waarin partijen zich hebben begeven en naar het gevaar
dat partijen in die situatie over en weer redelijkerwijs van elkaar konden en
mochten verwachten. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat deelnemers aan een
sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht
gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of
gedragingen waartoe die activiteit uitlokt, of die daarin besloten liggen, van
elkaar moeten verwachten (zie Hoge Raad van 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0300,
‘natrappen bij voetbal’ en het al eerder genoemde arrest ‘Witmarsumer Merke’
uit 2003). Als een deelnemer aan een sport of spel door zijn gedrag letsel
veroorzaakt bij een andere deelnemer, wordt dat gedrag daarom minder snel als
onrechtmatig aangemerkt dan als datzelfde gedrag buiten een sport- en
spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. In sport- en spelsituaties is dus
sprake van een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel. Partijen twisten over de
vraag of hier sprake was van een sport- en spelsituatie. karter Y meent van wel
en stelt dat hij in het vuur van het spel zo snel mogelijk de baan weer op
wilde. de ouders van Slachtoffer X meent dat karter Y, nadat hij de bocht was
uitgevlogen en naast de baan terecht was gekomen, geen deel meer uitmaakte van
de sport- en spelsituatie. Bovendien was er sprake van vrij rijden en ontbrak
het competitieve element, zo stelt de ouders van Slachtoffer X . De rechtbank
overweegt dat de verhoogde drempel voor aansprakelijkheid niet is opgehouden te
gelden zodra karter Y naast de baan terecht is gekomen. Karter Y , die de bocht
was uitgevlogen en de baan weer op wilde, maakte ook op het korte moment dat
hij met zijn kart naast de baan stond, nog altijd deel uit van de sport- en
spelsituatie (vergelijk Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2680,
‘Broere/Kegel’ en het eerdergenoemde arrest ‘Witmarsumer Merke’ van dezelfde
datum). Voorts geldt dat van een sport- en spelsituatie niet alleen sprake kan
zijn indien de activiteit plaatsvindt in wedstrijdverband. Ook bij zuiver
recreatieve activiteiten kan er reden zijn om een verhoogde drempel voor
aansprakelijkheid aan te nemen. Bij het vrij karten is overigens wel degelijk
sprake van een competitief element. De essentie van karten is toch om zo snel
mogelijk het circuit af te leggen. Tijdens het vrij rijden zullen mogelijk
minder risico’s worden genomen dan tijdens een wedstrijd, maar uit wat partijen
daarover naar voren hebben gebracht begrijpt de rechtbank dat ook deelnemers
aan het vrij rijden proberen zo snel mogelijk te rijden om hun rondetijden te
verbeteren of om een andere kart bij te houden of in te halen. Dat karter Y
buiten de baan was geraakt (en daar weer op probeerde te rijden om zijn ronde
af te maken) betekent niet dat hij niet langer deelnam aan het vrij rijden. De
rechtbank is daarom van oordeel dat de aansprakelijkheid van karter Y moet
worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf die geldt in sport- en
spelsituaties. Die maatstaf kan variëren naargelang de specifieke omstandigheden
van het geval. De aard en intensiteit van de activiteit speelt daarbij een
belangrijke rol want (om bij gemotoriseerde activiteiten te blijven) in
bijvoorbeeld deelname aan een motorcrosswedstrijd liggen nu eenmaal andere
gevaren besloten dan in deelname aan een wat rustiger activiteit zoals een
recreatieve snorfietstoertocht. Karter Y heeft over de toedracht van het ongeval
en de omstandigheden die middag het volgende verklaard. karter Y had een paar
keer eerder gekart maar reed die middag voor het eerst ‘semiprofessioneel’ op
het outdoor circuit in Eindhoven, op uitnodiging van een schoolvriend. Hij reed
in een kart van zijn vriend en droeg zijn eigen helm en crossbril. Bij aankomst
op het circuit heeft karter Y voor het gebruik van de baan betaald en werd een
label aan zijn kart bevestigd. Hem is niet gevraagd naar zijn kartervaring en
aan hem zijn door het personeel van de kartbaan geen instructies gegeven. De
instructies die op een bord bij de ingang hingen heeft hij niet gezien. Hij
keek hoe anderen reden. Na enkele ronden te hebben gereden is karter Y met zijn
kart gaan spinnen en raakte hij van de baan af. Dit gebeurde in de ‘chicane’
(S-bocht) van het circuit, waar een bocht van 90 graden naar links direct wordt
gevolgd door een zelfde bocht naar rechts. Hij kwam in het gras rechts van de
baan terecht en zijn kart kwam schuin/dwars in de bocht te staan, een positie
van waaruit hij direct terug de baan op kon rijden. karter Y wilde zo snel
mogelijk weer de baan oprijden. Voor hij dat deed keek hij naar links. Door de
helm en de bril die hij droeg, en de kuipstoel waarin hij zat en waarin hij
zich niet kon draaien, kon hij niet zo gemakkelijk naar achteren kijken als hij
dat zonder helm en bril in bijvoorbeeld de auto zou kunnen, maar de baan was
overzichtelijk en van links zag hij geen karts op korte afstand naderen.
Verderop zag hij twee karts naderen, maar zijn inschatting was dat hij daar
gemakkelijk voorlangs kon. Hij reed de baan op en werd direct van links
aangereden door Slachtoffer X . Zij reed met hoge snelheid tegen zijn linker
voorwiel. Karter Y stelt dat hij Slachtoffer X niet heeft gezien, mogelijk
omdat zij buiten zijn blikveld, in zijn dode hoek heeft gereden. de ouders van
Slachtoffer X (en Kombikart) hebben deze verklaringen van karter Y niet
betwist. De ouders van Slachtoffer X verwijten karter Y onder meer dat hij in
een onwennige kart reed waarin hij moeilijk kon bewegen en dat hij een helm
droeg in combinatie met een crossbril, waardoor hij een kleinere kijkhoek had.
De rechtbank is van oordeel dat karter Y
in deze geen verwijt treft. Karter Y reed voor het eerst in de kart, die daarom
onwennig voor hem zal zijn geweest, maar de kart voldeed aan alle daaraan te
stellen eisen. Zoals ook van de zijde van Kombikart is toegelicht is het uit
een oogpunt van veiligheid van belang dat een karter goed vastzit in de
kuipstoel van de kart. Het dragen van een helm is om voor de hand liggende
redenen verplicht bij het karten, al maakt dit het naar opzij en met name het
naar achteren kijken niet makkelijker. Karter Y heeft zijn helm gedragen in
combinatie met een crossbril. Het staat niet vast dat hij hierdoor een
beperkter zicht had dan wanneer hij een helm met vizier had gedragen. Voor
zover zijn crossbril het zicht naar achteren enigszins heeft beperkt, dan
betekent dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat dit karter Y ervan
had moeten weerhouden met die bril op te gaan rijden. Bij het binnengaan van de
kartbaan is hij door het personeel ook niet gewezen op mogelijke ongeschiktheid
van zijn helm met crossbril.
De ouders van Slachtoffer X verwijten karter
Y ook dat hij meerdere baanregels heeft overtreden door zich buiten de baan te
begeven, zijn hand niet op te steken en geheel onverwachts en zonder goed uit
te kijken de baan weer op te rijden, daarbij niet aangevend wat hij van plan
was en geen voorrang verlenend aan snellere rijders, waardoor hij anderen heeft
gehinderd en afgesneden.
De rechtbank overweegt dat uit de
verklaringen van zowel Kombikart als Slachtoffer X volgt dat het regelmatig
voorkomt dat een karter buiten de baan raakt. Het van de baan af raken moet
worden gezien als (het gevolg van) een tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht
gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of
gedragingen waartoe het karten uitlokt, of die daarin besloten liggen, die
karters onderling van elkaar, en zeker van minder ervaren mede-karters, moeten
verwachten. De rechtbank overweegt dat er bij Kombikart geen baanregel is die
voorschrijft dat een rijder die van de baan is geraakt zijn hand op moet steken
bij het weer oprijden van de baan. De baanregels - die karter Y overigens niet
had gelezen en waarover hij ook geen instructie had gehad - schrijven voor dat
rijders hun beide handen op het stuur moeten houden en dat rijders duidelijk
hun hand op moeten steken bij gevaar of bij het verlaten van de baan. Het was
wellicht aan te raden geweest wanneer karter Y zijn hand had opgestoken voordat
hij (met beide handen aan het stuur) de baan weer op reed, om daarmee andere
rijders te waarschuwen. Dat hij dit niet heeft gedaan valt naar het oordeel van
de rechtbank hooguit aan te merken als onvoldoende doordacht handelen waarmee
andere gebruikers van de kartbaan rekening moeten houden dat dit kan gebeuren,
zeker als zij weten dat er ook onervaren karters op de baan rijden. Overigens
is het zeer de vraag of met het opsteken van de hand het ongeval zou zijn
voorkomen. Op de zitting heeft Slachtoffer X uitgelegd dat het opsteken van de
hand bedoeld is om te waarschuwen dat er iets aan de hand is, waarna er gevlagd
kan worden en iedereen rustiger gaat rijden. Vast staat echter dat er op de
middag van 8 mei 2015 geen vlaggers op het circuit aanwezig waren. Het opsteken
van de hand door karter Y had er dus niet toe geleid dat er zou zijn gevlagd en
het is niet zeker of Slachtoffer X de opgestoken hand van karter Y zou hebben
gezien want zij heeft verklaard dat zij karter Y in zijn kart helemaal niet
heeft zien staan naast de baan. Het is bovendien maar zeer de vraag of Slachtoffer
X , als zij de opgestoken hand van karter Y wel had gezien, haar handelen
daarop zou hebben aangepast. Op de zitting heeft Slachtoffer X immers verklaard
dat als er een kart naast de baan staat het niet aan haar is om vaart te
minderen, maar dat degene die de baan weer op wil goed moet uitkijken. Het
belangrijkste verwijt aan het adres van karter Y is dat hij niet, of althans
niet goed heeft uitgekeken voordat hij de baan is opgereden. De rechtbank is
met de ouders van Slachtoffer X van oordeel dat het aan karter Y was om goed
uit te kijken en te wachten totdat hij zonder anderen te hinderen de baan kon
oprijden. Dit is door karter Y ook niet betwist. De ouders van Slachtoffer X stellen
dat karter Y zonder te kijken de baan weer is opgereden. De vader van Slachtoffer
X , heeft dit zo verklaard. Hij was die middag op het circuit aanwezig en heeft
het ongeval naar eigen zeggen zien gebeuren. De rechtbank overweegt dat het
voor de heer de ouders van Slachtoffer X heel moeilijk, zo niet onmogelijk moet
zijn geweest om vanaf de zijkant van het circuit met zekerheid vast te stellen
dat karter Y niet naar links heeft gekeken. De rechtbank ziet in de verklaring
van de heer de ouders van Slachtoffer X dan ook onvoldoende grond om aan te
nemen dat karter Y , anders dan hij zelf heeft verklaard, helemaal niet naar
links heeft gekeken voordat hij de baan weer op reed. De rechtbank gaat er
vanuit dat karter Y naar links heeft gekeken en vindt daarvoor een
aanknopingspunt in de verklaring van karter Y dat hij twee karts heeft zien
naderen waar hij naar zijn inschatting nog voorlangs kon. De heer [naam] , de
vriend waarmee karter Y aan het karten was, heeft verklaard dat karter Y twee
andere karts voor heeft laten gaan voordat hij de baan weer opging (productie 1
bij de conclusie van antwoord van karter Y ). Ook dit wijst er op dat karter Y
niet direct en zonder eerst te kijken de baan weer is opgereden. Hoewel karter
Y naar links heeft gekeken heeft toch een ongeval plaatsgevonden. Wat er
precies de oorzaak van is geweest dat karter Y , hoewel hij naar links heeft
gekeken, niet heeft gezien dat Slachtoffer X hem met hoge snelheid van dichtbij
naderde (de aanrijding vond immers plaats direct bij het oprijden van de baan),
is onduidelijk. Mogelijk heeft zij op het moment dat karter Y naar links keek
juist in zijn dode hoek gereden. Rekening houdend met het feit dat het handelen
van karter Y heeft plaatsgevonden binnen een sport- en spelsituatie als bedoeld
in de eerder aangehaalde jurisprudentie, en rekening houdend met het feit dat karter
Y , zoals zijn raadsman het verwoordt, in het vuur van het spel druk voelde om
zo snel mogelijk weer de baan op te rijden, acht de rechtbank de handelwijze
van karter Y niet onrechtmatig. De rechtbank ziet onvoldoende grond om te
oordelen dat de handelwijze van karter Y zo abnormaal gevaarlijk was dat de
andere karters, waaronder Slachtoffer X , hiermee in redelijkheid geen rekening
hoefden te houden. Bij vrij karten op de manier waarop dat hier op het circuit
van Kombikart gebeurde, kunnen de deelnemers verwachten dat andere (minder
ervaren) deelnemers onbedoeld voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen. karter
Y heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld en is daarom niet aansprakelijk
voor de schade die Slachtoffer X als gevolg van het ongeval lijdt. De
vorderingen van de ouders van Slachtoffer X voor zover deze zien op karter Y
zullen daarom worden afgewezen.
Aansprakelijkheid Kombikart
De vorderingen van de ouders van
Slachtoffer X jegens Kombikart zijn er op gegrond dat Kombikart als exploitant
van het kartcircuit is tekortgeschoten in de verplichting die zij heeft om te
zorgen voor de veiligheid van gebruikers van het circuit. Zij verwijten
Kombikart dat zij onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen. Kombikart
voert gemotiveerd verweer.
De ouders van Slachtoffer X stellen dat
Kombikart onrechtmatig, want gevaarzettend, jegens Slachtoffer X heeft
gehandeld. Zij doen uitdrukkelijk een beroep op artikel 6:162 BW en - wederom -
op het eerdergenoemde Kelderluik-arrest van de Hoge Raad uit 1965. Uit dit
arrest volgt dat het antwoord op de vraag of het in het leven roepen of in
stand laten van een gevaarlijke situatie onrechtmatig is, met name afhangt van
(a) hoe waarschijnlijk het is dat anderen niet voldoende oplettend en
voorzichtig zijn, (b) hoe groot de kans is dat dit tot ongevallen leidt, (c) de
ernst van de gevolgen die een ongeval kan hebben, en (d) hoe bezwaarlijk het is
om veiligheidsmaatregelen te nemen. de ouders van Slachtoffer X stellen dat
gelet op deze criteria Kombikart onrechtmatig heeft gehandeld. Tegelijk met hun
beroep op onrechtmatigheid doen de ouders van Slachtoffer X in verband met de
door Kombikart gehanteerde exoneratie een beroep op artikel 6:233 sub a juncto
6:237 aanhef en onder f BW (algemene voorwaarden) en artikel 6:248 lid 2 BW
(beperkende werking van redelijkheid en billijkheid), wat duidelijk maakt dat
het geschil zich tevens afspeelt tegen de achtergrond van de contractuele
relatie met Kombikart. Slachtoffer X is immers een overeenkomst aangegaan met
Kombikart op grond waarvan zij tegen betaling gebruik mocht maken van het
kartcircuit van Kombikart. De rechtbank zal daarom de stellingen van partijen
die zien op de beweerdelijk geschonden zorgplicht van Kombikart tegenover Slachtoffer
X als gebruiker van het kartcircuit (mede) beoordelen binnen dit contractuele
kader. Partijen zijn het er niet over eens hoever de plicht gaat die Kombikart
heeft om te zorgen voor de veiligheid van de gebruikers van het kartcircuit.
Zij verschillen van mening over de vraag welke veiligheidsmaatregelen in
redelijkheid van Kombikart kunnen worden gevergd. De ouders van Slachtoffer X verwijten
Kombikart dat karter Y is toegelaten op het circuit terwijl hij een helm droeg
met losse crossbril die niet geschikt was om te karten. Ook verwijten zij
Kombikart dat karter Y niet vooraf is geïnstrueerd over de geldende regels en
met name niet over wat te doen als je van de baan afraakt. Volgens hen is het
gebruikelijk dat gebruikers van een kartbaan vooraf een briefing over de
veiligheidsregels krijgen. Tot slot verwijten zij Kombikart dat tijdens het
vrij rijden geen toezicht werd gehouden op de baan. Er waren geen vlaggers die
de rijders konden attenderen op gevaarlijke situaties, aldus de ouders van
Slachtoffer X .
Kombikart voert ter verweer het volgende
aan. Het materiaal van karter Y is gecontroleerd en geschikt bevonden. Een helm
met losse crossbril biedt misschien iets minder goed zicht dan een helm met
vizier, maar is daarmee nog niet ongeschikt of gevaarlijk. Op de
informatieborden die duidelijk zichtbaar zijn aangebracht bij de ingang van het
circuit heeft karter Y kunnen lezen wat de regels zijn die gelden op de baan.
Een briefing is niet gebruikelijk bij het vrij rijden. De aanwezigheid van
vlaggers is bij het vrij rijden niet verplicht voorgeschreven en ook niet
gebruikelijk. Het inhuren van vlaggers zou de toch al hoge prijs van het vrij
rijden zo opstuwen dat dit het einde van het kartcircuit zou betekenen.
Deelnemers aan het vrij rijden weten dat er geen vlaggers staan en moeten hier
rekening mee houden door wat voorzichtiger te rijden dan tijdens wedstrijden.
Op het circuit is wel altijd minimaal één baanbeheerder aanwezig die de
materiaalcontrole doet en er op toeziet dat iedereen zich aan de regels houdt.
Daarmee is er voldoende toezicht.
De rechtbank overweegt als volgt. Karten
is een gevaarlijke sport met een aanmerkelijke kans op ongevallen met (ernstig)
lichamelijk letsel. Kombikart exploiteert een kartcircuit en kan niet altijd
voorkomen dat ongevallen plaatsvinden, maar door het treffen van bijzondere
maatregelen kan Kombikart de kans op (ernstige) ongevallen op haar circuit wel
verminderen en van Kombikart als bedrijfsmatig verhuurder van de baan kan ook
worden gevergd dat zij uit oogpunt van veiligheid de nodige maatregelen treft.
Met name ook bij het vrij rijden. Iedereen die dat wil kan dan tegen betaling
met een eigen kart of een gehuurde kart op het circuit rijden, ongeacht
leeftijd of rijvaardigheid. Ervaren en onervaren deelnemers rijden dan dus
gezamenlijk op het circuit met snelheden die onderling nogal kunnen verschillen,
in karts van verschillend gewicht en vermogen. Dit kan leiden tot gevaarlijke
situaties. Daar komt bij dat met name de recreatieve deelnemers vaak
onverzekerd zullen rijden. Een ongevallenverzekering zullen zij in veel
gevallen niet hebben afgesloten en deze biedt bovendien niet altijd dekking bij
een gevaarlijke sport als karten. En ook de aansprakelijkheidsverzekering van
de deelnemers zal soms, zoals ook in het geval van karter Y , geen dekking
bieden. Van Kombikart als bedrijfsmatig exploitant mag daarom vanuit het
oogpunt van maatschappelijke zorgvuldigheid worden verwacht dat zij de nodige
maatregelen neemt om het ontstaan van gevaarlijke situaties waarbij
(letsel)schade kan optreden zoveel als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat van
Kombikart onder meer mag worden verwacht dat zij controleert of degenen die de
baan op willen gaan beschikken over veilig materiaal. Namens Kombikart is op de
zitting verklaard dat de baanbeheerder ‘in één oogopslag’ ziet of alles in orde
is van degenen die de baan opgaan. De rechtbank is er niet van overtuigd dat op
die manier sprake is van een deugdelijke controle van kart en andere
materialen, maar acht dit voor de beoordeling van deze zaak verder niet van belang
omdat naar haar oordeel niet vaststaat dat Kombikart karter Y met onveilig
materiaal de baan op heeft laten gaan. de ouders van Slachtoffer X stellen dat
het gebruik van een helm met losse crossbril wel geschikt is voor motorcross
maar niet voor karten, vanwege de beperkte kijkhoek. Zonder toelichting of
onderbouwing, die de ouders van Slachtoffer X niet heeft gegeven, valt naar het
oordeel van de rechtbank niet in te zien dat tussen beide sporten een relevant
verschil bestaat in de mogelijkheid die deelnemers moeten hebben om naast en
achter zich te kijken. De rechtbank ziet dan ook geen grond om aan te nemen dat
het onveilig is een helm met losse crossbril te dragen bij het karten. Dat de
kijkhoek van een helm met losse crossbril mogelijk iets beperkter is dan van
een helm met vizier, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat
Kombikart het gebruik ervan op haar circuit niet zou mogen toestaan vanwege de
onveiligheid daarvan. Van schending door Kombikart van haar verplichting om te
zorgen voor veiligheid op het circuit is in die zin dan ook geen sprake. De
rechtbank is van oordeel dat van Kombikart ook mag worden verwacht dat zij er
voor zorgt dat alle deelnemers aan het vrij rijden, met name ook de beginners
of weinig ervaren karters, zich bewust zijn van de gevaren van het karten en
weten aan welke veiligheidsregels zij zich moeten houden. Kombikart heeft
hierbij niet kunnen volstaan met het ophangen van een informatiebord waarop de
baanregels staan vermeld. Veel deelnemers zullen dit bord niet (volledig)
lezen, mede gelet op de hoogte waarop het bord hangt en de hoeveelheid
informatie die erop vermeld staat. Bovendien staat op het bord niet duidelijk
te lezen wat je moet doen als je van de baan raakt, terwijl dit naar de
rechtbank heeft begrepen veelvuldig voorkomt en tot gevaarlijke situaties kan leiden.
Kombikart dient er voor te zorgen dat alle deelnemers weten hoe zij zich op de
baan moeten gedragen. Zij kan dit doen door aan alle deelnemers, of in elk
geval aan iedereen die het circuit voor het eerst bezoekt, uitleg te geven over
de veiligheidsregels en daarbij die regels op schrift uit te reiken (en
eventueel voor kennisgeving of akkoord te laten ondertekenen). Een dergelijke
handelwijze, waarbij Kombikart het belang van veiligheid actief onder de
aandacht van de deelnemers brengt, zal deze deelnemers ook scherpen in het
bewustzijn dat karten gevaarlijk is en dat ze zich aan de regels moeten houden,
voor hun eigen veiligheid en die van de andere deelnemers. Naar het oordeel van
de rechtbank is dit een handelwijze die redelijkerwijs van Kombikart mag worden
gevergd. Door karter Y niet te vragen naar zijn kartervaring en hem zonder
enige vorm van instructie toe te laten op het circuit, heeft Kombikart dan ook
naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld.
Van Kombikart mag tot slot worden
verwacht dat zij zorgt voor adequaat toezicht op en naast de baan. Op 8 mei
2015 was tijdens het vrij rijden slechts één baanbeheerder aanwezig. Kombikart
heeft uitgelegd dat een baanbeheerder de materiaalcontrole doet en er op
toeziet dat iedereen zich aan de regels houdt. Deze baanbeheerder bevindt zich
voornamelijk in de buurt van het clubgebouw en het is niet zijn functie om de
rijders door het opsteken van een vlag of op een andere manier te attenderen op
gevaarlijke situaties op het circuit. De rechtbank is van oordeel dat Kombikart
tijdens het vrij rijden niet kan volstaan met de aanwezigheid van slechts één
baanbeheerder. De wijze waarop Kombikart het vrij rijden laat plaatsvinden,
waarbij zij beginners en (ver)gevorderden vanaf 14 jaar door elkaar laat rijden
in karts met een verschillend vermogen, zonder hen vooraf veiligheidsinstructies
te geven, brengt mee dat gevaarlijke situaties te verwachten zijn en dat dus
enig toezicht op de baan nodig is. Gegeven die situatie mag van Kombikart
worden verwacht dat zij er voor zorgt dat tijdens het vrij rijden de deelnemers
worden gewaarschuwd als er gevaar dreigt, bijvoorbeeld door vlaggers of
waarschuwingslichten op het circuit te plaatsen. Dat het gebruik van vlaggers
buiten wedstrijden om niet verplicht is voorgeschreven en ook niet gebruikelijk
is bij outdoor circuits, zoals Kombikart stelt maar niet nader onderbouwt,
betekent nog niet dat vlaggers nooit nodig zijn. Het gebruik van vlaggers
tijdens het vrij rijden, of het gebruiken van een ander signaleringssysteem,
kan uit oogpunt van veiligheid nodig zijn als de omstandigheden op de baan
daartoe nopen. Kombikart stelt dat het gebruik van vlaggers financieel
onhaalbaar is en ter onderbouwing heeft zij globaal voorgerekend dat het
tijdens alle openingsuren inhuren van tien vlaggers tegen een vergoeding van €
20,- per uur de entreeprijs zou doen stijgen van € 40,- naar € 275,- per dag.
Kombikart heeft op dit punt bewijs aangeboden. De rechtbank ziet geen
aanleiding voor bewijslevering. Zoals door de ouders van Slachtoffer X is
aangevoerd hoeven er tijdens het vrij rijden door Kombikart geen tien vlaggers
te worden geplaatst, en ook geen negen, zoals bij wedstrijden, maar zou kunnen
worden volstaan met bijvoorbeeld twee of drie vlaggers op strategische plekken
op het circuit. Deze vlaggers zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren
aan de veiligheid op het circuit, nu van de deelnemers aan het vrij rijden op
hun beurt mag worden verwacht dat zij minder risico’s nemen dan bij wedstrijden
en oog houden voor wat er om hen heen gebeurt en dus ook voor vlaggen die de
lucht in gaan. De vlaggers hoeven bovendien geen betaalde krachten te zijn. Kombikart
zou ook gebruik kunnen maken van vrijwilligers die in ruil voor hun diensten
bijvoorbeeld gratis gebruik mogen maken van de kartbaan. En als Kombikart geen
vlaggers kan of wil plaatsen, zou zij bijvoorbeeld ook kunnen kiezen voor het
plaatsen van waarschuwingslichten. Een toezichthouder die overzicht kan houden
over het hele circuit kan dan deze lichten in werking stellen als zich een
gevaarlijke situatie voordoet. Het plaatsen van vlaggers of het hanteren van
een ander signaleringssysteem leidt ontegenzeggelijk tot extra kosten voor
Kombikart, en noodzaakt mogelijk tot een verhoging van de reeds aanzienlijke
entreeprijs van € 40,- per dag, maar dit nadeel weegt naar het oordeel van de
rechtbank niet op tegen het veiligheidsbelang van de deelnemers dat ermee is
gediend dat er voldoende toezicht op de baan aanwezig is en dat zij worden
gewaarschuwd bij gevaar. De rechtbank
concludeert op basis van het voorgaande dat Kombikart tekort is geschoten in
haar verplichtingen ten aanzien van de gebruikers van het kartcircuit. Door
tijdens het vrij rijden iedereen op het circuit toe te laten zonder hen te
vragen of zij ervaring hebben met karten en zonder hen uitleg te geven over de
regels die gelden bij het karten, en door alle deelnemers vervolgens
gelijktijdig te laten rijden zonder daarbij toezicht te houden, waardoor de
rijders niet worden gewaarschuwd als zich een gevaarlijke situatie voordoet,
biedt Kombikart haar klanten onvoldoende veiligheid. Van Kombikart, die het
kartcircuit bedrijfsmatig exploiteert, mag redelijkerwijs worden gevergd dat
zij maatregelen treft om de gevaren die inherent zijn aan het karten te
verminderen, waaronder het deugdelijk instrueren van de deelnemers en het
houden van voldoende toezicht. Vanuit maatschappelijk oogpunt kan zij de
verantwoordelijkheid voor de veiligheid op de door haar bedrijfsmatig
geëxploiteerde kartbaan niet uitsluitend en volledig neerleggen bij de
individuele rijders.
Causaal verband
Slachtoffer X stelt dat als karter Y
vooraf veiligheidsinstructies had ontvangen, waarbij hem zou zijn uitgelegd wat
hij moest doen als hij buiten de baan zou raken, dat karter Y dan niet zomaar
de baan weer was opgereden. Als er vlaggers op de baan hadden gestaan hadden
zij karter Y instructies kunnen geven en de overige deelnemers, waaronder Slachtoffer
X , met hun vlag kunnen waarschuwen. Slachtoffer X had dan vaart geminderd. de
ouders van Slachtoffer X is op deze grond van mening dat Kombikart het ongeval
had kunnen voorkomen als zij haar verplichtingen was nagekomen.
Kombikart betwist dat een instructie
vooraf of het plaatsen van vlaggers het ongeval had kunnen voorkomen. karter Y
wist dat hij de andere karts voor moest laten gaan maar heeft eenvoudigweg niet
goed uitgekeken. Een instructie vooraf zou hieraan niets hebben veranderd,
aldus Kombikart. Voor Slachtoffer X moet karter Y ook zichtbaar zijn geweest,
maar toch heeft zij hem niet gezien. Het is daarom niet aan te nemen dat zij
een signalerende vlagger wel had gezien, zo stelt Kombikart. De rechtbank overweegt dat nooit met zekerheid
zal kunnen worden vastgesteld wat er was gebeurd als karter Y vooraf
instructies had ontvangen en als er vlaggers op de baan hadden gestaan.
Aannemelijk is echter wel dat karter Y , en ook Slachtoffer X , anders zou(den)
hebben gehandeld. karter Y heeft immers verklaard dat hij in het vuur van het
spel zo snel mogelijk de baan weer op wilde. De rechtbank acht daarom voldoende
aannemelijk dat Kombikart met goede instructies en goed toezicht het ongeval
zoals dat zich hier heeft voorgedaan had kunnen voorkomen. Voor zover het
causaal verband niettemin nog onzeker is, dient dit naar het oordeel van de rechtbank
voor risico van Kombikart te komen. De rechtbank verwijst in dit verband naar
de zogenaamde omkeringsregel die inhoudt dat als er sprake is van schending van
een norm die strekt ter bescherming tegen een specifiek gevaar, en dat
specifieke gevaar zich verwezenlijkt, de rechtbank het condicio sine qua
non-verband tussen die normschending en de verwezenlijking van het gevaar als
vaststaand moet aannemen, behoudens door de normschender te leveren tegenbewijs
(zie o.a. Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7345 ‘lekkende
tankcontainer’). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Kombikart onvoldoende
gemotiveerd gesteld dat het ongeval ook zou zijn gebeurd als de vereiste
veiligheidsmaatregelen waren getroffen en zal zij Kombikart daarom niet toelaten
tot tegenbewijs.
Exoneratie
Het staat vast dat Kombikart op het
circuit borden heeft opgehangen met daarop de waarschuwing dat het gebruik van
het circuit gebeurt op eigen risico. Kombikart doet een beroep op deze
uitsluiting van aansprakelijkheid. De ouders van Slachtoffer X betwisten niet dat
deze waarschuwing is gegeven en deel uitmaakt van de overeenkomst met Kombikart
over het gebruik van het circuit. de ouders van Slachtoffer X beroepen zich er
op dat dit een beding is dat ingevolge de wet vermoed wordt onredelijk
bezwarend te zijn en dat Kombikart geen feiten en omstandigheden stelt waaruit
het tegendeel kan blijken. Zij menen daarom dat de exoneratie vernietigbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de
exoneratie waarop Kombikart zich beroept moet worden aangemerkt als een beding
in algemene voorwaarden waarvan in artikel 6:237 aanhef en onder f BW is
bepaald dat het vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn, omdat de exoneratie
tot doel heeft Kombikart tegenover haar klanten (consumenten) geheel te
bevrijden van elke wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Deze
exoneratie is daarom op grond van artikel 6:233 BW aanhef en onder a BW
vernietigbaar, tenzij Kombikart dit vermoeden - dat het beding onredelijk
bezwarend is - kan weerleggen.
Of de exoneratie onredelijk bezwarend is
hangt af van de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de
exoneratie tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en
de overige omstandigheden van het geval. Kombikart voert ter ondersteuning van
haar stelling dat de exoneratie niet onredelijk bezwarend is de volgende
argumenten aan:
a) Kombikart heeft het niet in haar
macht om ongevallen door fouten of onvoorzichtigheid van de deelnemers te
voorkomen;
b) Kombikart hoeft bij het vrij rijden
niet hetzelfde niveau van veiligheid te bieden als bij wedstrijden;
c) Slachtoffer X heeft de risico’s van
het karten aanvaard en heeft nooit bezwaar gemaakt tegen de voorwaarde dat het
karten gebeurde op eigen risico;
d) Slachtoffer X had door voorzichtig te
zijn het ongeval kunnen voorkomen;
e) Slachtoffer X had een
ongevallenverzekering kunnen afsluiten.
De rechtbank overweegt dat de argumenten
onder (a), (b) en (d) spelen een rol bij de vraag naar (de omvang van) de
aansprakelijkheid van Kombikart maar zijn geen argumenten die in geval van
aansprakelijkheid een exoneratie rechtvaardigen. De overeenkomst tussen Slachtoffer
X en Kombikart hield in dat Slachtoffer X tegen betaling gebruik mocht maken
van het circuit van Kombikart om te kunnen karten. Zij reed op het circuit met
eigen materiaal en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank het risico
aanvaard dat haar kart beschadigd zou kunnen raken. Uit de waarschuwing van
Kombikart dat het karten op eigen risico plaatsvindt heeft zij moeten begrijpen
dat Kombikart eventuele schade aan haar kartmateriaal niet zou vergoeden. Zij
had een schadeverzekering voor haar kartmateriaal kunnen afsluiten. De rechtbank
is daarom van oordeel dat van de exoneratie niet kan worden gezegd dat deze
onredelijk bezwarend is voor zover deze ziet op de materiaalschade die de
ouders van Slachtoffer X van Kombikart vorderen.
Voor zover de exoneratie echter tot doel
en tot gevolg heeft aansprakelijkheid van Kombikart ook uit te sluiten bij
lichamelijk letsel van haar klanten, moeten aan de weerlegging van het
vermoeden dat de exoneratie onredelijk bezwarend is, hoge eisen worden gesteld.
In de indicatieve bijlage bij artikel 3 lid 3 van Richtlijn 93/13/EEG
betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een dergelijk
beding ook omschreven als een beding dat als oneerlijk kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat Kombikart met de door haar aangevoerde
argumenten er niet in is geslaagd het vermoeden, dat het beding onredelijk
bezwarend is, te weerleggen. De overeenkomst met Slachtoffer X is naar de
rechtbank begrijpt mondeling tot stand gekomen. Dat Slachtoffer X (of haar
ouders) enig schriftelijk stuk van Kombikart heeft (hebben) ondertekend, is
niet gesteld of gebleken. Hoewel karten een gevaarlijke sport is, heeft
Kombikart bij het sluiten van de overeenkomst geen bijzondere aandacht besteed
aan de vraag naar aansprakelijkheid bij (letsel)schade. Zij heeft Slachtoffer X
(of haar ouders) er ook niet op gewezen dat het haar eigen verantwoordelijkheid
is om een ongevallenverzekering af te sluiten. Kombikart heeft slechts borden
opgehangen met de waarschuwing dat het rijden op de kartbaan en het verblijf op
het terrein voor eigen risico is. Dat Kombikart daarmee iedere
aansprakelijkheid uitsluit, ook voor letselschade die (mede) het gevolg is van
onrechtmatig handelen of nalaten van Kombikart zelf, is hen niet uitdrukkelijk
voorgehouden. Kombikart zou een te respecteren belang kunnen hebben bij
beperking van haar aansprakelijkheid voor zover deze redelijkerwijs niet door
een verzekering kan worden gedekt, maar over eventuele onverzekerbaarheid is
door Kombikart niets gesteld of onderbouwd. Uit de betrokkenheid van Achmea bij
deze procedure begrijpt de rechtbank daarentegen dat de aansprakelijkheid van
Kombikart door verzekering is gedekt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank
van oordeel dat Kombikart er niet in is geslaagd het vermoeden te weerleggen
dat de exoneratie onredelijk bezwarend is voor zover deze exoneratie ziet op de
letselschade die de ouders van Slachtoffer X vorderen. De exoneratie is in
zoverre vernietigbaar op grond van artikel 6:233, aanhef en onder a BW en
Kombikart kan daarop geen geslaagd beroep doen. Voor wat betreft de
materiaalschade die de ouders van Slachtoffer X vorderen kan Kombikart wel een
geslaagd beroep doen op de exoneratie.
Eigen schuld
Door Kombikart is een beroep gedaan op
eigen schuld aan de kant van de ouders van Slachtoffer X als bedoeld in artikel
6:101 BW.
De rechtbank is van oordeel dat dit
beroep op eigen schuld slaagt op de daartoe door Kombikart aangevoerde gronden.
Slachtoffer X is met haar snelle kart gaan vrij rijden op een circuit waar op
dat moment ook onervaren karters reden en geen vlaggers aanwezig waren. Zij
heeft zich hierdoor willens en wetens blootgesteld aan de risico’s die in het
algemeen zijn verbonden aan het karten en meer in het bijzonder aan het risico
van een ongeval door een fout van een minder ervaren karter. Slachtoffer X is
bovendien onvoldoende oplettend geweest. Zij heeft karter Y niet naast de baan
zien staan terwijl hij voor haar wel zichtbaar moet zijn geweest. Het circuit
kon immers goed worden overzien en de stelling van de ouders van Slachtoffer X dat
karter Y vanuit zijn positie Slachtoffer X in haar kart kon zien aankomen
impliceert dat Slachtoffer X vanuit haart kart karter Y ook kon zien staan. Slachtoffer
X heeft ook een risico genomen door met onverminderd hoge snelheid door de
chicane en vlak langs karter Y te rijden. Hoewel Slachtoffer X een gevaarlijke
sport beoefent is gesteld noch gebleken dat de ouders van Slachtoffer X in
verband daarmee een ongevallenverzekering voor haar hebben afgesloten. De
schade die Slachtoffer X lijdt door het ongeval is mede een gevolg van al deze
omstandigheden die aan de ouders van Slachtoffer X kunnen worden toegerekend,
wat de vergoedingsplicht van Kombikart doet verminderen.
In de omstandigheden van het geval ziet
de rechtbank geen grond om te oordelen dat de aan Kombikart toe te rekenen
omstandigheden meer hebben bijgedragen aan de schade dan de omstandigheden die
aan Slachtoffer X (en dus aan de ouders van Slachtoffer X ) zijn toe te rekenen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat Kombikart 50% van de letselschade zal
dienen te vergoeden en dat de overige 50% van de letselschade voor eigen
rekening van de ouders van Slachtoffer X zal blijven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten