Bij tussenvonnis d.d. 24 juli 2013 heeft de arbitragecommissie bepaald dat verzoekster,
hierna te noemen: "El H&B", in de gelegenheid wordt gesteld
(getuigen)bewijs te leveren van haar
stelling dat verweerder, hierna te
noemen: "Arica", zich in de
onderhandelingen met de Turkse voetbalclub Kayserispor Kubülü door een andere
spelersmakelaar heeft laten bijstaan.
Op 18 september 2013 zijn op verzoek van
El H&B een tweetal getuigen onder ede gehoord, te weten de heer Yalcin
Sarica (hierna te noemen: "Sarica" ) en de heer Alex Kroes (hierna te
noemen: "Kroes").
Beoordeling
De arbitragecommissie heeft allereerst
te oordelen over de vraag of El H&B erin is geslaagd te bewijzen dat Arica
zich in de onderhandelingen met de
Turkse voetbalclub Kayserispor Kubülü heeft laten bijstaan door een andere
spelersmakelaar.
De arbitragecommissie stelt vast dat
geen van de door El H&B gehoorde getuigen heeft verklaard Arica in het
kader van de onderhandelingen rond de
transfer te hebben bijgestaan en/of daarvoor een vergoeding te hebben
ontvangen. De getuigen hebben verklaard niet als voetbalmakelaar te hebben opgetreden, niet voor Arica noch
voor (één van) de betrokken clubs.
El H&B heeft geen ander bewijs dan
getuigenbewijs in het geding gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat
Arica zich door een andere spekersmakelaar ter zake heeft laten bijstaan. De in
dat kader door El H&B overgelegde foto en e-mailberichten zijn daarvoor onvoldoende nu uit die foto en
e-mailberichten wel volgt dat een
vertegenwoordiger van SEG International B.V. (namelijk Sarica) Arica kende en ook
dat Arica een vertegenwoordiger van SEG International B.V. kent en kende, maar
geenszins dat spelersmakelaars van die onderneming Arica bij of rond de
overgang naar Kayserispor Kubülü als spelersmakelaar hebben bijgestaan.
Dat de verklaringen van Kroes en Sarica niet op alle punten
overeenkomen, zoals terecht door El
H&B wordt gesteld, brengt niet met zich dat daaruit kan worden afgeleid dat
Arica zich door een andere spelersmakelaar heeft laten bijstaan.
De arbitragecommissie oordeelt dat El
H&B er niet in is geslaagd bewijs te leveren van haar stelling. De
arbitragecommissie zal er daarom van uit gaan dat Arica zich in het kader van
de onderhandelingen rond de transfer
naar Kayserispor Kubülü niet heeft laten bijstaan door een andere
spelersmakelaar.
Vervolgens dient de arbitragecommissie
te oordelen of Arica in het licht van de FIFA en KNVB reglementen toerekenbaar
tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de
spelersmakelaarsovereenkomst en/of aan El H&B een vergoeding
verschuldigd is.
De
arbitragecommissie stelt vast dat in de
spelersmakelaarsovereenkomst de FIFA reglementen rechtstreeks van toepassing
zijn verklaard en voorts dat de Court of Arbitration for Sport (CAS) het
hoogste sportrechtscollege is ten aanzien van de uitleg en toepassing van
bedoelde FIFA reglementen.
In artikel 19.7 van de FIFA Regulations on Transfer of Players is
bepaald:
"The provisions set out in this article are without prejudice to the
clients' right to conclude an employment contract or a transfer agreement
without the assistance of a representative."
In de uitspraak van het CAS d.d. 5 december 2006 (CAS 2006 /A/1019)
overwoog het CAS dat: "Without an
express provision for the Agent to be remunerated not withstanding his
involvement and the bringing about of a certain event i.e. the conclusion of an
agreement for the provision of the Player's services, he will not be entitled
to claim a reasonable remuneration
on a contractual quantum merit basis. In the absence of an agreement to the contrary,
the fact that the Player placed his ''placement rights" exclusively with
the Agent does not prevent the Player from contracting himself and having done
so before the Agent concluded any contract (which he did not), he is under no
liability to pay any commission. If the
Player had appointed the Agent as a "safe agent" the Player could not
employ any other agent but if he contracted himself he could not be liable to
the Agent to pay commission or damages."
De arbitragecommissie stelt vast dat de
spelersmakelaarsovereenkomst die leidde tot deze uitspraak van het CAS
vergelijkbare bedingen omtrent exclusiviteit en
vergoeding van de spelersmakelaar
bevatte als opgenomen in de spelersmakelaarsovereenkomst tussen El
H&B en Arica.
Het CAS achtte die bedingen
klaarblijkelijk niet voldoende expliciet
om daaraan een betalingsverplichting van de speler jegens de
spelersmakelaar te ontlenen in de
situatie waarin de spelersmakelaar niet
betrokken is bij de totstandkoming van een spelersovereenkomst.
Dat tussen El H&B en Arica is
overeengekomen dat de spelersmakelaar exclusief bevoegd is de speler bij te
staan in de ontwikkeling van zijn professionele carrière en te vertegenwoordigen
bij het benaderen van en onderhandelen met clubs en diens vertegenwoordigers,
een en ander met als doelstelling het realiseren van een arbeidsovereenkomst
tussen de speler en een club (artikel 1.1 Spelersmakelaarsovereenkomst), brengt
in het licht van artikel 19.7 FIFA Reglement en de voornoemde uitspraak van het
CAS niet met zich dat de speler niet zelf- zonder tussenkomst van een andere
spelersmakelaar- mag contracteren.
Dat Arica - naar het hiervoor geciteerde
oordeel van het CAS - aldus vrij is om zonder de assistentie van een (andere)
spelersmakelaar voor zichzelf te contracteren, ook als hij gebonden is aan een
(exclusief) spelersmakelaarsovereenkomst, wordt door de arbitragecommissie als
uitgangspunt gevolgd. Voor zover artikel 1.4 van de
spelersmakelaarsovereenkomst tussen partijen de speler zulks zou onthouden of
verbiedt, is die bepaling in strijd met de van overeenkomstige toepassing verklaarde FIFA Reglementen.
Alsdan resteert de vraag of Arica door
zelf -zonder tussenkomst van een andere spelersmakelaar- te contracteren op
grond van de tussen partijen vigerende spelersmakelaarsovereenkomst
toerekenbaar tekort is geschoten en aan El H&B enige vergoeding
verschuldigd is.
De arbitragecommissie oordeelt dat dat
niet het geval is.
Uit de aangehaalde uitspraak van het CAS volgt naar het oordeel
van de arbitragecommissie immers dat een speler- ook als deze een exclusief
spelersmakelaarscontract is aangegaan - (in beginsel) voor zichzelf- zonder
inschakeling van een andere spelersmakelaar- mag contracteren zonder dat hij
daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan de spelersmakelaar, tenzij ter zake
een voldoende specifieke contractuele bepaling is opgenomen.
De arbitragecommissie oordeelt dat in de
onderhavige spelersmakelaarsovereenkomst
onvoldoende specifiek is vastgelegd dat indien de speler zelf, zonder
tussenkomst van de spelersmakelaar, de totstandkoming van een
arbeidsovereenkomst bewerkstelligt hij een (schade)vergoeding verschuldigd is.
Voor zover overigens artikel 2 van de
onderhavige spelersmakelaarsovereenkomst zou beogen te bepalen dat de speler
zelf aan de spelersmakelaar een (courtage)vergoeding verschuldigd is, is die bepaling in strijd met artikel 3
lid 1 WAADI en daarmee nietig (zie ondermeer uitspraak Arbitragecommissie d.d. 19 december 2011 (Ger Lagendijk Player'sAgents BV- Saïdi Ntibazonkiza)).
Gelet op het vorenstaande komt de arbitragecommissie in casu echter niet
toe aan een oordeel hierover.
Oordeel
Al met al maakt dit dat de vorderingen
van El H&B dienen te worden afgewezen. El H&B zal als de in het
ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld,
waaronder die van de KNVB, de getuigentaxen, en die van rechtsbijstand van
Arica. De arbitragecommissie daarom veroordeelt El H&B in de kosten van de
KNVB, zijnde € 1.900,00, vermeerderd met de taxen van de gehoorde getuigen ad €
250,00, alsmede de kosten van rechtsbijstand van Arica ad € 2.250,00.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten