Tennisleraar X, is op 1 april 1998 in
loondienst getreden bij Quick-Tennis in de functie van tennisleraar Het huidige
salaris van tennisleraar X bedraagt € 2.039,77 bruto per maand.
De arbeidsovereenkomst is schriftelijk
vastgelegd. In artikel 5 van die arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
"Het aantal lesuren en de werktijden zullen in onderling overleg tussen
het dagelijks bestuur of door het bestuur aangewezen personen en de werknemer
voor aanvang van het zomer- en winterseizoen definitief worden vastgesteld. Op
jaarbasis zal gemiddeld ten minste 20 lesuren per week worden uitbetaald,
gedurende 17 weken tijdens het zomerseizoen en 20 weken tijdens het
winterseizoen. In de maand september zal een salaris afrekening worden
opgesteld op basis van de daadwerkelijk gegeven lesuren."
Tennisleraar X is in of omstreeks 2011
gedurende een aantal maanden wegens ziekte (ernstige psychische problemen)
uitgevallen geweest. Zijn collega [Z] heeft zijn lessen overgenomen. Tennisleraar
X heeft, nadat hij weer volledige was hersteld (verklaard) nimmer meer het voor
zijn ziekte gegeven aantal lesuren teruggekregen. In en kort na die
ziekteperiode hebben een aantal leden per e-mail aan de Quick-Tennis laten
weten verontrust te zijn over het verzorgen van (jeugd)trainingen door tennisleraar
X en/of hun voorkeur voor [Z] uitgesproken. Al voor de ziekte van tennisleraar
X was de relatie tussen hem en collega [Z] moeizaam. Sinds de ziekteperiode van
tennisleraar X is sprake van een verstoorde relatie tussen beide trainers. Quick-Tennis
heeft tennisleraar X met ingang van 17 februari 2014 op non-actief gesteld en
daarvan mededeling gedaan in de nieuwsbrief van de vereniging.
Standpunten
van partijen
Quick-Tennis heeft verzocht de
arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden met ingang van 1 april 2014. Tennisleraar
X heeft verweer gevoerd en geconcludeerd het verzoek af te wijzen, en
subsidiair, indien tot ontbinding wordt overgegaan, een vergoeding toe te
kennen gebaseerd op de kantonrechtersformule, waarbij de correctiefactor op
twee punten wordt gesteld en het salaris inclusief vakantiegeld op een bedrag
van € 3095,49 bruto.
Oordeel
rechter
Quick-Tennis heeft aan het verzoek ten
grondslag gelegd dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen
haar en trainer [Z] enerzijds en tennisleraar X anderzijds. Voorts heeft zij
gesteld dat een groot aantal leden geen vertrouwen meer heeft in tennisleraar X,
hetgeen een gevolg is van de wijze waarop hij zich als trainer opstelt en
gedraagt.
Ter onderbouwing heeft Quick-Tennis bij
verzoekschrift een drietal door de voorzitter opgestelde verklaringen in het
geding gebracht. Daarin verklaart hij dat in januari 2014 een drietal klachten
bij hem zijn binnengekomen over de wijze waarop tennisleraar X kinderen had
bejegend, uit de training had gezet etc. Voorts heeft Quick-Tennis verwezen
naar de hierboven onder de feiten opgenomen e-mails. Nadat tennisleraar X een
verweerschrift heeft ingediend, heeft Quick-Tennis nog nadere producties in het
geding gebracht, te weten e-mailberichten uit 2011 en begin 2012, waaruit de
klachten over tennisleraar X zouden moeten blijken.
De laatstgenoemde e-mailtjes dateren, op
een uitzondering na, uit 2011 en zijn duidelijk gerelateerd aan de oorzaak die
aan de uitval van tennisleraar X (psychische problemen) ten grondslag heeft
gelegen. Hoezeer de zorg die daarin door leden (ouders van jeugdleden) wordt
geuit in die periode begrijpelijk was, kunnen die e-mailtjes thans niet dienen
ter onderbouwing van onvoldoende als trainer functioneren, het verlies van
vertrouwen bij de leden en/of de gestelde verstoorde relatie. Ook de door de
voorzitter opgestelde verklaringen kunnen niet ter onderbouwing dienen nu tennisleraar
X heeft gesteld deze klachten niet te kennen en de juistheid van de
verklaringen van de voorzitter op geen enkele wijze kan worden getoetst.
tennisleraar X heeft betwist dat er veel
klachten over de door hem verzorgde trainingen zijn (geweest). tennisleraar X
stelt dat slechts één van de door Quick-Tennis genoemde klachten met hem is
besproken. De overige klachten kent hij niet. Zo die er al zijn geweest, is
mede indachtig de betwisting door tennisleraar X, niet voldoende aannemelijk geworden
dat tennisleraar X daarop aangesproken is. Van functioneringsverslagen,
gespreksverslagen en/of (schriftelijke) evaluaties en/of waarschuwingen is niet
gebleken. Aan de gepresenteerde klachten kan derhalve weinig tot geen waarde
worden toegekend.
Wel staat vast, nu dit door Quick-Tennis
is gesteld en door tennisleraar X erkend, dat er al enige jaren sprake is van
een ernstig verstoorde relatie tussen tennisleraar X en zijn collega [Z]. Uit
de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat die
verstoorde relatie voor een belangrijk deel voortvloeit uit wantrouwen tussen
de trainers onderling, welk wantrouwen gevoed wordt doordat tennisleraar X na
diens ziekteperiode in 2011 nimmer meer alle uren die hij daarvoor les gaf,
heeft teruggekregen, als gevolg waarvan scheefgroei in aantallen lesuren tussen
beide trainers is ontstaan. Daardoor is het inkomen van tennisleraar X
teruggelopen ten gunste van dat van [Z], die meer uren heeft gekregen. Voorts
is een bron van conflict dat [Z] ieder jaar de hoogst spelende competitieleden
mag trainen en tennisleraar X niet.
Quick-Tennis heeft gesteld dat de
scheefgroei in uren is ontstaan omdat veel leden niet door tennisleraar X
getraind willen worden. Dit is door tennisleraar X gemotiveerd bestreden.
Quick-Tennis heeft op geen enkele wijze,
behoudens de paar mailtjes uit 2014 en de paar gedateerde mailtjes rondom de -
niet representatieve - ziekteperiode van tennisleraar X, onderbouwd dat een
substantieel aantal leden wel training wil hebben, maar niet van tennisleraar X.
Nu tot voor kort op de aanmeldformulieren een voorkeur voor trainer kon worden
opgegeven, had het toch niet heel ingewikkeld hoeven zijn om inzichtelijk te
maken hoe de verhouding in uitgesproken voorkeuren lag.
Op een vereniging van 700-800 leden zijn
altijd voor- en tegenstanders te vinden van trainers, bestuursbesluiten etc.
Opmerkelijk is wel dat tennisleraar X een heel groot aantal - door hem in het
geding gebrachte - steunbetuigingen heeft ontvangen na zijn op non-actief
stelling. Van massaal verloren vertrouwen door de leden in tennisleraar X als
trainer lijkt dan ook geen sprake te zijn.
De kantonrechter kan niet aan de indruk
ontkomen dat het huidige bestuur van Quick-Tennis te weinig heeft gedaan om tot
een oplossing van het conflict tussen de trainers en de scheefgroei in uren te
komen. Van het bestuur had verwacht mogen worden dat ze [Z] had duidelijk
gemaakt dat hij aan een oplossing middels bijvoorbeeld mediation dan wel enige
andere vorm van begeleiding, had meegewerkt. Het bestuur heeft daarentegen
kennelijk geaccepteerd dat [Z] daaraan weigerde mee te werken. Voorts had het
bestuur adequater de scheefgroei in uren moeten voorkomen. Nogmaals, voor zover
zij stelt dat zulks niet haalbaar was vanwege de omstandigheid dat een groot aantal
leden geen training van tennisleraar X zou willen volgen, dient die stelling
als niet voldoende onderbouwd te worden verworpen. Dat tennisleraar X, anders
dan in het kader van zijn re-integratie heeft aangegeven (blijvend/langdurig)
minder uren te werken, is eveneens ter verklaring van de scheefgroei in uren
door Quick-Tennis gesteld, doch niet onderbouwd. tennisleraar X heeft de
juistheid daarvan bestreden. Die stelling van Quick-Tennis vindt ook geen steun
in de feiten. Quick-Tennis stelt immers dat [Z] zich geregeld beklaagd heeft
over het feit dat tennisleraar X hem op de uren kwestie aanspreekt en hem heeft
verweten uren 'af te pakken'. Dat valt niet te rijmen met vermeende uitlatingen
van tennisleraar X dat hij minder wilde werken. Dat dit nu juist in het door Quick-Tennis
gestelde wispelturige karakter van tennisleraar X besloten ligt, kan zo zijn,
doch is niet aannemelijk geworden.
Hoezeer tennisleraar X strijd voor
behoud van zijn baan, ziet de kantonrechter na lang beraad daartoe geen reële
mogelijkheden. De verhoudingen zijn te lang en te vergaand verstoord voor een
kansvolle terugkeer op het werk. De kantonrechter zal dan ook tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst overgaan. Met de fictieve opzegtermijn van drie
maanden zal, nu die zich niet verdraagt met een beëindiging middels ontbinding
op korte termijn, geen rekening worden gehouden. De ontbinding zal worden
uitgesproken per 1 mei 2014.
Nu van zodanig disfunctioneren door tennisleraar
X, hetgeen dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet is
gebleken en de verstoorde relatie tussen beide trainers in belangrijke mate kon
(blijven) ontstaan door niet adequaat handelen van het bestuur en het bestuur
een (verdere) verstoring van haar relatie met tennisleraar X door de
non-actiefstelling heeft geforceerd, zal de kantonrechter een door Quick-Tennis
aan tennisleraar X te betalen vergoeding bepalen. Daarbij zal de
kantonrechtersformule worden gebruikt waarbij aan de factor C=2 punten zal worden
toegekend.
Oordeel
Stel partijen in kennis van het
voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2014 onder
toekenning van een door Quick-Tennis aan tennisleraar X te betalen vergoeding
ten bedrage van € 52.870,80 bruto
Geen opmerkingen:
Een reactie posten