maandag 11 augustus 2014

Sportschool aansprakelijk voor ongeval stagiair


De feiten
Olympic Gym exploiteert een sportschool. Een stagiair, volgde in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 31 juli 2010 bij het MBO College voor Sport, Onderwijs en Cultuur te Enschede de opleiding tot sport- en bewegingsbegeleider. Bij die opleiding hoort een stage. De stagiair liep op basis van een schriftelijke praktijkovereenkomst tussen 31 augustus 2009 en 31 juli 2010 stage bij Olympic Gym.
De stagiair was vanaf 2005 cliënt bij Olympic Gym. In het jaar dat de stagiair stage liep, mocht hij kosteloos in privé sporten bij Olympic Gym. Op 30 oktober 2009 is aan de stagiair een ongeval overkomen, toen hij een cliënt van Olympic Gym, cliënt 1, begeleidde van de sauna naar de doucheruimte. Cliënt 1 heeft als gevolg van een hersenaandoening een afwijkende motoriek en is onder meer slecht ter been, waardoor hij begeleiding behoefde.
Cliënt 1 is ten val gekomen, waarbij hij op de stagiair terecht is gekomen. de stagiair heeft als gevolg daarvan zijn rechterknie gebroken.

Stellingen stagiair
Olympic Gym aansprakelijk o.g.v. artikel 7:658 BW
De stagiair vordert dat voor recht wordt verklaard dat Olympic Gym aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval lijdt en dat Olympic Gym wordt veroordeeld tot betaling van die schade, op te maken bij staat. Hij heeft zijn vordering gebaseerd op artikel 7:658 lid 2 in samenhang met lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW), stellende dat hij door het ongeval schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Olympic Gym.

Olympic Gym aansprakelijk o.g.v. artikel 7:170 BW
Daarnaast heeft hij zijn vordering gebaseerd op artikel 6:170 BW, stellende dat Olympic Gym op die grond aansprakelijk is voor de fout van haar ondergeschikte, te weten de sportinstructeur die aan de stagiair heeft opgedragen om cliënt 1 te begeleiden, terwijl hij wist dat daar specialistische begeleiding voor nodig was en dat de stagiair daarin onervaren was.

Olympic Gym aansprakelijk o.g.v. artikel 7:611 BW
Ten slotte heeft de stagiair aangevoerd dat Olympic Gym heeft nagelaten zich als een goed werkgeefster te gedragen door geen enkele voorziening te treffen, waaronder bijvoorbeeld een verzekering, die de schade van de stagiair had kunnen voorkomen of beperken. Olympic Gym heeft onder meer als verweer aangevoerd dat de stagiair op de ochtend dat hem het ongeval overkwam niet als stagiair aan het werk was, maar dat hij aanwezig was omdat hij zelf zou gaan sporten. Verder heeft Olympic Gym aangevoerd dat de stagiair cliënt 1 eigener beweging heeft begeleid. Van een opdracht van haar of één van haar ondergeschikten was volgens haar geen sprake. Van een uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verzekeringsplicht was volgens Olympic Gym ten slotte evenmin sprake.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter wijst de vordering van de stagiair op grond van artikel 7:658 BW toe.

Oordeel gerechtshof
Stagiair slaagt in bewijs dat ongeval gevolg was van werkzaamheden
Olympic Gym voert in hoger beroep aan dat de de stagiair niet is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat het ongeval aan hem is overkomen tijdens zijn werkzaamheden.
Het gerechtshof is van oordeel dat de kantonrechter terecht aan de stagiair bewijs heeft opgedragen van zijn stelling dat het ongeval hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen. Artikel 7:658 lid 2 BW bepaalt onder meer dat de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in lid 1 van dat artikel genoemde verplichtingen is nagekomen. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het dan aan de stagiair om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, aangezien hij zich op het rechtsgevolg daarvan beroept.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de stagiair in het bewijs van zijn stelling is geslaagd. Daartoe zijn de volgende overwegingen redengevend. Uit de medische verslaglegging blijkt dat de stagiair zich op 30 oktober 2009 in het ziekenhuis heeft gemeld. De partijen zijn het erover eens dat de stagiair aansluitend aan het ongeval naar het ziekenhuis is gebracht. Uit de getuigenverklaringen wordt verder duidelijk dat het ongeval in de ochtend heeft plaatsgevonden. De getuigen de stagiair, getuige 1 en getuige 2 hebben in die zin verklaard, terwijl de getuige getuige 3 heeft verklaard dat hij de stagiair op die ochtend tegenkwam. Olympic Gym heeft overigens ook niet betwist dat het ongeluk in de ochtend plaatsvond. Medewerker 1, manager bij Olympic Gym, heeft op 20 oktober 2009 om 9.53 uur een email verzonden, waaruit de indeling voor de stage-uren blijkt. Daarop staat “de stagiair” ingedeeld op vrijdag van 9 tot 13 uur. Daaruit blijkt dat de stagiair op de bewuste vrijdag 30 oktober 2009 in beginsel in de ochtend was ingeroosterd. De getuigen, getuige 1 en getuige 2, hebben verklaard dat zij op die ochtend samen met de stagiair hebben gewerkt. de stagiair zelf heeft als getuige ook verklaard dat hij die dag in de ochtend heeft gewerkt samen met getuige 1 en getuige 2. Daar staan tegenover de verklaringen van de getuigen getuige 4, medewerker 1, getuige 3 en getuige 5, die inhouden dat zij de stagiair op die vrijdagochtend wel hebben gezien, maar in zijn eigen sportkleding en niet in zijn werkkleding (van het bedrijf of de opleiding). Het hof is van oordeel dat die verklaringen, die alle zijn gebaseerd op het feit dat de stagiair zijn sportkleding droeg, onvoldoende gewicht in de schaal leggen tegenover de email waaruit blijkt dat de stagiair was ingeroosterd en de verklaring van de stagiair en beide andere stagiairs dat de stagiair op die ochtend aan het werk was. Daarbij komt dat de toedracht van het ongeval was dat de stagiair een cliënt van Olympic Gym begeleidde naar de douche, hetgeen in beginsel een werkgerelateerde bezigheid is. Ook is van onvoldoende gewicht dat medewerker 1 heeft verklaard dat getuige 1 hem heeft gevraagd of hij (getuige 1) zijn dienst van 30 oktober 2009 van de avond naar de ochtend mocht ruilen. Medewerker 1 heeft immers verklaard dat hij daarin heeft toegestemd, maar dat hij daarna geen actie heeft ondernomen en dat hij ook niet heeft gehoord dat het onderling geregeld was. Daarmee is onvoldoende zeker dat sprake was van een ruil, mede gezien de eensluidende verklaring van de stagiairs dat de stagiair ’s ochtends werkte en de verklaring van de stagiair dat getuige 1 hem weliswaar heeft gevraagd om te ruilen, maar dat hij dat heeft geweigerd. Dat de stagiairs het met hun werktijden niet zo nauw namen, zoals de getuigen getuige 3 en getuige 5 hebben verklaard, is ook geen aanwijzing dat de stagiair die ochtend niet werkte, maar kan juist verklaren dat er op de betreffende ochtend drie, in plaats van de volgens de getuige getuige 4 gebruikelijke twee, stagiairs aan het werk waren.
Er is dus sprake van voldoende aanvullend bewijs naast de partijgetuigenverklaring van de stagiair.
De conclusie van het voorgaande is dat de stagiair in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden. Dat geldt óók indien de stelling van Olympic Gym juist zou zijn, dat haar sportinstructeur getuige 6 aan de stagiair geen opdracht heeft gegeven om cliënt 1 naar de sauna en de doucheruimte te begeleiden, maar dat de stagiair dit eigener beweging heeft gedaan. Het vereiste dat de schade de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen, moet namelijk ruim worden uitgelegd. Nu vast staat dat het ongeval aan de stagiair is overkomen terwijl hij als stagiair aan het werk was en doende was een cliënt van Olympic Gym te begeleiden, is aan dit vereiste voldaan, óók als hij deze begeleiding eigener beweging aan cliënt 1 zou hebben verleend en hij daarmee mogelijkerwijs bij het verrichten van die werkzaamheden is afgeweken van de hem gegeven opdracht.

Geen beroep Olympic Gym op ‘tenzij’-formule van artikel 7:658 lid 2 BW
Olympic Gym beroept zich, voor het geval het hof van oordeel zou zijn dat het ongeval in de uitoefening van de werkzaamheden van de stagiair is gebeurd, op de ‘tenzij’-formule van artikel 7:658 lid 2 BW. Zij stelt dat zij de zorgplicht die ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW op haar rust is nagekomen. Het is aan Olympic Gym als werkgever te stellen en zonodig te bewijzen, kort gezegd, dat zij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Weliswaar is met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Indien de werkgever ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de in lid 1 van artikel 7:658 genoemde verplichtingen is nagekomen voldoende concrete feitelijke gegevens aanvoert, zal van de werknemer mogen worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert, zij het dat aan die motivering niet zodanig hoge eisen mogen worden gesteld dat in betekenende mate afbreuk wordt gedaan aan de strekking van artikel 7:658 lid 2 de werknemer door verlichting van zijn processuele positie bescherming te bieden tegen de risico's van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden (zie onder meer HR11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223, De Rooyse Wissel).


Olympic Gym wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij haar zorgplicht ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW jegens de stagiair is nagekomen. Ook volgens Olympic Gym behoefde cliënt 1 gespecialiseerde begeleiding. Zij stelt immers dat zij de begeleiding van cliënt 1 niet zomaar aan een stagiair zou overlaten, terwijl ook de krantenartikelen die de stagiair als productie 2 bij inleidende dagvaarding heeft overgelegd, illustreren dat cliënt 1 gespecialiseerde begeleiding nodig had. Olympic Gym heeft echter niet gesteld dat zij aan de stagiairs, onder wie de stagiair, de instructie heeft verstrekt om, kort gezegd, de begeleiding van cliënt 1 aan anderen over te laten en dat zij op de naleving van een dergelijke instructie heeft toegezien. Dat de beperkingen van cliënt 1 bij de stagiair bekend waren, zoals Olympic Gym stelt, is onvoldoende voor het oordeel dat Olympic Gym de stagiair voldoende heeft geïnstrueerd omtrent de van hem verwachte omgang met cliënt 1. De conclusie is dan ook dat Olympic Gym onvoldoende heeft gesteld omtrent de op haar rustende verplichtingen, zodat zij op grond van artikel 7:658 leden 1, 2 en 4 BW, in samenhang met elkaar gelezen, jegens de stagiair aansprakelijk is. De overige gronden van de vordering van de stagiair behoeven daarom geen bespreking.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten