De voorzieningenrechter van de rechtbank
Noord-Holland, locatie Alkmaar heeft op 5 augustus 2014 vonnis gewezen in het
kort geding dat de gemeente Alkmaar had aangespannen tegen AZ en Stadion
Alkmaar Beheer BV (SAB). De gemeente had gevorderd dat AZ en SAB op straffe van
een dwangsom de onderhandelingen over de vestiging van een nieuw
trainingscomplex aan de Westrand te Alkmaar moest voortzetten. De rechter heeft
de vordering afgewezen en bepaald dat de gemeente de kosten van het geding moet
betalen. De rechter heeft in het vonnis uitsluitsel gegeven over de
onderstaande juridische vraagstukken.
Was
er sprake van een overeenkomst tussen de gemeente Alkmaar en AZ?
De rechter heeft vastgesteld dat de
gemeente Alkmaar en AZ in 2011 afspraken hebben gemaakt die deels concreet
waren maar deels ook niet. Er was in 2011 sprake van een overeenkomst, maar
één, die op bepaalde punten nog nader ingevuld moest worden. De formalisering
van die afspraken is op het einde gestrand, terwijl er nog géén definitieve
overeenstemming was. De vordering tot dooronderhandelen moet worden behandeld
aan de hand van de vraag of het AZ nog vrij stond om de onderhandelingen af te
breken en of het, gezien de inmiddels met Zaanstad gemaakte afspraken, thans
nog van AZ gevergd kan worden dat zij de onderhandelingen met de gemeente
Alkmaar op straffe van verbeurte van een dwangsom voortzet.
Stond
het AZ vrij om de onderhandelingen met de gemeente Alkmaar af te breken en met
Zaanstad in zee te gaan?
Deze vraag laat zich lastig beantwoorden
in kort geding. Het is denkbaar dat, als de zaak uitgebreid behandeld wordt in
een bodemprocedure, de rechter oordeelt dat AZ die vrijheid niet had en dus
schadeplichtig is jegens de gemeente. Evengoed kan echter worden geredeneerd
dat de gemeente Alkmaar genoeg kansen heeft gehad om tot overeenstemming te
komen met AZ, maar die heeft laten lopen.
De vraag wie verantwoordelijk is voor het afbreken van de
onderhandelingen kan in kort geding niet worden beantwoord.
Kan
van AZ gevergd worden verder te onderhandelen met de gemeente Alkmaar op
straffe van een dwangsom?
De rechter vindt dat dit niet van AZ kan
worden gevergd. AZ heeft tijdens de zitting onomwonden duidelijk gemaakt dat
het besluit, om het nieuwe trainingscomplex in Zaanstad te vestigen, vaststaat.
Gezien het contract met de gemeente Zaanstad is AZ niet meer bereid met de
gemeente Alkmaar te onderhandelen over de vestiging van het complex aan de
Westrand. Nu in de visie van de rechter verdere onderhandelingen tot mislukken
zijn gedoemd, zou het dwingen van AZ tot verder onderhandelen leiden tot nieuwe
procedures over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd. Dat zou AZ in een
onmogelijke positie brengen en gaat de rechter te ver.
Bron: rechtspraak.nl
Samenvatting uitspraak:
De gemeente Alkmaar dagvaart voetbalclub AZ. Op 5 oktober
2011 zijn tussen de gemeente en AZ afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn
verwoord in een brief van de gemeente van 26 oktober 2011. Deze brief houdt
voor zover hier van belang het volgende in:
“(…) In het laatste
gesprek op 5 oktober jl. - waarbij aanwezig waren namens AZ NV de heren [naam
9] en [naam 6], de eigenaren van stadion, P8 en het Lood verenigd in Stadion
Alkmaar Beheer B.V. en namens de gemeente Alkmaar de portefeuillehouders [naam
4] en [naam 10] en de heren [naam 1] en [naam 11] – is overeenstemming bereikt
over de programmatische en financiële aspecten met betrekking tot en
samenhangend met de vestiging van het nieuwe trainingscomplex aan de Westrand
in Alkmaar. Het doet ons genoegen de gemaakte afspraken in deze brief te
bevestigen. Deze afspraken zullen, nadat ook de raad hiermee heeft ingestemd,
worden uitgewerkt en vastgelegd in een door AZ en de gemeente te ondertekenen
huurovereenkomst en samenwerkingsovereenkomst met een eerste looptijd van 25
jaar en een door Stadion Alkmaar Beheer B.V. en de gemeente te ondertekenen
erfpachtovereenkomst. Partijen hebben de intentie om na afloop van deze termijn
de samenwerking te verlengen.
(…)
Planning,
besluitvorming en communicatie
De in het kader van
de ontwikkeling van het trainingscomplex met AZ en Stadion Alkmaar Beheer B.V.
gemaakte afspraken zijn onder voorbehoud van een staatssteuntoets en instemming
van de gemeenteraad.
Wij verzoeken u de
in deze brief vastgelegde afspraken hieronder voor akkoord te ondertekenen.
Parallel aan deze brief wordt een brief, met daarin vastgelegd de afspraken
tussen gemeente en Stadion Alkmaar Beheer B.V., voor ondertekening aan de
Stadion Alkmaar Beheer B.V. overlegd. Na ondertekening van beide brieven kan de
besluitvorming door de raad worden voorbereid en kunnen de afspraken worden
uitgewerkt in een tussen partijen af te sluiten huur- en erfpachtovereenkomst.
De afspraken worden bekend gemaakt tijdens een gezamenlijke persconferentie van
de gemeente en AZ in week 41.
Het raadsvoorstel
zal naar verwachting in de raad van 1 december a.s. kunnen worden geagendeerd.
Na besluitvorming door de raad zullen wij ons inspannen om, in nauw overleg met
u en Stadion Alkmaar Beheer BV., te komen tot een voortvarende planuitwerking
en technische voorbereiding van het trainingscomplex.
Wij richten ons
daarbij op oplevering en ingebruikname van het complex eind 2013/begin 2014,
waarvoor nodig is dat in overleg met u wordt onderzocht op welke wijze de
bestaande conceptplanning (bijlage 3) kan worden versneld. Dit is onder meer
afhankelijk van de voortgang van het gebouwontwerp, de aanbesteding
en de te voeren
planologische procedure (inclusief instemming van de provincie).
Bij sterk
wijzigende marktomstandigheden kan, zolang nog geen huurovereenkomst tussen
gemeente en AZ is afgesloten en het werk nog niet is aanbesteed, op verzoek van
AZ de verdere planuitwerking worden beëindigd. Indien AZ van dit recht gebruik
maakt, neemt AZ alle vanaf datum ondertekening van deze brief door partijen
gemaakte voorbereidingskosten voor zijn rekening.
Wij vertrouwen erop
in een goede samenwerking met u het nieuwe trainingscomplex te realiseren.
Namens ons college is wethouder [naam 4] ook bij de volgende uitwerkingen graag
tot verder overleg bereid.”
In een nota aan burgemeester en wethouders van de
gemeente van 25 oktober 2011 opgesteld namens de wethouder [naam4] over de
besprekingen, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Juridische aspecten
De afspraken zoals
die zijn vastgelegd in de door B&W te ondertekenen en AZ en Stadion Alkmaar
Beheer B.V. mede te ondertekenen brieven kunnen worden beschouwd als een
intentieovereenkomst. (…)”
Partijen hebben sindsdien veel onderhandelingen gevoerd
en actie ondernomen om te komen tot realisatie van het plan. Er zijn in overleg
nog een aantal wijzigingen doorgevoerd. De geplande oplevering en ingebruikname
van het complex eind 2013/begin 2014 is niet gehaald.
Eind oktober 2013 heeft het college van de gemeente
Zaanstad de gemeente Alkmaar geïnformeerd dat zij door AZ is benaderd met het
verzoek om de mogelijkheid van een trainingscomplex te onderzoeken en dat de
gemeente Zaanstad voornemens is aan dat verzoek mee te werken. In reactie
hierop heeft de gemeente aan Zaanstad laten weten dat zij met AZ overeenkomsten
heeft gesloten voor de realisatie van het trainingscomplex in Alkmaar die in
rechte afdwingbaar zijn.
Op 25 januari 2014 heeft AZ met Zaanstad een
intentieovereenkomst gesloten voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek
naar de vestiging van het trainingscomplex op het sportcomplex Kalverhoek.
Op 28 januari 2014 heeft de gemeente AZ een aangetekende
brief gestuurd die onder meer het volgende
inhoudt:
“Reeds lange tijd
zijn wij met u in goed overleg over de realisatie van het AZ-trainingscomplex
in de Westrand en zijn wij met u in dit proces zeer ver gevorderd. Gelet op
enkele recente ontwikkelingen achten wij het helaas noodzakelijk u deze brief
te sturen.
Allereerst reageren
wij op uw brief van 2 december 2013 met bovengenoemd kenmerk. (…). In uw brief
geeft u aan dat ‘...tegen de afspraken in belangrijke kostendragers als een
casino en een reclamemast aan andere partijen dan aan AZ worden gegund”. Wij
benadrukken hierbij dat voor wat betreft de mogelijke vestiging van een casino
bij het stadion door de gemeente aan AZ geen toezeggingen zijn gedaan. Ter zake
van de voorgenomen reclamemast merken wij op dat deze mast niet op gronden van
Stadion Alkmaar Beheer (SAB) BV is gepland, maar op gemeentegrond. Overigens is
een nieuw reclamebeleid in voorbereiding dat een verruiming van de
mogelijkheden voor reclame beoogt.
Voor de afspraken
inzake de ontwikkeling en bestemmingswijziging van stadionterrein, P8 en het
Lood, alsmede de beoordeling van initiatieven die buiten deze
bestemmingswijziging vallen, verwijzen wij u naar de op 26 oktober 2011 en 3
november 2011 respectievelijk met AZ NV en SAB BV afgesloten overeenkomst. Noch
de vestiging van een casino noch de exploitatie van een reclamezuil maken
hiervan onderdeel uit. Van de gemeente kan derhalve niet gezegd worden dat zij
haar afspraken met AZ en SAB niet nakomt.
In de genoemde
overeenkomsten hebben AZ NV en SAB BV zich verplicht tot de realisatie van het
AZ trainingscomplex in de Westrand van Alkmaar. De in deze overeenkomsten
vastgelegde afspraken zijn niet vrijblijvend en die afspraken geven AZ geen
ruimte om dezelfde afspraken met andere partijen te maken.
Het verbaast ons
derhalve dat AZ op 25 januari 2014 kennelijk een intentieovereenkomst met de
gemeenten Zaanstad en Wormerland heeft afgesloten die is gericht op de vestiging
van een trainingscomplex in de Zaanstreek. Wij achten deze intentieovereenkomst
onverenigbaar met de tussen u en ons geldende op realisatie gerichte
overeenkomst (…)
De afgelopen twee
jaar hebben wij op basis van de overeenkomst uit 2011 nauw met elkaar
samengewerkt en hebben wij als partners belangrijke stappen gezet naar de
realisatie van het AZ-trainingscomplex in de Westrand. Dat het proces langer
heeft geduurd dan in 2011 werd voorzien, kan niet los worden gezien van de door
AZ in 2012/2013 aangebrachte wijzigingen in het plan. Wij hebben AZ daar op 16
januari 2013 per brief nadrukkelijk op gewezen (…).
Gezien de betekenis
van AZ voor de stad Alkmaar hechten wij groot belang aan een goede, op
samenwerking gerichte relatie met AZ. Wij vertrouwen er dan ook op dat AZ NV en
SAB BV de in 2011 gemaakte afspraken zullen nakomen en dat wij op korte termijn
in goed overleg met u ook de laatste stappen naar realisatie van dit project
kunnen zetten.”
In een e-mail van 30 januari 2014 van de gemeente aan AZ
is het volgende meegedeeld.
“Naar aanleiding
van het telefonisch contact van hedenochtend en in het licht van het
constructief overleg dat gevoerd wordt kunt u de aangetekende brief d.d. 28
januari 2014 als niet verzonden beschouwen. (…)”
AZ heeft haar definitieve besluitvorming over het
eventueel beëindigen van de planuitwerking meermalen uitgesteld, totdat zij in
een overleg met de gemeente in januari 2014 heeft meegedeeld dat zij medio mei
2014 een definitieve beslissing zou nemen.
In een e-mail van 11 mei 2014 van AZ aan de gemeente
wordt onder meer het volgende aangevoerd.
“(…) Hierbij
memoreer ik dat wij in januari in overleg met het college van B&W van
Alkmaar hebben besloten de besluitvorming met 4 maanden uit te stellen tot half
mei. Met andere woorden, het is al maanden bekend dat nu een beslissing genomen
moet worden. Het feit dat een aantal openstaande punten nu een paar dagen voor
de besluitvorming binnen AZ nog niet is opgelost, doet ons eerlijk gezegd het
ergste vrezen voor de keuze voor Alkmaar. Deze openstaande punten, die
hieronder verder zullen worden benoemd, zijn voor ons essentieel en urgent en
indien hieromtrent niet vóór aanstaande dinsdagavond overeenstemming is
bereikt, lijkt ons de kans op een besluit om naar de Westrand te gaan uitermate
gering.”
Partijen hebben over de in voornoemde e-mail genoemde
geschilpunten niet binnen de door AZ gestelde termijn volledige overeenstemming
kunnen bereiken.
Op 13 mei 2014 zijn de laatste concepten voor de
huurovereenkomst, de overeenkomst van erfpacht en de overeenkomst van
geldlening aan AZ toegestuurd. Dit heeft opnieuw niet geleid tot
overeenstemming tussen partijen over de inhoud van de overeenkomsten.
Op 18 mei 2014 heeft AZ bekend gemaakt dat zij definitief
heeft gekozen voor de vestiging van het nieuwe trainingscomplex in de gemeente
Zaanstad.
Op 6 juni 2014 heeft AZ met de gemeente Zaanstad een
overeenkomst ondertekend voor de realisatie van het nieuwe trainingscomplex.
De gemeente heeft de aan AZ uitgebrachte dagvaarding op
14 juli 2014 doen overbetekenen aan de gemeente Zaanstad.
Vordering Gemeente
Alkmaar
De gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij
vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
AZ veroordeelt om de onderhandelingen met de gemeente
Alkmaar over de uitwerking van de gemaakte afspraken gericht op vestiging van
het trainingscomplex aan de Westrand te Alkmaar te goeder trouw voort te zetten
op basis van het commentaar van AZ en SAB d.d. 12 mei 2014 op de
concept-huurovereenkomst, de concept-erfpachtovereenkomst, de concept bijlage
bij artikel 3.5 van genoemde concept huurovereenkomst, en de reactie daarop van
de gemeente d.d. 13 mei 2014, alsmede - voor wat betreft de overeenkomst van
geldlening - op basis van de reactie van AZ van 24 april en 11 mei 2014 en de
concept overeenkomst van geldlening d.d. 13 mei 2014 van notaris mr. H. Erkamp
te Alkmaar;
Motivering
gemeente Alkmaar
De gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat
AZ inbreuk maakt op door haar met de gemeente in 2011 gemaakte bindende
afspraken. Zij stelt dat die inbreuk eruit bestaat dat AZ een overeenkomst met
de gemeente Zaanstad heeft gesloten, gericht op de realisatie van het nieuwe
trainingscomplex op sportpark Kalverhoek van de gemeente Zaanstad. Dat is in
strijd met het feit dat AZ al sinds 2011 gebonden is aan afspraken met de
gemeente Alkmaar om het nieuwe trainingscomplex te realiseren aan de Westrand
en derhalve pleegt AZ wanprestatie jegens de gemeente. Zij heeft Zaanstad
hieromtrent ook vóór het sluiten van de overeenkomst op 6 juni 2014
geïnformeerd en zij gaat er om die reden van uit dat de door die gemeente met
AZ gesloten overeenkomst op dit punt voorziet in een escape, zodat de gesloten
overeenkomst niet aan toewijzing van haar vorderingen in dit kort geding in de
weg kan staan. Zij wijst er op dat partijen, na het sluiten van de overeenkomst
in 2011, een ontwerp- en bestemmingsplantraject hebben doorlopen, wat heeft
geleid tot het opstellen van een concept huurovereenkomst en een concept
overeenkomst tot uitgifte in erfpacht, van welke overeenkomsten de laatste
concepten zijn gewisseld op 13 mei 2014. De
gemeente stelt dat tussen partijen feitelijk overeenstemming bestond over alle
voor de uitvoering van het project noodzakelijke afspraken. Voor zover het
project nog nadere uitwerking behoeft, ziet die nadere uitwerking op
ondergeschikte punten die niet in de weg staan aan uitvoering van het project
en in ieder geval geen aanleiding geven om het overleg over de contractuele
uitwerking van de bestaande afspraken af te breken, nu inmiddels het traject op
een haar na afgerond is. Zij benadrukt dat er al bindende afspraken liggen
zodat in deze procedure geen beroep wordt gedaan op de goede trouw in de
precontractuele fase, maar meer op een verplichting om door te onderhandelen
over de ondergeschikte elementen van een reeds gesloten overeenkomst. Om die
reden heeft zij belang bij toewijzing van haar vorderingen, aldus nog steeds de
gemeente.
Verweer AZ
AZ heeft verweer gevoerd. Zij heeft betwist dat er in 2011 bindende afspraken zijn gemaakt. Zij
heeft het standpunt ingenomen dat deze afspraken meer moeten worden gezien als
een intentieovereenkomst, zoals B&W dat destijds zelf hebben gekwalificeerd.
Echter, er bleven in het vervolgtraject steeds nieuwe problemen ontstaan die
vertraging in de planning tot gevolg hadden. AZ heeft tegenwerking van de
gemeente ervaren bij het creëren van kostendragers (bioscoop, casino,
reclamezuil), hoewel duidelijk besproken was dat deze kostendragers van groot
belang waren voor AZ om de financiering van het traject rond te krijgen. Toch
ging de gemeente in overleg met derden over de realisatie van een bioscoop en
casino op Overstad en het oprichten van een reclamezuil dicht bij het stadion
van AZ op een stukje grond dat aan de gemeente toebehoort. Door deze gang van
zaken is het vertrouwen van AZ in de gemeente ernstig beschadigd geraakt. AZ
heeft verder aangevoerd dat zij, door de opgetreden vertragingen, er ernstig
rekening moest gaan houden dat het trainingscomplex niet op korte termijn
alsnog gerealiseerd kon gaan worden en dat zij om die reden ook is gaan kijken
naar een eventueel geschikte locatie elders. In dat verband is zij met Zaanstad
in gesprek gekomen, waarvan zij de gemeente ook in kennis heeft gesteld.
Uiteindelijk heeft zij in januari 2014 de gemeente meegedeeld dat zij uiterlijk
medio mei 2014 een definitieve keuze zou maken voor de plaats van het nieuwe
trainingscomplex. Ook die mededeling maakte evenwel niet dat partijen voor de
datum 15 mei 2014 op alle punten tot overeenstemming konden komen. AZ heeft
onder meer nog verschillende op- en aanmerkingen gemaakt ten aanzien van de
laatste concepten voor de huurovereenkomst en de erfpachtovereenkomst en de
beslissing over een aanvullende lening aan AZ moet nog worden getoetst in het
kader van eventuele staatssteun. De huurvoorwaarden na ommekomst van de eerste
25 jaar, die in de overeenkomst van 2011 nog niet waren ingevuld, waren voor AZ
van zeer groot belang. De gemeente bleef vasthouden aan een gelijkblijvende
huurprijs, terwijl de investeringen tegen die tijd allang afgeschreven zouden
zijn. Ook lag er nog altijd een bezwaar van de erven [naam12] tegen het ontwerp
wijziging bestemmingsplan, hetgeen voor verdere vertraging dreigde te gaan
zorgen. Al deze zaken maakten dat AZ de knoop heeft doorgehakt en, teneinde
verdere vertraging te voorkomen, gekozen heeft voor Zaanstad waar zij gelijk
kon beginnen met de (voorbereidingen voor de) realisatie van het
trainingscomplex. De afspraken met Zaanstad zijn definitief en verder
onderhandelen met de gemeente is dus zinloos, aldus nog steeds AZ.
Oordeel
voorzieningenrechter
Partijen verschillen van inzicht in hoeverre sprake is
van een precontractuele of een postcontractuele verhouding. Dit is echter een
vooral semantische discussie die voor de uitkomst niet van groot belang is.
Partijen zijn het er immers over eens dat zij hebben onderhandeld op basis van
de in 2011 gemaakte afspraken, die deels concreet waren en deels niet. In
zoverre is sprake van een postcontractuele verhouding. Vast staat echter
evenzeer dat in 2011 is overeengekomen dat die afspraken nader geformaliseerd
moesten worden in nog op te stellen contracten. Die formalisering is op het
laatste moment gestrand op een tijdstip dat in elk geval ook als
precontractueel kan worden gekwalificeerd, in de zin dat onderhandeld is in
afwachting van een definitieve schriftelijk vastgelegde wilsovereenstemming.
Hoe die verhouding
echter ook wordt gekwalificeerd, de vordering tot dooronderhandelen moet worden
beoordeeld aan de hand van de vraag of het AZ, gegeven de - deels concrete -
afspraken uit 2011 en de stand van de onderhandelingen sindsdien tot aan mei
2014, nog vrij stond om die onderhandelingen af te breken en met Zaanstad in
zee te gegaan, alsmede de vraag of het, gezien de inmiddels met Zaanstad
gemaakte afspraken, thans nog van AZ gevergd kan worden dat zij de
onderhandelingen met de gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom
voortzet.
De vraag of het AZ
nog vrij stond om de onderhandelingen af te breken en met Zaanstad in zee te
gaan is in het kader van dit kort geding lastig te beantwoorden. Denkbaar
is dat de bodemrechter, indien geadieerd, tot de slotsom zal komen dat de vraag
ontkennend moet worden beantwoord en dat AZ daarom schadeplichtig is jegens de
gemeente. Zeker is dat echter geenszins, omdat evengoed geredeneerd kan worden
dat de gemeente genoeg kansen heeft gehad, en vervolgens heeft laten lopen, om
de onderhandelingen succesvol af te ronden. AZ heeft niet gekozen voor de in
2011 overeengekomen optie om de verdere planuitwerking te beëindigen op grond
van sterk gewijzigde marktomstandigheden, naar aan te nemen valt vanwege de
verplichting van AZ om in dat geval de door partijen gemaakte
voorbereidingskosten voor haar rekening te nemen. Dus zal een eventuele
schadeplichtigheid van AZ afhangen van de vraag aan wie het te wijten is dat de
onderhandelingen zijn afgebroken.
Deze onzekerheid over de afloop van een eventuele
bodemprocedure is van belang voor de beantwoording van de vraag of het, gezien
de inmiddels met Zaanstad gemaakte afspraken, thans nog van AZ gevergd kan
worden dat zij de onderhandelingen met de gemeente op straffe van verbeurte van
een dwangsom voortzet. Hoe groter die onzekerheid, hoe minder een rechterlijk
gebod tot dooronderhandelen in de rede ligt. Van belang is voorts dat AZ ter
zitting onomwonden duidelijk heeft gemaakt dat haar besluit om het nieuwe
trainingscomplex in Zaanstad te vestigen vaststaat en dat zij - mede gezien de
inmiddels met Zaanstad bereikte wilsovereenstemming - niet langer bereid is met
de gemeente verder te onderhandelen over het vestigen van het nieuwe
trainingscomplex aan de Westrand. Aan te
nemen valt daarom dat verdere onderhandelingen gedoemd zijn te mislukken,
hetgeen dus onvermijdelijk tot executiegeschillen zou leiden, waarbij dan de
vraag beantwoord zou moeten worden of AZ voldaan zou hebben aan de haar op
straffe van een dwangsom opgelegde verplichting om te goeder trouw door te
onderhandelen, met andere woorden of AZ dwangsommen zou hebben verbeurd. Voor
AZ zou dat in de praktijk betekenen dat zij zich in een weinig
benijdenswaardige positie zou bevinden. Zij zou zich immers naar alle
waarschijnlijkheid genoodzaakt zien de onderhandelingen alsnog te laten
stuklopen door weinig of geen water in de wijn te doen bij haar eisenpakket, en
dat alles zonder kleerscheuren op te lopen in de vorm van verbeurde
dwangsommen.
De voorzieningenrechter kan slechts constateren dat (los
van de vraag wiens schuld dat is) de breuk tussen partijen inmiddels kennelijk
zodanig definitief is dat verder onderhandelen een zinloze rituele dans zou
zijn zonder enige reële kans op een positieve uitkomst. De vordering strekkende tot dooronderhandelen zal bij deze stand
van zaken worden afgewezen. In het kielzog daarvan is ook de vordering van de
gemeente die ertoe strekt dat het AZ verboden wordt verder uitvoering te geven
aan de overeenkomst met de gemeente Zaanstad, niet toewijsbaar. De gemeente
zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten
van dit geding.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten