dinsdag 5 augustus 2014

Kort geding Gemeente Alkmaar versus AZ: vordering tot dooronderhandelen over vestiging trainingscomplex in Alkmaar afgewezen


De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar heeft op 5 augustus 2014 vonnis gewezen in het kort geding dat de gemeente Alkmaar had aangespannen tegen AZ en Stadion Alkmaar Beheer BV (SAB). De gemeente had gevorderd dat AZ en SAB op straffe van een dwangsom de onderhandelingen over de vestiging van een nieuw trainingscomplex aan de Westrand te Alkmaar moest voortzetten. De rechter heeft de vordering afgewezen en bepaald dat de gemeente de kosten van het geding moet betalen. De rechter heeft in het vonnis uitsluitsel gegeven over de onderstaande juridische vraagstukken.

Was er sprake van een overeenkomst tussen de gemeente Alkmaar en AZ?
De rechter heeft vastgesteld dat de gemeente Alkmaar en AZ in 2011 afspraken hebben gemaakt die deels concreet waren maar deels ook niet. Er was in 2011 sprake van een overeenkomst, maar één, die op bepaalde punten nog nader ingevuld moest worden. De formalisering van die afspraken is op het einde gestrand, terwijl er nog géén definitieve overeenstemming was. De vordering tot dooronderhandelen moet worden behandeld aan de hand van de vraag of het AZ nog vrij stond om de onderhandelingen af te breken en of het, gezien de inmiddels met Zaanstad gemaakte afspraken, thans nog van AZ gevergd kan worden dat zij de onderhandelingen met de gemeente Alkmaar op straffe van verbeurte van een dwangsom voortzet.

Stond het AZ vrij om de onderhandelingen met de gemeente Alkmaar af te breken en met Zaanstad in zee te gaan?
Deze vraag laat zich lastig beantwoorden in kort geding. Het is denkbaar dat, als de zaak uitgebreid behandeld wordt in een bodemprocedure, de rechter oordeelt dat AZ die vrijheid niet had en dus schadeplichtig is jegens de gemeente. Evengoed kan echter worden geredeneerd dat de gemeente Alkmaar genoeg kansen heeft gehad om tot overeenstemming te komen met AZ, maar die heeft laten lopen.  De vraag wie verantwoordelijk is voor het afbreken van de onderhandelingen kan in kort geding niet worden beantwoord.

Kan van AZ gevergd worden verder te onderhandelen met de gemeente Alkmaar op straffe van een dwangsom?

De rechter vindt dat dit niet van AZ kan worden gevergd. AZ heeft tijdens de zitting onomwonden duidelijk gemaakt dat het besluit, om het nieuwe trainingscomplex in Zaanstad te vestigen, vaststaat. Gezien het contract met de gemeente Zaanstad is AZ niet meer bereid met de gemeente Alkmaar te onderhandelen over de vestiging van het complex aan de Westrand. Nu in de visie van de rechter verdere onderhandelingen tot mislukken zijn gedoemd, zou het dwingen van AZ tot verder onderhandelen leiden tot nieuwe procedures over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd. Dat zou AZ in een onmogelijke positie brengen en gaat de rechter te ver.


Samenvatting uitspraak:
De gemeente Alkmaar dagvaart voetbalclub AZ. Op 5 oktober 2011 zijn tussen de gemeente en AZ afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn verwoord in een brief van de gemeente van 26 oktober 2011. Deze brief houdt voor zover hier van belang het volgende in:

“(…) In het laatste gesprek op 5 oktober jl. - waarbij aanwezig waren namens AZ NV de heren [naam 9] en [naam 6], de eigenaren van stadion, P8 en het Lood verenigd in Stadion Alkmaar Beheer B.V. en namens de gemeente Alkmaar de portefeuillehouders [naam 4] en [naam 10] en de heren [naam 1] en [naam 11] – is overeenstemming bereikt over de programmatische en financiële aspecten met betrekking tot en samenhangend met de vestiging van het nieuwe trainingscomplex aan de Westrand in Alkmaar. Het doet ons genoegen de gemaakte afspraken in deze brief te bevestigen. Deze afspraken zullen, nadat ook de raad hiermee heeft ingestemd, worden uitgewerkt en vastgelegd in een door AZ en de gemeente te ondertekenen huurovereenkomst en samenwerkingsovereenkomst met een eerste looptijd van 25 jaar en een door Stadion Alkmaar Beheer B.V. en de gemeente te ondertekenen erfpachtovereenkomst. Partijen hebben de intentie om na afloop van deze termijn de samenwerking te verlengen.
(…)
Planning, besluitvorming en communicatie
De in het kader van de ontwikkeling van het trainingscomplex met AZ en Stadion Alkmaar Beheer B.V. gemaakte afspraken zijn onder voorbehoud van een staatssteuntoets en instemming van de gemeenteraad.
Wij verzoeken u de in deze brief vastgelegde afspraken hieronder voor akkoord te ondertekenen. Parallel aan deze brief wordt een brief, met daarin vastgelegd de afspraken tussen gemeente en Stadion Alkmaar Beheer B.V., voor ondertekening aan de Stadion Alkmaar Beheer B.V. overlegd. Na ondertekening van beide brieven kan de besluitvorming door de raad worden voorbereid en kunnen de afspraken worden uitgewerkt in een tussen partijen af te sluiten huur- en erfpachtovereenkomst. De afspraken worden bekend gemaakt tijdens een gezamenlijke persconferentie van de gemeente en AZ in week 41.
Het raadsvoorstel zal naar verwachting in de raad van 1 december a.s. kunnen worden geagendeerd. Na besluitvorming door de raad zullen wij ons inspannen om, in nauw overleg met u en Stadion Alkmaar Beheer BV., te komen tot een voortvarende planuitwerking en technische voorbereiding van het trainingscomplex.
Wij richten ons daarbij op oplevering en ingebruikname van het complex eind 2013/begin 2014, waarvoor nodig is dat in overleg met u wordt onderzocht op welke wijze de bestaande conceptplanning (bijlage 3) kan worden versneld. Dit is onder meer afhankelijk van de voortgang van het gebouwontwerp, de aanbesteding
en de te voeren planologische procedure (inclusief instemming van de provincie).
Bij sterk wijzigende marktomstandigheden kan, zolang nog geen huurovereenkomst tussen gemeente en AZ is afgesloten en het werk nog niet is aanbesteed, op verzoek van AZ de verdere planuitwerking worden beëindigd. Indien AZ van dit recht gebruik maakt, neemt AZ alle vanaf datum ondertekening van deze brief door partijen gemaakte voorbereidingskosten voor zijn rekening.
Wij vertrouwen erop in een goede samenwerking met u het nieuwe trainingscomplex te realiseren. Namens ons college is wethouder [naam 4] ook bij de volgende uitwerkingen graag tot verder overleg bereid.”

In een nota aan burgemeester en wethouders van de gemeente van 25 oktober 2011 opgesteld namens de wethouder [naam4] over de besprekingen, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Juridische aspecten
De afspraken zoals die zijn vastgelegd in de door B&W te ondertekenen en AZ en Stadion Alkmaar Beheer B.V. mede te ondertekenen brieven kunnen worden beschouwd als een intentieovereenkomst. (…)”

Partijen hebben sindsdien veel onderhandelingen gevoerd en actie ondernomen om te komen tot realisatie van het plan. Er zijn in overleg nog een aantal wijzigingen doorgevoerd. De geplande oplevering en ingebruikname van het complex eind 2013/begin 2014 is niet gehaald.
Eind oktober 2013 heeft het college van de gemeente Zaanstad de gemeente Alkmaar geïnformeerd dat zij door AZ is benaderd met het verzoek om de mogelijkheid van een trainingscomplex te onderzoeken en dat de gemeente Zaanstad voornemens is aan dat verzoek mee te werken. In reactie hierop heeft de gemeente aan Zaanstad laten weten dat zij met AZ overeenkomsten heeft gesloten voor de realisatie van het trainingscomplex in Alkmaar die in rechte afdwingbaar zijn.

Op 25 januari 2014 heeft AZ met Zaanstad een intentieovereenkomst gesloten voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de vestiging van het trainingscomplex op het sportcomplex Kalverhoek.
Op 28 januari 2014 heeft de gemeente AZ een aangetekende brief gestuurd die onder meer het volgende inhoudt:
“Reeds lange tijd zijn wij met u in goed overleg over de realisatie van het AZ-trainingscomplex in de Westrand en zijn wij met u in dit proces zeer ver gevorderd. Gelet op enkele recente ontwikkelingen achten wij het helaas noodzakelijk u deze brief te sturen.
Allereerst reageren wij op uw brief van 2 december 2013 met bovengenoemd kenmerk. (…). In uw brief geeft u aan dat ‘...tegen de afspraken in belangrijke kostendragers als een casino en een reclamemast aan andere partijen dan aan AZ worden gegund”. Wij benadrukken hierbij dat voor wat betreft de mogelijke vestiging van een casino bij het stadion door de gemeente aan AZ geen toezeggingen zijn gedaan. Ter zake van de voorgenomen reclamemast merken wij op dat deze mast niet op gronden van Stadion Alkmaar Beheer (SAB) BV is gepland, maar op gemeentegrond. Overigens is een nieuw reclamebeleid in voorbereiding dat een verruiming van de mogelijkheden voor reclame beoogt.
Voor de afspraken inzake de ontwikkeling en bestemmingswijziging van stadionterrein, P8 en het Lood, alsmede de beoordeling van initiatieven die buiten deze bestemmingswijziging vallen, verwijzen wij u naar de op 26 oktober 2011 en 3 november 2011 respectievelijk met AZ NV en SAB BV afgesloten overeenkomst. Noch de vestiging van een casino noch de exploitatie van een reclamezuil maken hiervan onderdeel uit. Van de gemeente kan derhalve niet gezegd worden dat zij haar afspraken met AZ en SAB niet nakomt.
In de genoemde overeenkomsten hebben AZ NV en SAB BV zich verplicht tot de realisatie van het AZ trainingscomplex in de Westrand van Alkmaar. De in deze overeenkomsten vastgelegde afspraken zijn niet vrijblijvend en die afspraken geven AZ geen ruimte om dezelfde afspraken met andere partijen te maken.
Het verbaast ons derhalve dat AZ op 25 januari 2014 kennelijk een intentieovereenkomst met de gemeenten Zaanstad en Wormerland heeft afgesloten die is gericht op de vestiging van een trainingscomplex in de Zaanstreek. Wij achten deze intentieovereenkomst onverenigbaar met de tussen u en ons geldende op realisatie gerichte overeenkomst (…)
De afgelopen twee jaar hebben wij op basis van de overeenkomst uit 2011 nauw met elkaar samengewerkt en hebben wij als partners belangrijke stappen gezet naar de realisatie van het AZ-trainingscomplex in de Westrand. Dat het proces langer heeft geduurd dan in 2011 werd voorzien, kan niet los worden gezien van de door AZ in 2012/2013 aangebrachte wijzigingen in het plan. Wij hebben AZ daar op 16 januari 2013 per brief nadrukkelijk op gewezen (…).
Gezien de betekenis van AZ voor de stad Alkmaar hechten wij groot belang aan een goede, op samenwerking gerichte relatie met AZ. Wij vertrouwen er dan ook op dat AZ NV en SAB BV de in 2011 gemaakte afspraken zullen nakomen en dat wij op korte termijn in goed overleg met u ook de laatste stappen naar realisatie van dit project kunnen zetten.”

In een e-mail van 30 januari 2014 van de gemeente aan AZ is het volgende meegedeeld.
“Naar aanleiding van het telefonisch contact van hedenochtend en in het licht van het constructief overleg dat gevoerd wordt kunt u de aangetekende brief d.d. 28 januari 2014 als niet verzonden beschouwen. (…)”

AZ heeft haar definitieve besluitvorming over het eventueel beëindigen van de planuitwerking meermalen uitgesteld, totdat zij in een overleg met de gemeente in januari 2014 heeft meegedeeld dat zij medio mei 2014 een definitieve beslissing zou nemen.

In een e-mail van 11 mei 2014 van AZ aan de gemeente wordt onder meer het volgende aangevoerd.
“(…) Hierbij memoreer ik dat wij in januari in overleg met het college van B&W van Alkmaar hebben besloten de besluitvorming met 4 maanden uit te stellen tot half mei. Met andere woorden, het is al maanden bekend dat nu een beslissing genomen moet worden. Het feit dat een aantal openstaande punten nu een paar dagen voor de besluitvorming binnen AZ nog niet is opgelost, doet ons eerlijk gezegd het ergste vrezen voor de keuze voor Alkmaar. Deze openstaande punten, die hieronder verder zullen worden benoemd, zijn voor ons essentieel en urgent en indien hieromtrent niet vóór aanstaande dinsdagavond overeenstemming is bereikt, lijkt ons de kans op een besluit om naar de Westrand te gaan uitermate gering.”

Partijen hebben over de in voornoemde e-mail genoemde geschilpunten niet binnen de door AZ gestelde termijn volledige overeenstemming kunnen bereiken.
Op 13 mei 2014 zijn de laatste concepten voor de huurovereenkomst, de overeenkomst van erfpacht en de overeenkomst van geldlening aan AZ toegestuurd. Dit heeft opnieuw niet geleid tot overeenstemming tussen partijen over de inhoud van de overeenkomsten.
Op 18 mei 2014 heeft AZ bekend gemaakt dat zij definitief heeft gekozen voor de vestiging van het nieuwe trainingscomplex in de gemeente Zaanstad.
Op 6 juni 2014 heeft AZ met de gemeente Zaanstad een overeenkomst ondertekend voor de realisatie van het nieuwe trainingscomplex.
De gemeente heeft de aan AZ uitgebrachte dagvaarding op 14 juli 2014 doen overbetekenen aan de gemeente Zaanstad.

Vordering Gemeente Alkmaar
De gemeente vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
AZ veroordeelt om de onderhandelingen met de gemeente Alkmaar over de uitwerking van de gemaakte afspraken gericht op vestiging van het trainingscomplex aan de Westrand te Alkmaar te goeder trouw voort te zetten op basis van het commentaar van AZ en SAB d.d. 12 mei 2014 op de concept-huurovereenkomst, de concept-erfpachtovereenkomst, de concept bijlage bij artikel 3.5 van genoemde concept huurovereenkomst, en de reactie daarop van de gemeente d.d. 13 mei 2014, alsmede - voor wat betreft de overeenkomst van geldlening - op basis van de reactie van AZ van 24 april en 11 mei 2014 en de concept overeenkomst van geldlening d.d. 13 mei 2014 van notaris mr. H. Erkamp te Alkmaar;

Motivering gemeente Alkmaar
De gemeente legt aan haar vorderingen ten grondslag dat AZ inbreuk maakt op door haar met de gemeente in 2011 gemaakte bindende afspraken. Zij stelt dat die inbreuk eruit bestaat dat AZ een overeenkomst met de gemeente Zaanstad heeft gesloten, gericht op de realisatie van het nieuwe trainingscomplex op sportpark Kalverhoek van de gemeente Zaanstad. Dat is in strijd met het feit dat AZ al sinds 2011 gebonden is aan afspraken met de gemeente Alkmaar om het nieuwe trainingscomplex te realiseren aan de Westrand en derhalve pleegt AZ wanprestatie jegens de gemeente. Zij heeft Zaanstad hieromtrent ook vóór het sluiten van de overeenkomst op 6 juni 2014 geïnformeerd en zij gaat er om die reden van uit dat de door die gemeente met AZ gesloten overeenkomst op dit punt voorziet in een escape, zodat de gesloten overeenkomst niet aan toewijzing van haar vorderingen in dit kort geding in de weg kan staan. Zij wijst er op dat partijen, na het sluiten van de overeenkomst in 2011, een ontwerp- en bestemmingsplantraject hebben doorlopen, wat heeft geleid tot het opstellen van een concept huurovereenkomst en een concept overeenkomst tot uitgifte in erfpacht, van welke overeenkomsten de laatste concepten zijn gewisseld op 13 mei 2014. De gemeente stelt dat tussen partijen feitelijk overeenstemming bestond over alle voor de uitvoering van het project noodzakelijke afspraken. Voor zover het project nog nadere uitwerking behoeft, ziet die nadere uitwerking op ondergeschikte punten die niet in de weg staan aan uitvoering van het project en in ieder geval geen aanleiding geven om het overleg over de contractuele uitwerking van de bestaande afspraken af te breken, nu inmiddels het traject op een haar na afgerond is. Zij benadrukt dat er al bindende afspraken liggen zodat in deze procedure geen beroep wordt gedaan op de goede trouw in de precontractuele fase, maar meer op een verplichting om door te onderhandelen over de ondergeschikte elementen van een reeds gesloten overeenkomst. Om die reden heeft zij belang bij toewijzing van haar vorderingen, aldus nog steeds de gemeente.

Verweer AZ
AZ heeft verweer gevoerd. Zij heeft betwist dat er in 2011 bindende afspraken zijn gemaakt. Zij heeft het standpunt ingenomen dat deze afspraken meer moeten worden gezien als een intentieovereenkomst, zoals B&W dat destijds zelf hebben gekwalificeerd. Echter, er bleven in het vervolgtraject steeds nieuwe problemen ontstaan die vertraging in de planning tot gevolg hadden. AZ heeft tegenwerking van de gemeente ervaren bij het creëren van kostendragers (bioscoop, casino, reclamezuil), hoewel duidelijk besproken was dat deze kostendragers van groot belang waren voor AZ om de financiering van het traject rond te krijgen. Toch ging de gemeente in overleg met derden over de realisatie van een bioscoop en casino op Overstad en het oprichten van een reclamezuil dicht bij het stadion van AZ op een stukje grond dat aan de gemeente toebehoort. Door deze gang van zaken is het vertrouwen van AZ in de gemeente ernstig beschadigd geraakt. AZ heeft verder aangevoerd dat zij, door de opgetreden vertragingen, er ernstig rekening moest gaan houden dat het trainingscomplex niet op korte termijn alsnog gerealiseerd kon gaan worden en dat zij om die reden ook is gaan kijken naar een eventueel geschikte locatie elders. In dat verband is zij met Zaanstad in gesprek gekomen, waarvan zij de gemeente ook in kennis heeft gesteld. Uiteindelijk heeft zij in januari 2014 de gemeente meegedeeld dat zij uiterlijk medio mei 2014 een definitieve keuze zou maken voor de plaats van het nieuwe trainingscomplex. Ook die mededeling maakte evenwel niet dat partijen voor de datum 15 mei 2014 op alle punten tot overeenstemming konden komen. AZ heeft onder meer nog verschillende op- en aanmerkingen gemaakt ten aanzien van de laatste concepten voor de huurovereenkomst en de erfpachtovereenkomst en de beslissing over een aanvullende lening aan AZ moet nog worden getoetst in het kader van eventuele staatssteun. De huurvoorwaarden na ommekomst van de eerste 25 jaar, die in de overeenkomst van 2011 nog niet waren ingevuld, waren voor AZ van zeer groot belang. De gemeente bleef vasthouden aan een gelijkblijvende huurprijs, terwijl de investeringen tegen die tijd allang afgeschreven zouden zijn. Ook lag er nog altijd een bezwaar van de erven [naam12] tegen het ontwerp wijziging bestemmingsplan, hetgeen voor verdere vertraging dreigde te gaan zorgen. Al deze zaken maakten dat AZ de knoop heeft doorgehakt en, teneinde verdere vertraging te voorkomen, gekozen heeft voor Zaanstad waar zij gelijk kon beginnen met de (voorbereidingen voor de) realisatie van het trainingscomplex. De afspraken met Zaanstad zijn definitief en verder onderhandelen met de gemeente is dus zinloos, aldus nog steeds AZ.

Oordeel voorzieningenrechter
Partijen verschillen van inzicht in hoeverre sprake is van een precontractuele of een postcontractuele verhouding. Dit is echter een vooral semantische discussie die voor de uitkomst niet van groot belang is. Partijen zijn het er immers over eens dat zij hebben onderhandeld op basis van de in 2011 gemaakte afspraken, die deels concreet waren en deels niet. In zoverre is sprake van een postcontractuele verhouding. Vast staat echter evenzeer dat in 2011 is overeengekomen dat die afspraken nader geformaliseerd moesten worden in nog op te stellen contracten. Die formalisering is op het laatste moment gestrand op een tijdstip dat in elk geval ook als precontractueel kan worden gekwalificeerd, in de zin dat onderhandeld is in afwachting van een definitieve schriftelijk vastgelegde wilsovereenstemming.
Hoe die verhouding echter ook wordt gekwalificeerd, de vordering tot dooronderhandelen moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of het AZ, gegeven de - deels concrete - afspraken uit 2011 en de stand van de onderhandelingen sindsdien tot aan mei 2014, nog vrij stond om die onderhandelingen af te breken en met Zaanstad in zee te gegaan, alsmede de vraag of het, gezien de inmiddels met Zaanstad gemaakte afspraken, thans nog van AZ gevergd kan worden dat zij de onderhandelingen met de gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom voortzet.
De vraag of het AZ nog vrij stond om de onderhandelingen af te breken en met Zaanstad in zee te gaan is in het kader van dit kort geding lastig te beantwoorden. Denkbaar is dat de bodemrechter, indien geadieerd, tot de slotsom zal komen dat de vraag ontkennend moet worden beantwoord en dat AZ daarom schadeplichtig is jegens de gemeente. Zeker is dat echter geenszins, omdat evengoed geredeneerd kan worden dat de gemeente genoeg kansen heeft gehad, en vervolgens heeft laten lopen, om de onderhandelingen succesvol af te ronden. AZ heeft niet gekozen voor de in 2011 overeengekomen optie om de verdere planuitwerking te beëindigen op grond van sterk gewijzigde marktomstandigheden, naar aan te nemen valt vanwege de verplichting van AZ om in dat geval de door partijen gemaakte voorbereidingskosten voor haar rekening te nemen. Dus zal een eventuele schadeplichtigheid van AZ afhangen van de vraag aan wie het te wijten is dat de onderhandelingen zijn afgebroken.
Deze onzekerheid over de afloop van een eventuele bodemprocedure is van belang voor de beantwoording van de vraag of het, gezien de inmiddels met Zaanstad gemaakte afspraken, thans nog van AZ gevergd kan worden dat zij de onderhandelingen met de gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom voortzet. Hoe groter die onzekerheid, hoe minder een rechterlijk gebod tot dooronderhandelen in de rede ligt. Van belang is voorts dat AZ ter zitting onomwonden duidelijk heeft gemaakt dat haar besluit om het nieuwe trainingscomplex in Zaanstad te vestigen vaststaat en dat zij - mede gezien de inmiddels met Zaanstad bereikte wilsovereenstemming - niet langer bereid is met de gemeente verder te onderhandelen over het vestigen van het nieuwe trainingscomplex aan de Westrand. Aan te nemen valt daarom dat verdere onderhandelingen gedoemd zijn te mislukken, hetgeen dus onvermijdelijk tot executiegeschillen zou leiden, waarbij dan de vraag beantwoord zou moeten worden of AZ voldaan zou hebben aan de haar op straffe van een dwangsom opgelegde verplichting om te goeder trouw door te onderhandelen, met andere woorden of AZ dwangsommen zou hebben verbeurd. Voor AZ zou dat in de praktijk betekenen dat zij zich in een weinig benijdenswaardige positie zou bevinden. Zij zou zich immers naar alle waarschijnlijkheid genoodzaakt zien de onderhandelingen alsnog te laten stuklopen door weinig of geen water in de wijn te doen bij haar eisenpakket, en dat alles zonder kleerscheuren op te lopen in de vorm van verbeurde dwangsommen.

De voorzieningenrechter kan slechts constateren dat (los van de vraag wiens schuld dat is) de breuk tussen partijen inmiddels kennelijk zodanig definitief is dat verder onderhandelen een zinloze rituele dans zou zijn zonder enige reële kans op een positieve uitkomst. De vordering strekkende tot dooronderhandelen zal bij deze stand van zaken worden afgewezen. In het kielzog daarvan is ook de vordering van de gemeente die ertoe strekt dat het AZ verboden wordt verder uitvoering te geven aan de overeenkomst met de gemeente Zaanstad, niet toewijsbaar. De gemeente zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten