De
feiten
Van 't Westeinde is per 1 juli 2012
werkzaam bij Veensche Boys als trainer-coach van de selectie voor het eerste
elftal. Zulks - in eerste instantie - op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op
uitdrukkelijk verzoek van Van 't Westeinde is per 1 juli 2013 tussen partijen
afgesproken dat Van 't Westeinde de werkzaamheden via zijn vennootschap,
Sportbytes B.V., zou gaan verrichten en die vennootschap daarvoor facturen aan
Veensche Boys zou gaan verzenden. Voor het seizoen 2014/2015 is vervolgens
overeengekomen dat 10 termijnen van € 1.300,- exclusief BTW aan Veensche Boys zouden worden gefactureerd;
bedoelde vennootschap in het seizoen 2014/2015 voorts tweemaal een evenement
ten behoeve van Veensche Boys zou organiseren, waarvoor een factuur van totaal
€ 4.500,-- exclusief BTW zou worden
ingediend en Van 't Westeinde een vrijwilligersvergoeding zou ontvangen van €
1.500,--. Voornoemde vennootschap heeft in het seizoen 2013/2014 ten titel van
managementfee conform afspraak declaraties aan Veensche Boys verzonden welke
allen zijn voldaan. De overeenkomst zou voortduren tot het einde van het
seizoen 2014/2015.
In het najaar van 2013 heeft de heer
Bouw, lid van de selectie van het eerste elftal van Veensche Boys en voorzitter
van de technische commissie Veensche Boys, een affectieve relatie ontwikkeld
met de echtgenote van de heer lesberts, de assistent trainer van het eerste
elftal. Die relatie heeft binnen de vereniging voor de nodige commotie en in de
verhouding tussen de heer lesberts en de heer Bouw voor de nodige spanning
gezorgd. De heer Bouw heeft zich op
enig moment als speler teruggetrokken,
maar opengelaten of hij op een later moment weer zou terugkeren.
Gelet op de bijzondere positie van de
heer Bouw binnen de vereniging, heeft het bestuur van Veensche Boys Van 't
Westeinde voor de zomerstop in 2014
medegedeeld dat de mogelijkheid bestond dat de heer Bouw zich op enig moment
weer bij de selectie zou aansluiten, zonder dat daarvoor op dat moment enige concrete aanwijzing was.
Op 15 juli 2014- na de start van de
voorbereiding voor het nieuwe seizoen en na een half jaar niet spelenttrainen -
heeft de heer Bouw aan Van 't Westeinde
aangegeven dat hij zich inderdaad wilde gaan aansluiten bij de selectie. Bekend
was dat de heer lesberts daarmee zeer grote moeite had.
Van 't Westeinde heeft het bestuur van
Veensche Boys, gelet op de ontstane
spanningen, om interventie gevraagd en
een bijdrage aan de oplossing van de te
moeizame - persoonlijke - verhoudingen.
Na de nodige ontwikkelingen heeft de
heer Schouten, als voorzitter van Veensche Boys, Van 't Westeinde op 7 augustus
2014 gevraagd te overleggen. Bij die bespreking was ook de heer Bouw aanwezig.
In die bespreking heeft de heer Bouw uiteindelijk medegedeeld dat hij geen vertrouwen in Van 't
Westeinde meer had en hij alle werkzaamheden, inclusief die van de
technische commissie binnen Veensche Boys zou neerleggen. Daarop
heeft hij de bespreking verlaten.
Op 8 augustus 2014 heeft de heer Schouten aan Van 't
Westeinde-na bestuursoverleg - medegedeeld dat Van 't Westeinde geen trainer
meer zou zijn van Veensche Boys en
binnen het bestuur was gekozen ten
faveure van de heer Bouw.
Bij brief d.d. 19 augustus 2014 heeft Veensche Boys Van 't
Westeinde bericht:
"Beste
Wim,
Bij
deze delen wij je mede dat per 15 augustus
2014 wij de samenwerking met jou als trainer-coach voor het 1e elftal
bij de s.v. Veensche Boys beëindigen.
Uiteraard
kan je tot 15 augustus 2014 de door jou gewerkte uren voor de vereniging
declareren.
Reden
van beëindiging: de grote verschillen van inzicht betreffende
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van vereniging en de trainer waardoor er
een onwerkbare situatie is ontstaan.
Als
er vragen zijn van jouw kant zijn m.b.t. de financiële afhandeling zijn wij
bereid om op korte termijn een afspraak met jou te organiseren.
Wij
danken je voor je inzet voor de vereniging en wensen je veel succes bij je
verdere trainersloopbaan"
Bij brief d.d. 24 augustus 2014 heeft
Van 't Westeinde geprotesteerd tegen de beëindiging van de samenwerking. In de
periode daaraan voorafgaand (tussen 8 en 19 augustus 2014) heeft de heer Bouw Van
't Westeinde telefonisch gemeld dat hij bereid was als speler terug te treden
als het bestuur van Veensche Boys het besluit om Van 't Westeinde te ontslaan
zou hernemen.
Op 14 augustus 2014 heeft voorts de heer
lesberts medegedeeld dat hij de heer Bouw (toch) in het eerste elftal zou
kunnen gedogen. Zulks heeft er niet toe geleid dat het bestuur van Veensche
Boys op haar oorspronkelijke beslissing d.d.
8 augustus 2014 is teruggekomen; zij
heeft dat besluit geformaliseerd bij voormelde brief van 19 augustus 2014.
Kern
van het geschil
Partijen verschillen
van mening over de vraag of tussen hen een arbeidsovereenkomst of een
overeenkomst van opdracht geldt en wat de gevolgen zijn van de opzegging van
hun samenwerking door Veensche Boys per 15 augustus 2014.
Oordeel
arbitragecommissie
Arbeidsovereenkomst of
overeenkomst van opdracht?
Allereerst heeft de arbitragecommissie
te oordelen over de vraag of tussen partijen is gecontracteerd op basis van een
arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. In dat kader overweegt de
arbitragecommissie dat Van 't Westeinde desgevraagd ter zitting heeft
medegedeeld dat zijn hoofdinkomen wordt verkregen door als zelfstandig adviseur
binnen opdrachtgever/opdrachtnemer-relaties in de sportwereld vanuit zijn
vennootschap Sportbytes B.V. actief te zijn. Langs die lijn adviseert en
ondersteunt Van 't Westeinde onder meer gemeenten en sportbonden.
Het verzoek van Van 't Westeinde in 2013
om de verhouding met Veensche Boys langs dezelfde lijn in te richten, is naar
het oordeel van de arbitragecommissie dan ook een expliciete en bewuste keuze
van Van 't Westeinde (en Veensche Boys)
geweest. Partijen hebben sedertdien de bedoeling gehad op basis van een
opdrachtnemer/opdrachtgever relatie de werkzaamheden te doen verrichten.
Partijen hebben nadien hun arbeidsverhouding ook niet op een zodanige wijze
feitelijk ingevuld, dat zulks tot een ander oordeel dient te leiden (vgl. HR 14november 1997, NJ 1998, 149; Groen/Schoevers).
Hierop stuiten de primaire en
subsidiaire vordering van Van 't
Westeinde af.
Recht op naar redelijkheid
vast te stellen deel loon?
Op voet van het bepaalde in artikel 7:408 BW kan de opdrachtgever te
allen tijde de overeenkomst opzeggen,
maar geldt op voet van het bepaalde
in artikel 7:411 BW dat indien de overeenkomst eindigt voordat de
opdracht is volbracht of de tijd waarvoor
zij is verleend, is verstreken en de verschuldigdheid van het loon
afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, de
opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het
loon. De opdrachtnemer heeft, gelet op het bepaalde in het 2e lid van voornoemd
artikel, slechts recht op het volle loon indien het einde van de overeenkomst
aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet
op alle omstandigheden van het geval, redelijk is.
Vaststaat dat de opdracht tot 15 augustus 2014 heeft
voortgeduurd en zijdens Van 't Westeinde/Sportbytes B.V. over de periode vanaf
1 juli 2014 nog geen facturen zijn verzonden. De arbitragecommissie verstaat,
ook gelet op de opmerking daarover van de heer Van Leeuwen ter zitting, dat
indien een correcte factuur over de periode tot 15 augustus 2014 wordt verzonden,
Veensche Boys voor correcte betaling zal zorg dragen.
Derhalve dient de arbitragecommissie te
beoordelen of het redelijk is dat aan Van 't Westeinde, althans Sportbytes B.V., over de periode van
15 augustus 2014 tot 1 juli 2015 nog een vergoeding toekomt.
Bij de bepaling van de omvang van de vergoeding dient op grond van de wet onder
meer rekening te worden gehouden met de besparingen die voor de opdrachtnemer
uit de voortijdige beëindiging
voortvloeien (in casu onder meer
reiskosten) en de vraag of de beëindiging
aan Veensche Boys kan worden toegerekend. Daartoe overweegt de arbitragecommissie als volgt.
Van 't Westeinde zag zich in de hiervoor
geschetste omstandigheden geconfronteerd met aan de ene kant de
gerechtvaardigde belangen en emoties van zijn assistent-trainer en aan de
andere kant de belangen van de voor Veensche Boys belangrijke heer Bouw. Dat Van 't Westeinde het bestuur heeft
verzocht ter zake actief te werken aan een oplossing, acht de
arbitragecommissie in de aan de orde zijnde omstandigheden geraden.
Naar
het oordeel van de arbitragecommissie heeft het bestuur, hoewel de
arbitragecommissie begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin zich ook het
bestuur van Veensche Boys bevond, onvoldoende actief opgetreden en daarmee
feitelijk de trainer verantwoordelijk gemaakt voor niet-voetbaltechnische
aangelegenheden.
Dat het bestuur uiteindelijk- alles
afwegende- heeft gekozen voor de heer Bouw, is in de gegeven omstandigheden
wellicht niet onbegrijpelijk, maar een andere keuze zou evenzeer te
rechtvaardigen zijn geweest. Door de consequenties van die keuze van Veensche
Boys uitsluitend af te wentelen op Van 't Westeinde, met wie een overeenkomst
was gesloten tot het einde van het seizoen 2014/2015, acht de
arbitragecommissie- alle omstandigheden wegend - niet billijk. Van 't Westeinde
heeft dan ook recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon.
Het volle loon acht de
arbitragecommissie echter niet billijk. De arbitragecommissie acht het redelijk
dat, rekening houdend met nog het door Veensche Boys te betalen bedrag over de
periode tot 15 augustus 2014 en alle omstandigheden van het geval, nog zes
reguliere termijnen en derhalve een bedrag van € 7.800,-- (exclusief de
eventueel verschuldigde omzetbelasting) door Sportbytes B.V. aan Veensche Boys
kan worden gefactureerd. De arbitragecommissie acht billijk dat daarvoor de
reguliere betalingstermijnen worden gehanteerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten