De
feiten in het incident
FC Utrecht is een Nederlandse betaald
voetbal organisatie. In 2011 heeft FC Utrecht interesse getoond in een doelman,
[A] (hierna: [A] ), die op dat moment speelde bij Racing Club de Avellaneda te
Argentinië. De heer [X] van “Full Players” heeft [A] destijds vertegenwoordigd.
Voor de tewerkstelling van [A] had FC
Utrecht een vergunning nodig. Op basis van de Uitvoeringsregels Wet Arbeid
Vreemdelingen, heeft FC Utrecht de verplichting om aan [A] een bruto jaarloon
van ten minste € 533.000,00 te betalen. FC Utrecht was bereid om aan [A] een
jaarsalaris van maximaal € 250.000,00 te betalen. Vervolgens hebben partijen
gesproken over het maken van afwijkende afspraken. Deze afspraken zouden er
kort gezegd op neer komen dat een deel van het betaalde salaris zou worden
terugbetaald aan FC Utrecht.
FC Utrecht heeft op 21 juli 2011 een
aanbod gedaan aan Full Play International. In dit aanbod gaat FC Utrecht ervan
uit dat Full Play International een deel van het salaris van [A] zou sponsoren.
Een forumkeuzebeding is in dit aanbod
niet opgenomen.
Op 1 augustus 2011 heeft de heer [X] ,
namens Full Players S.A., het volgende aan FC Utrecht bericht:
In accordance to your note dated July
21st 2001, we hereby accept to sponsor part of the salary of the goalkeeper [A]
, as stated on the fourth paragraph of the already mentioned note… “This means
that the player has to pay a part of his net salary to Full Play and Full Play
is prepared to pay the difference between the salary of Euros 533.000 minus
Euros 250.00 to FC Utrecht”.
Please send us the formal agreement
as soon as you can, between your club and Full Playgroup S.A. where such
sponsorship will be defined.
FC Utrecht heeft op 6 september 2011 een
concept van een sponsorovereenkomst toegezonden aan de heer Van Kooperen, die
op dat moment optrad als contactpersoon voor Full Play International. In de conceptovereenkomst is onder meer een
forumkeuzebeding opgenomen.
Full Play International, althans [K] ,
heeft op 14 september 2011 op de conceptovereenkomst gereageerd. Deze reactie
luidt als volgt:
Regarding the sponsorship agreement,
I have these comments to make:
1. Our signing company will be Full Play Group SA […]
2. As it has been agreed the gross salary of the player is E250k per year. So, as stated in the agreement we have to pay back the club E283.000, in four installments, for the sponsorship rights you have granted to us. Adding these two amounts, we reach E533.000 which is the less sum for a non-European player a club has to pay in Holland.
3. So, if point 2 is ok, do we have to transfer the club the E283.000, or with the signed agreement is enough for them? In any of the two situations, we shall need a side letter stating the reality of the operation. Let s chat tomorrow in order to clarify these few points and close the agreement.
1. Our signing company will be Full Play Group SA […]
2. As it has been agreed the gross salary of the player is E250k per year. So, as stated in the agreement we have to pay back the club E283.000, in four installments, for the sponsorship rights you have granted to us. Adding these two amounts, we reach E533.000 which is the less sum for a non-European player a club has to pay in Holland.
3. So, if point 2 is ok, do we have to transfer the club the E283.000, or with the signed agreement is enough for them? In any of the two situations, we shall need a side letter stating the reality of the operation. Let s chat tomorrow in order to clarify these few points and close the agreement.
Full
Play International heeft de conceptovereenkomst niet ondertekend.
FC Utrecht heeft niet het volledige
bedrag van € 533.000,00 betaald aan [A] , maar heeft een gedeelte daarvan
ingehouden.
De
beoordeling in het incident
Full
Play International vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. FC Utrecht voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt
hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Full Play International is een
rechtspersoon naar buitenlands recht, zodat de vordering van FC Utrecht uit
dien hoofde een internationaal karakter draagt. De rechtbank dient - ook zonder
daartoe strekkende incidentele vordering - de vraag te beantwoorden of de
Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Nu Full Play
International niet in een land van de Europese Unie gevestigd is, is de
Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX) op grond van artikel 6 EEX beperkt van
toepassing. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter wordt
derhalve beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en de artikelen 18, 21 en 24 tot en met 26 EEX.
Forumkeuze
In artikel 25 EEX wordt een regeling
gegeven voor het geval partijen in een overeenkomst een forumkeuze hebben
opgenomen. Op grond van dit artikel geldt dat van een geldig forumkeuzebeding
sprake is, indien vaststaat dat dit beding voorwerp heeft uitgemaakt van een
wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting
komt, waarbij de in artikel 25 lid 1 onder a, b en c EEX gestelde vormvereisten
ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen
inderdaad vaststaat. Op grond van artikel 25 lid 1 Herschikte EEX-Vo moet de
forumkeuze zijn gesloten:
- hetzij
bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde
mondelinge overeenkomst;
- hetzij
in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen
gebruikelijk zijn geworden;
- hetzij,
in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan
de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de
internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke
overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
Voorop wordt gesteld dat de geldigheid
van een forumkeuzebeding autonoom moet worden beoordeeld en dat de beoordeling
in dit vonnis derhalve los staat van de geldigheid van de hoofdovereenkomst.
Van een door beide partijen ondertekend
geschrift waaruit blijkt dat zij overeenstemming hadden over de forumkeuze, is
niet gebleken. De op 6 september 2011 door FC Utrecht verzonden
conceptovereenkomst werd niet ondertekend. Uit
de geciteerde e-mail van 14 september 2011 blijkt dat Full Play International
ook niet de intentie had om de conceptovereenkomst te ondertekenen. De heer
Bello heeft expliciet aan FC Utrecht bericht dat Full Play Group SA en niet
Full Play International partij bij de conceptovereenkomst zou worden.
In het vervolg van dit vonnis zal steeds
de naam Full Play International worden gebruikt, terwijl in de hoofdzaak nog
zal moeten worden beoordeeld welke consequentie de opmerking van de heer Bello
heeft op de vraag of Full Play International (of één van de overige gedaagden)
partij is bij enige rechtsverhouding met FC Utrecht.
Uit
hetgeen FC Utrecht heeft gesteld, blijkt niet dat Full Play International met
een forumkeuze heeft ingestemd en dat die wilsovereenstemming vervolgens is
vastgelegd in de toegezonden conceptovereenkomst.
FC Utrecht heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat voorafgaand aan de
toezending van de conceptovereenkomst is gesproken over een forumkeuzebeding.
Het forumkeuzebeding was geen onderdeel van het aanbod op 21 juli 2011, stond
niet in de geciteerde bericht van 1 augustus 2011, maar wordt voor het eerst in
de conceptovereenkomst vermeld. Voor de totstandkoming van een rechtsgeldige
forumkeuze is onvoldoende dat van de zijde van Full Play International in de
geciteerde e‑mail van 14 september 2011 geen opmerkingen zijn gemaakt over het
forumkeuzebeding. In de gegeven omstandigheden mocht FC Utrecht er niet vanuit
gaan dat een voorgestelde forumkeuze stilzwijgend werd aanvaard.
Plaats uitvoering verbintenis
Artikel 6 sub a van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt ten aanzien van verbintenissen uit
overeenkomst dat ook kan worden gedagvaard voor het gerecht van de plaats waar
de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden
uitgevoerd.
Om de plaats van uitvoering te bepalen
van de verbintenissen die voortvloeien uit de door FC Utrecht gestelde
overeenkomst, zal eerst moeten worden vastgesteld welk recht op die overeenkomst van toepassing is. De bepaling van
het toepasselijke recht dient - bij gebreke van een rechtskeuze - plaats te
vinden aan de hand van artikel 4 van de
Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17
juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit
overeenkomst (Rome I-Vo). Dit betekent dat allereerst moet worden beoordeeld
wie van partijen de kenmerkende
prestatie heeft verricht ten aanzien van de overeenkomst waarop FC Utrecht
zich beroept.
Daarbij is niet beslissend of Full Play
International het bestaan van de aan de eis ten grondslag gelegde overeenkomst
betwist, of dat zij betwist bij een overeenkomst partij te zijn. Bij de
beoordeling van het bevoegdheidsincident ligt in beginsel niet ter beoordeling
voor of het bestaan van een overeenkomst tussen FC Utrecht en Full Play
International wordt erkend of betwist, dan wel of voor het bestaan van die
overeenkomst voldoende bewijs wordt aangedragen. Voldoende is dat aan de
ingestelde vordering een verbintenis uit overeenkomst ten grondslag is gelegd.
Dat laatste is hier het geval. FC Utrecht heeft haar vorderingen gegrond op de niet-nakoming
van een verbintenis uit een overeenkomst. Dit betekent overigens niet dat geen
rekening mag worden gehouden met het verweer van Full Play International (vgl.
HvJ 28 januari 2015, RvdW 2015, 406).
FC
Utrecht heeft aangevoerd dat het in dit geval gaat om een ‘sponsorovereenkomst’, waarbij naast het opnemen van de uitzendingen voor FC Utrecht
televisie en het verstrekken van deze beeldopnamen aan Full Play International,
ook van belang zijn: het exploiteren van ‘merchandising’ van FC Utrecht, het
organiseren van tours en vriendschappelijke wedstrijden namens FC Utrecht, het
aanbrengen van andere clubs voor samenwerking met FC Utrecht en het gebruik van
drie ‘business seats’ van FC Utrecht.
Tussen
partijen staat vast dat aan de sponsorovereenkomst geen uitvoering is gegeven.
Er zijn geen uitzendingen geweest van voetbal van FC Utrecht in Argentinië,
terwijl dit volgens FC Utrecht de kern van de sponsorovereenkomst zou vormen. Vast staat dat de sponsorovereenkomst niet los kan worden gezien
van de wens van partijen dat [A] bij FC Utrecht zou komen spelen zonder dat
daarvoor feitelijk een bruto jaarsalaris van € 533.000,00 zou worden betaald.
Dit blijkt uit het geschil zoals partijen dat hebben gevoerd ten overstaan van
het College van Arbitrage van de KNVB, uit de geciteerde e‑mailcorrespondentie
en de wijze waarop FC Utrecht aan de overeenkomst met [A] uitvoering heeft
gegeven. De feitelijke gang van zaken tussen partijen is geweest dat FC Utrecht
aan [A] vanaf 1 augustus 2011 een bruto jaarsalaris heeft toegekend van €
533.000,00. Op de loonstrook van [A] heeft FC Utrecht een bedrag van ongeveer €
165.000,00 ingehouden, zodat feitelijk een loon van € 250.000,00 (bruto) werd
betaald. [A] heeft geen betalingen aan Full Play International gedaan, Full
Play International heeft geen voetbalwedstrijden in Argentinië uitgezonden en
heeft evenmin betalingen aan FC Utrecht gedaan.
Gelet
op het voorgaande moet voorlopig - in het kader van dit incident - geoordeeld
worden dat als er een overeenkomst tot stand is gekomen, deze overeenkomst
heeft ingehouden dat FC Utrecht zich verbond om [A] in Nederland te laten
spelen tegen een salaris van € 533.000,-- en dat Full Play International zich
verbond daarvoor een financiële bijdrage te leveren aan FC Utrecht van €
283.000,--. De kenmerkende prestant van deze overeenkomst is FC Utrecht, omdat
de prestatie van Full Play International in dit verband alleen bestaat uit het
verstrekken van geld. Dit betekent dat Nederlands recht van toepassing is op
deze overeenkomst.
De verbintenis die aan de vordering ten
grondslag ligt (een betalingsverplichting van Full Play International van €
283.000,-- aan FC Utrecht) moest naar Nederlands recht (artikel 6:116 BW) in
Nederland plaatsvinden.
Derhalve moet worden uitgegaan van
bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De incidentele vordering van Full Play
International, zal derhalve worden afgewezen.
De rechtsgrond die FC Utrecht aan haar
vordering ten grondslag heeft gelegd, is gelijk voor alle gedaagden. Ook ten
aanzien van de niet verschenen gedaagden, zal in de hoofdzaak derhalve het
oordeel gelden dat de Nederlandse rechter bevoegd is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten