zaterdag 28 januari 2017

Tijdschrift voor Sport & Recht (TvS&R) 2016 nummer 3/4


Mr. dr. J. van Drongelen, dr. mr. S.F.H. Jellinghaus

Prof. mr. M. Olfers

Most events attract attention in a ‘sportive way’: who will win the title? Sometimes events attract negative attention and become a battlefield for campaigners, activists and politicians to highlight human rights concerns and human rights violations. In some occasions there is a call to boycott the event, or to (symbolic forms of) protest, like showing the rainbow flag as a symbol of Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender (LGBT pride) in reaction to ‘anti-gay propaganda’ legislation in Russia during the Olympic Games in Sochi.
In recent years fundamental questions have been raised about the responsibility for human rights in bidding for and during sport events. Sports governing bodies experience more and more demands to set standards in rules, regulations, contracts and other instruments. The international community watches and acts like an independent supervisory body. In the end the question is who is responsible for what and what can be – effectively – done to safeguard human rights.
This article addresses some of the humanitarian challenges on sport events in greater length and gives an overview of the legal perspective (human rights and public and private rules and regulations) and of sport events and human rights violations. I will conclude the article with a short conclusion and some recommendations. 

Mr. C.A. Segaar, mr. T.A. Wilms

Op 7 augustus 2016 werd publiekelijk bekend dat Olympiër en turner Yuri van Gelder door NOC*NSF was uitgesloten van verdere deelname aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro en naar huis was gestuurd. Van Gelder had zich op 6 augustus 2016 geplaatst voor de Olympische turnfinale van 15 augustus 2016 op het toestel ringen. Volgens diverse media zou de uitsluiting het gevolg zijn van het drinken van alcohol en/of het zich tot laat in de nacht in het uitgaansleven van Rio de Janeiro begeven. Eenmaal teruggekeerd in Nederland nam Van Gelder een advocaat in de arm en besloot hij een kort geding te starten om alsnog deelname aan de Olympische ringenfinale af te dwingen. De voorzieningenrechter in de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft de vorderingen van Van Gelder op 12 augustus 2016 afgewezen. In dit artikel wordt dit oordeel toegelicht en geanalyseerd vanuit het perspectief van het Nederlandse (proces)recht en het internationale sportrecht.

Mr. D. Sprecher

Voor mijn afstudeerscriptie analyseerde ik de UEFA Financial Fair Play-regelgeving vanuit juridisch en economisch perspectief. Die exercitie bracht mij in aanraking met ‘moral hazard’ in het betaald voetbal en met de ‘betaald-voetbal-paradox’.
Moral hazard zegeviert in het betaald voetbal wanneer voetbalclubs overeind worden gehouden met publiek geld (om sociale onrust te voorkomen) of privaat geld (om politieke en/of financiële motieven). Deze voetbalclubs zijn ‘too popular to fail’. Een hiermee samenhangend verschijnsel is de betaald-voetbal-paradox: veel voetbalclubs opereren onder financiële ratio’s waarmee zij in een ‘normale’ bedrijfstak allang failliet zouden zijn. Bestuurders van (populaire) voetbalclubs zijn zich bewust van het krachtenveld waarin ze opereren en nemen onverantwoorde risico’s wetende dat zij met de eer strijken bij sportief succes, terwijl de financiële gevolgen van wanbeleid niet voor hun rekening komen.
Dit laatste punt heeft bij mij altijd bevreemding gewekt. Dat een club niet failliet gaat, betekent niet dat er geen schade is: er is bijvoorbeeld imagoschade, vernietiging van waarde door een uitverkoop van spelers, en sportief verval met als gevolg een lagere klassering en dito lager prijzengeld. Natuurlijk moet niet elke keer als het misgaat, een bestuurder verantwoordelijk worden gesteld: het kan een keer tegenzitten. Maar naar mijn weten is in Nederland geen enkel voorbeeld te bedenken waar het is geprobeerd. Terwijl er toch genoeg clubs zijn gered, met publieke en private middelen, waarbij op de gevel van het stadion met zulke grote letters ‘WANBELEID’ stond gekalkt dat alle supporters dachten dat ze er een nieuwe hoofdsponsor bij hadden.
Er zijn overigens legio redenen te bedenken waarom bestuurders (van voetbalclubs die niet failliet zijn gegaan) niet aansprakelijk worden gesteld. Dat zal sowieso niet gebeuren als de bestuurder gewoon blijft zitten. Maar als er een bestuurswissel plaatsvindt kan het zijn dat de oude bestuurder een goede kennis is van de nieuwe bestuurder, of toch tenminste lid is van hetzelfde ‘old boys network’. Soms is er sprake van het scenario: ‘van een kale kip kun je niet plukken’ of is de voormalig bestuurder nog erg populair bij de achterban. Ook schept een succesvolle aansprakelijkstelling een precedent waar de nieuwe bestuurder op een later tijdstip zelf de dupe van kan worden.
Bij gebrek aan een geschikt praktijkvoorbeeld was mijn oorspronkelijke plan voor dit artikel om een puur theoretische beschouwing te geven over dit onderwerp. Maar, de oplettende lezer zal begrijpen dat ik volledig ben achterhaald door de actualiteit. FC Twente heeft op het moment van schrijven van dit artikel, op aandringen van de Gemeente Enschede, besloten de duimschroeven aan te draaien in de onderhandelingen met haar geldschieters, die tevens haar oud-bestuurders en commissarissen zijn, door ze aansprakelijk te stellen voor door haar geleden schade als gevolg van het door hen gevoerde beleid. In dit artikel beschouw ik of deze aansprakelijkstelling, zo die wordt doorgezet, kan leiden tot een vonnis waarin aansprakelijkheid wordt aangenomen en een veroordeling tot het betalen van schadevergoeding wordt uitgesproken.

Prof. mr. M. Olfers

Jurisprudentie
Mr. M.I. van Dijk


Geen opmerkingen:

Een reactie posten