Mr.
dr. J. van Drongelen, dr. mr. S.F.H. Jellinghaus
Prof.
mr. M. Olfers
Most
events attract attention in a ‘sportive way’: who will win the title? Sometimes
events attract negative attention and become a battlefield for campaigners,
activists and politicians to highlight human rights concerns and human rights
violations. In some occasions there is a call to boycott the event, or to
(symbolic forms of) protest, like showing the rainbow flag as a symbol of
Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender (LGBT pride) in reaction to ‘anti-gay
propaganda’ legislation in Russia during the Olympic Games in Sochi.
In
recent years fundamental questions have been raised about the responsibility
for human rights in bidding for and during sport events. Sports governing
bodies experience more and more demands to set standards in rules, regulations,
contracts and other instruments. The international community watches and acts
like an independent supervisory body. In the end the question is who is
responsible for what and what can be – effectively – done to safeguard human
rights.
This
article addresses some of the humanitarian challenges on sport events in
greater length and gives an overview of the legal perspective (human rights and
public and private rules and regulations) and of sport events and human rights
violations. I will conclude the article with a short conclusion and some
recommendations.
Mr. C.A.
Segaar, mr. T.A. Wilms
Op 7 augustus 2016 werd publiekelijk
bekend dat Olympiër en turner Yuri van Gelder door NOC*NSF was uitgesloten van
verdere deelname aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro en naar huis was
gestuurd. Van Gelder had zich op 6 augustus 2016 geplaatst voor de Olympische
turnfinale van 15 augustus 2016 op het toestel ringen. Volgens diverse media
zou de uitsluiting het gevolg zijn van het drinken van alcohol en/of het zich
tot laat in de nacht in het uitgaansleven van Rio de Janeiro begeven. Eenmaal
teruggekeerd in Nederland nam Van Gelder een advocaat in de arm en besloot hij
een kort geding te starten om alsnog deelname aan de Olympische ringenfinale af
te dwingen. De voorzieningenrechter in de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats
Arnhem, heeft de vorderingen van Van Gelder op 12 augustus 2016 afgewezen. In
dit artikel wordt dit oordeel toegelicht en geanalyseerd vanuit het perspectief
van het Nederlandse (proces)recht en het internationale sportrecht.
Mr.
D. Sprecher
Voor mijn afstudeerscriptie analyseerde
ik de UEFA Financial Fair Play-regelgeving vanuit juridisch en economisch
perspectief. Die exercitie bracht mij in aanraking met ‘moral hazard’ in het
betaald voetbal en met de ‘betaald-voetbal-paradox’.
Moral hazard zegeviert in het betaald
voetbal wanneer voetbalclubs overeind worden gehouden met publiek geld (om
sociale onrust te voorkomen) of privaat geld (om politieke en/of financiële
motieven). Deze voetbalclubs zijn ‘too popular to fail’. Een hiermee
samenhangend verschijnsel is de betaald-voetbal-paradox: veel voetbalclubs
opereren onder financiële ratio’s waarmee zij in een ‘normale’ bedrijfstak
allang failliet zouden zijn. Bestuurders van (populaire) voetbalclubs zijn zich
bewust van het krachtenveld waarin ze opereren en nemen onverantwoorde risico’s
wetende dat zij met de eer strijken bij sportief succes, terwijl de financiële
gevolgen van wanbeleid niet voor hun rekening komen.
Dit laatste punt heeft bij mij altijd
bevreemding gewekt. Dat een club niet failliet gaat, betekent niet dat er geen
schade is: er is bijvoorbeeld imagoschade, vernietiging van waarde door een
uitverkoop van spelers, en sportief verval met als gevolg een lagere klassering
en dito lager prijzengeld. Natuurlijk moet niet elke keer als het misgaat, een
bestuurder verantwoordelijk worden gesteld: het kan een keer tegenzitten. Maar
naar mijn weten is in Nederland geen enkel voorbeeld te bedenken waar het is
geprobeerd. Terwijl er toch genoeg clubs zijn gered, met publieke en private
middelen, waarbij op de gevel van het stadion met zulke grote letters
‘WANBELEID’ stond gekalkt dat alle supporters dachten dat ze er een nieuwe
hoofdsponsor bij hadden.
Er zijn overigens legio redenen te
bedenken waarom bestuurders (van voetbalclubs die niet failliet zijn gegaan)
niet aansprakelijk worden gesteld. Dat zal sowieso niet gebeuren als de
bestuurder gewoon blijft zitten. Maar als er een bestuurswissel plaatsvindt kan
het zijn dat de oude bestuurder een goede kennis is van de nieuwe bestuurder,
of toch tenminste lid is van hetzelfde ‘old boys network’. Soms is er sprake
van het scenario: ‘van een kale kip kun je niet plukken’ of is de voormalig
bestuurder nog erg populair bij de achterban. Ook schept een succesvolle
aansprakelijkstelling een precedent waar de nieuwe bestuurder op een later
tijdstip zelf de dupe van kan worden.
Bij gebrek aan een geschikt
praktijkvoorbeeld was mijn oorspronkelijke plan voor dit artikel om een puur
theoretische beschouwing te geven over dit onderwerp. Maar, de oplettende lezer
zal begrijpen dat ik volledig ben achterhaald door de actualiteit. FC Twente
heeft op het moment van schrijven van dit artikel, op aandringen van de
Gemeente Enschede, besloten de duimschroeven aan te draaien in de
onderhandelingen met haar geldschieters, die tevens haar oud-bestuurders en
commissarissen zijn, door ze aansprakelijk te stellen voor door haar geleden
schade als gevolg van het door hen gevoerde beleid. In dit artikel beschouw ik
of deze aansprakelijkstelling, zo die wordt doorgezet, kan leiden tot een
vonnis waarin aansprakelijkheid wordt aangenomen en een veroordeling tot het
betalen van schadevergoeding wordt uitgesproken.
Prof.
mr. M. Olfers
Jurisprudentie
Mr.
M.I. van Dijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten