De feiten
De eisers zijn de ouders van kind 1, de gedaagden zijn de ouders van kind 2. Kind 1 en kind 2 zaten in2006 in de eerste klas van
de middelbare school.
Op 13 maart 2006 volgden de leerlingen van de eerste klas de gymnastiekles. Onder leiding van de gymnastiekleraar werd het spel “unihockey” gespeeld.
Tijdens de gymles heeft zich een ongeval voorgedaan. Kind 2 had de bal aan de stick en ging op het doel van het andere team af. Toen zich een scoringskans voordeed heeft hij de bal met de stick in het doel geslagen. Daarbij heeft hij kind 1, die kind 2 van achteren naderde om hem het scoren te beletten, met zijn stick geraakt op de neus en in het linkeroog. Als gevolg daarvan heeft kind 1 een zware hersenschudding opgelopen, zijn neus gebroken en ernstig oogletsel opgelopen.
Het geschil
eisers hebben gevorderd de gedaagden te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 55.850,52 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat het gedrag van kind 2, zou hij boven de 14 jaar zijn geweest, rechtstreeks als onrechtmatig jegens kind 1 zou zijn aangemerkt, omdat hij tegen de uitdrukkelijke instructie van de gymleraar de hockeystick bij het slaan van de bal hard boven heuphoogte heeft geheven met alle voor kind 1 voorzienbare schadelijke gevolgen van dien.
De eisers zijn de ouders van kind 1, de gedaagden zijn de ouders van kind 2. Kind 1 en kind 2 zaten in
Op 13 maart 2006 volgden de leerlingen van de eerste klas de gymnastiekles. Onder leiding van de gymnastiekleraar werd het spel “unihockey” gespeeld.
Tijdens de gymles heeft zich een ongeval voorgedaan. Kind 2 had de bal aan de stick en ging op het doel van het andere team af. Toen zich een scoringskans voordeed heeft hij de bal met de stick in het doel geslagen. Daarbij heeft hij kind 1, die kind 2 van achteren naderde om hem het scoren te beletten, met zijn stick geraakt op de neus en in het linkeroog. Als gevolg daarvan heeft kind 1 een zware hersenschudding opgelopen, zijn neus gebroken en ernstig oogletsel opgelopen.
Het geschil
eisers hebben gevorderd de gedaagden te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 55.850,52 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat het gedrag van kind 2, zou hij boven de 14 jaar zijn geweest, rechtstreeks als onrechtmatig jegens kind 1 zou zijn aangemerkt, omdat hij tegen de uitdrukkelijke instructie van de gymleraar de hockeystick bij het slaan van de bal hard boven heuphoogte heeft geheven met alle voor kind 1 voorzienbare schadelijke gevolgen van dien.
De gedaagden
hebben het gevorderde gemotiveerd weesproken
De beoordeling
De beoordeling
De rechter zegt
het volgende:
Vast staat, de partijen zijn het daarover eens, dat het ongeval binnen een spelsituatie heeft plaatsgevonden en dat de gedragingen van kind 2 en kind 1, als deelnemers aan het spel, met inachtneming daarvan moeten worden beoordeeld. Gedragingen die buiten de spelsituatie als onvoorzichtig en daarom als onrechtmatig zijn aan te merken, behoeven binnen een spelsituatie niet als zodanig te worden beschouwd.
Wat de exacte toedracht van het ongeval is geweest kan in het midden blijven. Ook al zou er van worden uitgegaan dat kind 2 de hockeystick tot boven heuphoogte heeft uitgezwaaid, moet worden geoordeeld dat die gedraging niet is aan te merken als een onrechtmatig handelen.
Uit de verklaringen van kind 1 en kind 2, kan worden opgemaakt dat het ongeval is gebeurd in het vuur van het spel, dat kind 2 kind 1 niet heeft zien aankomen en dat van enige opzet van de kant van kind 2 geen sprake is geweest.
Het feit dat de hockeystick tegen de instructie van de gymleraar in en in strijd met de spelregels te hoog naar achteren heeft doorgehaald betekent nog niet dat er sprake is geweest van bewuste roekeloos spel..
Ook de omstandigheid dat kind 1 hard is geraakt (wat blijkt uit het opgelopen letsel) maakt niet dat moet worden geoordeeld dat de aansprakelijkheidsdrempel die hier geldt is gehaald. Op grond van de eerdere verklaringen van de jongens over het ongeval is aannemelijk dat zowel de kracht waarmee de stick is geheven als de versnelde, (licht) neerwaartse beweging van kind 1 daaraan hebben bijgedragen.
Vast staat, de partijen zijn het daarover eens, dat het ongeval binnen een spelsituatie heeft plaatsgevonden en dat de gedragingen van kind 2 en kind 1, als deelnemers aan het spel, met inachtneming daarvan moeten worden beoordeeld. Gedragingen die buiten de spelsituatie als onvoorzichtig en daarom als onrechtmatig zijn aan te merken, behoeven binnen een spelsituatie niet als zodanig te worden beschouwd.
Wat de exacte toedracht van het ongeval is geweest kan in het midden blijven. Ook al zou er van worden uitgegaan dat kind 2 de hockeystick tot boven heuphoogte heeft uitgezwaaid, moet worden geoordeeld dat die gedraging niet is aan te merken als een onrechtmatig handelen.
Uit de verklaringen van kind 1 en kind 2, kan worden opgemaakt dat het ongeval is gebeurd in het vuur van het spel, dat kind 2 kind 1 niet heeft zien aankomen en dat van enige opzet van de kant van kind 2 geen sprake is geweest.
Het feit dat de hockeystick tegen de instructie van de gymleraar in en in strijd met de spelregels te hoog naar achteren heeft doorgehaald betekent nog niet dat er sprake is geweest van bewuste roekeloos spel..
Ook de omstandigheid dat kind 1 hard is geraakt (wat blijkt uit het opgelopen letsel) maakt niet dat moet worden geoordeeld dat de aansprakelijkheidsdrempel die hier geldt is gehaald. Op grond van de eerdere verklaringen van de jongens over het ongeval is aannemelijk dat zowel de kracht waarmee de stick is geheven als de versnelde, (licht) neerwaartse beweging van kind 1 daaraan hebben bijgedragen.
De conclusie is
dat de gedraging van kind 2 zijn aan te merken als een gevaarlijke, slecht
gecoördineerde en onvoldoende doordachte handeling waartoe het unihockey spel
uitlokt en die de deelnemers, waaronder kind 1, van elkaar hebben te
verwachten. De vordering van de eisers moet dan ook worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af, veroordeelt de eisers in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 2.235,-- voor salaris van de advocaat en op € 588,-- wegens griffierecht.
Verklaart de
veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten