De feiten
- Een
toezichthouder van de Algemene Inspectiedienst (AID) heeft op 7 september 2011
geconstateerd dat appellante voornemens is om op 11 september 2011, vanaf 11:00
uur, te starten met een lotenverkoop, waarbij een waardecheque kan worden
gewonnen. De winnaar van de cheque kan kiezen tussen het inwisselen van de
cheque tegen een pony of het laten bieden op de cheque.
- In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
Artikel 57
Het is verboden dieren als prijs, beloning of gift uit te loven of uit te reiken bij wedstrijden, everlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen
- In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
Artikel 57
Het is verboden dieren als prijs, beloning of gift uit te loven of uit te reiken bij wedstrijden, everlotingen, weddenschappen of andere dergelijke evenementen
- Bij het besluit
van 8 september 2011 heeft verweerder aan appellante een last onder dwangsom
opgelegd omdat appellante voornemens is een loterij te laten plaatsvinden
waarbij een pony kan worden gewonnen. Daarmee overtreedt zij artikel 57 Gwd.
Appellante wordt gelast, op straffe van betaling van een dwangsom van€ 2.500,-,
ervoor zorg te dragen dat geen dieren, zoals bedoelde pony, als prijs, beloning
of gift worden uitgeloofd of uitgereikt tijdens de bedoelde loterij of enig
ander vergelijkbaar evenement.
- Tegen dit
besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
- Op 4 januari 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het besluit van 10 januari 2012 genomen.
- Op 4 januari 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het besluit van 10 januari 2012 genomen.
Appellante heeft
bij brief van 10 januari 2012, bij het College binnengekomen op 16 januari
2012, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 januari 2012.
Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen een besluit van 8 september 2011, waarbij haar een last onder dwangsom is opgelegd wegens het voornemen een verloting te laten plaatsvinden waarbij een pony als prijs wordt aangeboden.
Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard het bezwaar van appellante tegen een besluit van 8 september 2011, waarbij haar een last onder dwangsom is opgelegd wegens het voornemen een verloting te laten plaatsvinden waarbij een pony als prijs wordt aangeboden.
Standpunt verweerder
De door
appellante georganiseerde activiteit is een loterij waarbij een pony kan worden
gewonnen. Weliswaar wint men met het lot niet direct een pony, maar indirect
wel. Men wint immers een cheque van € 500,- waarmeeeen pony kan worden
verkregen. Doordat met het lot deze waardecheque wordt gewonnen, komt daarmee
de pony verkrijgbaar voor de winnaar van het lot. Dat deze de cheque ook kan
verzilveren voor geld, doet daar niet aan af. Alleen de winnaar, en niet de
andere aanwezige personen, kan van deze waardecheque de pony voor€ 500,- kopen.
Bovendien correspondeert het bedrag van € 500,- niet met de waarde van de pony,
die volgens appellante € 1.500,- bedraagt. Appellante handelt hiermee in strijd
met artikel 57 Gwd. Dat zij als professional handelt en de daadwerkelijke
verkrijger van de pony goed begeleidt, kan daar niet aan afdoen. In dit geval
doen zich geen uitzonderingsgronden voor om van handhavend op te treden af te
zien. Concreet zicht op legalisatie van de overtreding is er niet. Gelet op
alle betrokken belangen is handhavend optreden bovendien niet onevenredig. Er
is geen sprake van een incidenteel karakter, aangezien de loterij al 26 jaar
plaatsvindt. De overtreding is ook niet van geringe ernst. Het verloten van
dieren wordt immers door de wet verboden. De achterliggende gedachte van
artikel 57 Gwd is dat het niet wenselijk is dat door louter toeval een dier aan
een mens toekomt. De houder van een dier dient daarvoor te kunnen zorgen en
zich daarvan bewust te zijn. Door een dier middels een loterij te verkrijgen,
wordt dit niet voldoende gewaarborgd. Dat de constructie eind jaren negentig
door een rechter tijdens een zitting zou zijn aangedragen, toen deze kwestie
ook ter discussie stond, heeft appellante niet met bewijs onderbouwd.
Het standpunt van appellante
Appellante heeft het volgende aangevoerd. Al 26 jaar bestaat de traditie dat aan het begin van het nieuwe seizoen van haar manege een open dag wordt georganiseerd, waarbij een waardecheque kan worden gewonnen van € 500,-. Met die cheque kan een pony worden verkregen. De winnaar van de waardecheque kan er ook voor kiezen de aanwezigen te laten bieden op die cheque. De hoogste bieder kan vervolgens de pony aanschaffen met de aldus verkregencheque. De winnaar van de cheque ontvangt dan het geboden bedrag. Aangezien de pony meer waard is dan de waardecheque, kiest de winnaar vaak voor het laten bieden. Vooraf worden de deelnemers aan de verloting er op gewezen dat mogelijk een pony wordt verkregen en wat dat aan onder meer verzorging van de verkrijger vraagt, zodat zij zich daarvan bewust zijn. Naderhand wordt de daadwerkelijke verkrijger van de pony door appellante goed begeleid. Naar haar mening overtreedt zij hiermee artikel 57 Gwd niet. Deconstructie met de waardecheque is eind jaren negentig, in een strafzaak over dezelfde wettelijke bepaling, door een rechter als oplossing aangedragen.
Appellante heeft het volgende aangevoerd. Al 26 jaar bestaat de traditie dat aan het begin van het nieuwe seizoen van haar manege een open dag wordt georganiseerd, waarbij een waardecheque kan worden gewonnen van € 500,-. Met die cheque kan een pony worden verkregen. De winnaar van de waardecheque kan er ook voor kiezen de aanwezigen te laten bieden op die cheque. De hoogste bieder kan vervolgens de pony aanschaffen met de aldus verkregencheque. De winnaar van de cheque ontvangt dan het geboden bedrag. Aangezien de pony meer waard is dan de waardecheque, kiest de winnaar vaak voor het laten bieden. Vooraf worden de deelnemers aan de verloting er op gewezen dat mogelijk een pony wordt verkregen en wat dat aan onder meer verzorging van de verkrijger vraagt, zodat zij zich daarvan bewust zijn. Naderhand wordt de daadwerkelijke verkrijger van de pony door appellante goed begeleid. Naar haar mening overtreedt zij hiermee artikel 57 Gwd niet. Deconstructie met de waardecheque is eind jaren negentig, in een strafzaak over dezelfde wettelijke bepaling, door een rechter als oplossing aangedragen.
Oordeel CBB
Op grond van de
stukken en de nadere toelichting van appellante ter zitting is vast komen te
staan dat de activiteit, waar de last onder dwangsom op ziet, het volgende
inhoudt. Er vindt een verloting plaats, waarbij de winnaar een waardecheque
van€ 500,- wint. Deze waardecheque geeft de winnaar het recht op een pony. Het
College is van oordeel dat hiermee in strijd wordt gehandeld met artikel 57
Gwd. De winnaar van de verloting heeft immers recht op een pony als prijs. De
winnaar heeft weliswaar de keuze deze pony daadwerkelijk aan te schaffen of
voor de voor de cheque geboden waarde te kiezen, en daarmee af te zien van het
recht op de pony als prijs, maar dat neemt niet weg dat sprake is van een
verloting waaraan als prijs - in de vorm vaneen exclusief recht op aanschaf -
een dier is verbonden. Dat appellante als professional voor een goede
begeleiding van de verkrijger van deze pony zorg draagt, kan niet afdoen aan
het oordeel dat de activiteit in strijd is met artikel 57 Gwd. Dit geldt
evenzeer voor de stelling van appellante dat de constructie met de waardecheque
eind jaren negentig door een politierechter ter zitting is aangedragen, hetgeen
overigens voor het College niet vast is komen te staan.
De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Het College verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten