De
feiten
[eiser] is eigenaar van diverse historische rijtuigen. [eiser] ment deze
rijtuigen, hetgeen wordt aangeduid als traditioneel gerij. De [gedaagde] is een
vereniging die zich bezig houdt me traditioneel gerij. In de statuten van de
[gedaagde] is in artikel 2 onder andere bepaald dat de vereniging als doel
heeft een organisatie in stand te houden en te leiden ter bewaring en
vermeerdering van de kennis van authentieke rijtuigen en aanspanningen. Het
lidmaatschap staat ingevolge art. 5 lid 1 open voor (onder meer) natuurlijke
personen in het bezit van een authentieke aanspanning.
In artikel 22 van het reglement klassenritten
[gedaagde] is bepaald dat deelnemers aan een klassementsrit die geen lid zijn
van de [gedaagde] geen kandidaat kunnen zijn voor deelname aan het NK indien
zij zich niet drie weken voor het NK hebben aangemeld als lid en de contributie
hebben voldaan.
In artikel 6, eerste lid,
onder a en d, van de statuten van de [gedaagde] is bepaald dat leden verplicht
zijn de statuten en reglementen van de [gedaagde] en de besluiten van de
organen van de [gedaagde] na te leven respectievelijk de belangen van de
[gedaagde] in het algemeen en/of van de paardensport te bevorderen en niet te
schaden.
Bij brief van 21 maart
2010 heeft [eiser] zijn lidmaatschap bij de [gedaagde] opgezegd. [eiser] heeft
zich op 13 augustus 2011 (opnieuw) opgegeven als lid en op 17 augustus 2011 een
bedrag aan contributie betaald van [euro] 20,00. Bij brief van 19 augustus 2011
heeft de [gedaagde] de ontvangst van de aanmelding van [eiser] bevestigd. In
deze brief is voor de aanmelding als voorwaarde gesteld dat [eiser] zich in de
toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde]
en zich aan de statuten en reglementen te houden. Bij e-mail van 19 augustus
2011 heeft [eiser] bevestigd hiermee akkoord te gaan.
Bij brief van 28 augustus
2011 heeft de [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij in zijn reactie van 19
augustus 2011 niet aan alle voorwaarden heeft voldaan die de [gedaagde] heeft
gesteld.
Het geschil
[eiser] vordert, de [gedaagde] te gelasten
[eiser] per direct in te schrijven als lid van de [gedaagde], alsmede te
bewerkstelligen dat [eiser] volwaardig kan deelnemen aan het NK Traditioneel
Gerij op 10 september 2011 te Nunspeet.
[eiser] legt aan zijn
vordering ten grondslag dat hij zowel voldoet aan de formele toelatingscriteria
voor het lidmaatschap van de NVTG, als aan de aanvullende voorwaarden die de
[gedaagde] heeft gesteld. Volgens [eiser] heeft hij de belangen van de
[gedaagde] nimmer heeft geschaad. [eiser] heeft voorts gesteld dat zijn belang
bij inschrijving groter is dan het belang van de [gedaagde] hem het
lidmaatschap te weigeren
De beoordeling
Niet in geschil is dat de
beslissing van de [gedaagde] om [eiser] niet als lid toe te laten is genomen
binnen het kader van wet, statuten en reglementen. Bij de beoordeling van de
over en weer ingenomen standpunten is dan ook uitgangspunt dat het bestuur als
terzake bevoegd orgaan de vrijheid heeft om vast te stellen of er gronden zijn
om iemand die aan de formele criteria voor toelating voldoet, niettemin als lid
te weigeren. De rechter past terzake terughoudendheid. Slechts indien
aannemelijk is dat het bestuur in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft
kunnen komen, kan een voorlopige voorziening op haar plaats zijn.
Ter zitting heeft de
[gedaagde] gesteld dat [eiser] niet aan alle aan hem gestelde voorwaarden heeft
voldaan, omdat hij zich niet loyaal heeft verklaard jegens de leden en het
bestuur van de [gedaagde]. Desgevraagd heeft de [gedaagde] verklaard dat deze
voorwaarde erop is gericht dat [eiser] zijn lidmaatschap niet direct weer
opzegt na het NK en dat [eiser] verder niets toevoegt aan de vereniging.
[eiser] heeft desgevraagd
ter zitting verklaard dat hij niet voornemens is zijn lidmaatschap na het NK
weer te beëindigen. Verder heeft hij aangegeven dat hij wenst bij te dragen aan
de kwaliteit van de rijsport. [eiser] heeft erop gewezen dat hij zich in het
verleden ook altijd verdienstelijk heeft gemaakt voor de vereniging.
Voor zover de motivering
erop berust dat [eiser] niet met zoveel woorden heeft verklaard dat hij zich in
de toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde],
wordt allereerst opgemerkt dat de wet en de statuten deze eis niet stellen en
dat de eis zich ook niet verdraagt met het in fundamentele rechtsbeginselen van
de Nederlandse rechtsorde verankerde uitgangspunt dat democratie - ook
verenigingsrechtelijke democratie - wordt gediend met vrijheid van
meningsuiting, ook indien dat een het bestuur of andere leden onwelgevallige
mening behelst.
De [gedaagde] heeft erop
gewezen dat er in het verleden onenigheid is geweest tussen [eiser] en het
bestuur en dat de vrees bestaat dat [eiser] de in het verleden gevoerde
discussie weer zal aanwakkeren. [eiser] heeft in reactie laten weten dat hij geenszins
van plan is "oude koeien uit de sloot te halen" en dat hij het doel
en de belangen van de vereniging een warm hart toedraagt en zich daarvoor wil
inzetten. Daarmee lijkt voldoende verzekerd dat het bestuur mag rekenen op een
constructief samenwerkend lid.
Ten slotte heeft de
[gedaagde] gesteld dat vele leden verbolgen waren over de artikelen in
"Mensport". Zij is bevreesd dat er reuring zal ontstaan indien
[eiser] weer en dat andere leden hun lidmaatschap zullen beëindigen.
Naar het oordeel van de
voorzieningenrechter heeft de [gedaagde] - mede gelet op hetgeen hiervoor over
het democratisch karakter van een vereniging is opgemerkt - volstrekt niet
onderbouwd dat [eiser] zich zodanig heeft gedragen dat dit in redelijkheid een
grond zou kunnen zijn om hem toelating als lid te weigeren. Tegenover
betwisting door [eiser] heeft de [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat hij de
hand heeft gehad in de artikelen in Mensport, noch daargelaten dat de inhoud
daarvan de grenzen van het betamelijke geenszins overschrijdt. Ook heeft de
[gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat een terugkeer van [eiser] als lid tot
schade voor de vereniging zou kunnen leiden. Daarvoor is meer nodig dan het
risico dat enkele andere leden hun lidmaatschap zullen opzeggen. Ook dat risico
is overigens niet aannemelijk gemaakt.
Het oordeel
Gelet op het voorgaande
oordeelt de voorzieningenrechter dat de [gedaagde] in redelijkheid niet tot
haar beslissing heeft kunnen komen om [eiser] als lid te weigeren. De
gevorderde voorziening komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde
dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten