De feiten
Een zieke werknemer is sinds 1 januari
2008 in dienst bij de werkgever en is sinds eind september 2012
arbeidsongeschikt. De CAO Sport is door middel van een incorporatiebeding op de
tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
Bij brief van 18 september 2013 heeft de
werkgever de zieke werknemer het volgende laten weten:
“Met
ingang van 25 september 2013 vangt de tweede periode van 52 weken loondoorbetalingsverplichting
aan. In overeenstemming met de ter zake geldende wetgeving
zal
gedurende deze periode het salaris maximaal 70% van het laatstgenoten volledig
salaris
bedragen.
(...)”.
Artikel 22 van de CAO Sport vermeldt
onder meer het volgende:
“ Uitkeringen
bij arbeidsongeschiktheid
1.
Indien een werknemer door ziekte of arbeidsongeschiktheid verhinderd is de
bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de wettelijke bepalingen, voor
zover hierna niet anders is bepaald.
2.
a. In geval van arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer, wiens eerste
ziektedag is gelegen op en/of na 1 januari 2004, zolang het dienstverband
voortduurt doch gedurende maximaal de eerste 52 weken 100% van het maandsalaris
worden doorbetaald.
b.
Aan de in lid 2 sub a van dit artikel bedoelde werknemer zal in geval van
arbeidsongeschiktheid, zolang het dienstverband voortduurt doch gedurende
maximaal de tweede 52 weken 70% van het maandsalaris worden doorbetaald.
3.
Indien de in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer al dan niet op
therapeutische basis werkzaamheden verricht, ontvangt deze werknemer de
krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte betaling van 70% van het
maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot 100% van zijn maandsalaris.
4.
De in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer, van wie de Arbo-arts
heeft aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op herstel, ontvangt zijn
maandsalaris bestaande uit de krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte
betaling van 70% van het maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot
100% van zijn maandsalaris.
(...)”.
In de toelichting op voormeld artikel
staat:
“Artikel
22 CAO Sport geeft een regeling voor de eerste twee ziektejaren van de
werknemer.
Het
eerste ziektejaar zal de werkgever 100% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen.
Het tweede jaar zal de werkgever 70% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen.
(...)
Achterliggende
gedachte van cao-partijen ten aanzien van lid 4 is dat het inkomen van de werknemer
ook in het tweede ziektejaar niet omlaag dient te gaan als een werknemer echt
niet
kan werken, tijdelijk of definitief. Echter, als de werknemer niet of niet
volledig wil
meewerken,
en zich derhalve niet positief opstelt, dan kan van de werkgever niet verwacht
worden
dat hij aanvult . ( …)”
De bedrijfsarts heeft op 3 december 2013
in het kader van een periodieke evaluatie van de zieke werknemer onder meer het
volgende opgemerkt:
“(…)
Het
verwachte doel
Medisch
gezien zou hij kunnen terugkeren in eigen werkzaamheden. Echter spelen ook
andere factoren die de terugkeer in het eigen werk in de weg staan.
(…)”
Op de website van de werkgever kan worden doorgelinkt naar de medewerkers.
Dienaangaande vermeldt de site blijkens de als productie 4 bij dagvaarding
overgelegde uitdraai het volgende:
“Hieronder
vindt u een overzicht van de verschillende afdelingen, met daarbij o.a.
contactgegevens van die medewerkers, waarop u als klant rechtstreeks een beroep
kunt doen. (...)”.
De zieke werknemer foto en
contactgegevens staan niet (meer) op die site.
De
rechtsvraag
In deze procedure staat de vraag
centraal of de zieke werknemer op grond van de CAO Sport gedurende de tweede
periode van 52 weken van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op aanvulling
tot 100% van zijn maandsalaris.
Oordeel
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft de
vorderingen van de zieke werknemer afgewezen.
Standpunt
werknemer
De zieke werknemer stelt zich,
samengevat weergegeven, op het standpunt dat de voorzieningenrechter ten
onrechte heeft geoordeeld dat de zieke werknemer zich niet bevindt in de situatie
als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO Sport en dat ten onrechte is
geoordeeld dat zijn maandsalaris niet tot 100% behoeft te worden aangevuld.
Standpunt
werkgever
Dde werkgever stelt voorop dat aan de zijde van de zieke
werknemer het voor de gevraagde voorzieningen vereiste spoedeisend belang
ontbreekt. Voorts stelt de werkgever zakelijk weergegeven, dat de zieke
werknemer niet kan worden aangemerkt als een werknemer als bedoeld in artikel
22 lid 2 sub b van de CAO Sport en is zij van mening dat de
voorzieningenrechter met zijn oordeel de CAO op de juiste wijze heeft
uitgelegd.
Oordeel
gerechtshof
Spoedeisend
belang?
Het hof stelt voorop dat bij
beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij
na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in
aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de
eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een
spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437). Naar het
oordeel van het hof vloeit het spoedeisend belang in dit geval voort uit de
aard van de vordering, nu aannemelijk is dat de zieke werknemer, mede in het
licht van zijn recente echtscheiding, dusdanige vaste lasten heeft dat hij
problemen ondervindt bij het voorzien in zijn dagelijkse levensonderhoud.
Inhoudelijke
beoordeling
Het hof komt daarmee toe aan een
beoordeling van de vraag of het maandsalaris van de zieke werknemer gedurende
het tweede ziektejaar moet worden aangevuld tot 100% op grond van de CAO Sport.
Voor de beantwoording van deze vraag dient het hof artikel 22 van de CAO Sport
uit te leggen. Het hof stelt voorop dat krachtens vaste rechtspraak van de Hoge
Raad bij de uitleg van een bepaling van
een cao de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de
gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare
toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Daarbij
komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg maar op het vaststellen van
de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de
bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare -
gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de cao gebruikte
formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de
onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan
bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking
van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers,
voor zover deze objectief, uit de tekst van de cao en de eventuele toelichting
daarop voor derden kenbaar is. (o.a. HR 17 september 1993,
ECLI:NL:HR:1993:ZC1059, HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, HR 20 februari
2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 en HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3719).
Het hof overweegt dat tussen partijen
niet in geschil is dat de zieke werknemer een werknemer is als bedoeld in
artikel 22 lid 2 sub b van de CAO Sport. Eveneens staat vast dat de zieke
werknemer geen werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 22 lid 3 van deze
cao. Naar het voorlopig oordeel van het
hof heeft de Arbo-arts niet aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op
herstel van de zieke werknemer, als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO
Sport. Voor zover de zieke werknemer dit wil betogen, volgt het hof hem
hierin niet, gelet op hetgeen de bedrijfsarts in het kader van de periodieke
evaluatie van de zieke werknemer op 3 december 2013 heeft opgemerkt Dit behelst
geenszins het oordeel dat geen enkel vooruitzicht op herstel bestaat. Voor de
door de zieke werknemer bepleite aanvulling van zijn salaris tot 100% biedt
artikel 22 van de CAO Sport derhalve geen aanknopingspunten.
Aan de zieke werknemer kan worden
toegegeven dat de toelichting bij artikel 22 van de CAO Sport, meer in het
bijzonder het woord ‘tijdelijk’ daarin kan duiden op een achterliggende “gedachte”
bij de contractsluitende partijen, gericht op aanvulling van het salaris tot
100% in een geval als het onderhavige.
Het hof overweegt dat het niet de
toelichting bij een cao is, die in voorkomend geval door de rechter moet worden
uitgelegd, maar de cao bepaling zelf. Daarin kunnen in dit geval, zoals
hiervoor overwogen, naar objectieve maatstaven geen aanknopingspunten worden
gevonden voor de door de zieke werknemer bepleite uitleg van artikel 22 lid 4
van de CAO Sport. Aan de hand van alleen de toelichting op een cao kunnen naar
het oordeel van het hof geen bepalingen worden ingelezen die naar objectieve
maatstaven niet uit de bewoordingen van de CAO volgen. Dat het in dit geval
gaat om een leemte in de cao die door het hof kan en ook moet worden aangevuld
is door partijen niet gesteld en is ook niet aannemelijk, gelet op de wijze van
totstandkoming, de aard en strekking van de cao.
Vordering van zieke werknemer wordt
afgewezen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten