donderdag 11 december 2014

Vereniging kan niet, door lidmaatschap van bestuurslid op te zeggen, bevoegdheid Algemene Vergadering omzeilen bestuurder te ontslaan


De procedure
De heer A is in 2006 lid geworden van Schietsportvereniging “A-Team”. In 2013 is hij toegetreden tot het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team”. Begin 2014 is een conflict ontstaan tussen de heer A (en de zijnen) en medebestuurslid X (en de zijnen). Dit conflict is in de daarop volgende maanden verhevigd. In de algemene ledenvergadering van Schietsportvereniging “A-Team” van 18 juli 2014 is besloten tot royement van de heer A, waarna het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” de heer A bij brief van 22 juli 2014 uit zijn lidmaatschap heeft ontzet. Na door de heer A ingesteld intern beroep tegen deze ontzetting, heeft het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” het ontzettingsbesluit bij brief van 26 augustus 2014 “om haar moverende redenen” ingetrokken. Bij brief van 29 augustus 2014 heeft het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” vervolgens het lidmaatschap van de heer A opgezegd en hem meegedeeld dat daarmee tevens zijn bestuurslidmaatschap is geëindigd.
Door Schietsportvereniging “A-Team” is geen gevolg gegeven aan de sommatie van de heer A om de opzegging ongedaan te maken en hem weer toe te laten als lid en bestuurslid en daarom vordert de heer A in kort geding dat aan Schietsportvereniging “A-Team” wordt verboden uitvoering te geven aan haar besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap.

Oordeel voorzieningenrechter
De heer A legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de opzegging van zijn lidmaatschap door Schietsportvereniging “A-Team” in strijd is met de statuten van Schietsportvereniging “A-Team” en in strijd is met de door Schietsportvereniging “A-Team” en haar bestuur op grond van art. 2:8 lid 1 BW in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. Ook de voorzieningenrechter komt tot dat oordeel.
Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Artikel 2:14 lid 1 BW bepaalt onder meer dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon nietig is, indien het in strijd is met de statuten. Artikel 2:15 lid 1 BW bepaalt dat een besluit vernietigbaar is, indien het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist.
De statuten van Schietsportvereniging “A-Team” bevatten onder meer de volgende bepalingen:
EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP (…):
Artikel 5.
1. Het lidmaatschap (…) eindigt door:
a. overlijden;
b. schriftelijke opzegging door het lid (…).
Deze kan te allen tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn geschieden;
c. schriftelijke opzegging namens de vereniging.

Deze kan te allen tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn geschieden door het bestuur wanneer een lid (…) heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten door deze statuten voor het lidmaatschap (…) gesteld of wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap (…) te laten voortduren.

d) ontzetting.
Deze kan geschieden door het bestuur wanneer een lid (…) in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer een lid (…) de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
2. Van een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap (…) staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluitberoep open op een door de algemene vergadering te benoemen commissie van beroep van tenminste drie leden, die geen deel mogen uitmaken van het bestuur.
(…)

BESTUUR:
Artikel 7.
1. Het bestuur bestaat uit een door de algemene vergadering vast te stellen aantal van minimaal drie leden, die door de algemene vergadering uit de leden worden benoemd.
(…)

EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP - (…) - SCHORSING:
Artikel 8.
1. Elk bestuurslid kan te allen tijde door de algemene vergadering worden ontslagen of geschorst. (…)
2. (…)
3. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts:
a. door het eindigen van het lidmaatschap van de vereniging;
b. door bedanken.

Zoals ook uit deze statuten blijkt, is de algemene ledenvergadering het belangrijkste orgaan van Schietsportvereniging “A-Team”. Deze algemene vergadering benoemt, schorst en ontslaat bestuurders en beslist, via een door haar te benoemen commissie van beroep, in hoogste instantie over de ontzetting door het bestuur van leden. Met de door het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” ten aanzien van de heer A gevolgde weg en de door Schietsportvereniging “A-Team” aangehangen uitleg van de statuten, wordt de algemene vergadering echter gepasseerd op een essentieel punt, te weten het ontslag van een bestuurder. Schietsportvereniging “A-Team” redeneert aldus dat het bestuur (bij meerderheidsbesluit) de bevoegdheid heeft het lidmaatschap van een lid op te zeggen (art. 5 sub c. van de statuten) en dat als gevolg van die beëindiging van het lidmaatschap van de vereniging het bestuurderschap automatisch vervalt (art. 8 lid 3 sub a. van de statuten). Door toepassing van die constructie ten aanzien van de heer A, heeft (de meerderheid van) het bestuur zichzelf de facto een bevoegdheid toegedicht - het ontslag van een medebestuurslid - die bij uitstek toekomt aan de algemene vergadering. In de redenering van Schietsportvereniging “A-Team” en de uitleg die zij daarbij geeft aan de statuten, wordt de algemene vergadering geheel buiten spel gezet, te meer nu Schietsportvereniging “A-Team” kennelijk het standpunt inneemt dat in geval van opzegging van het lidmaatschap - anders dan bij ontzetting - geen beroep openstaat bij de commissie van beroep van de algemene vergadering. Het passeren van de algemene vergadering verhoudt zich ook niet met de regel van art. 2:37 lid 6 BW dat het orgaan dat een bestuurslid heeft benoemd te allen tijde tot diens ontslag kan beslissen.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande met de heer A van oordeel dat een redelijke uitleg van de statuten voor het onderhavige geval meebrengt dat onder “het eindigen van het lidmaatschap van de vereniging” in art. 8 lid 3 sub a. niet mede kan worden begrepen de opzegging door het bestuur zonder daartoe strekkend besluit van de algemene vergadering of zonder bekrachtiging door (de commissie van beroep van) de algemene vergadering.
Het voorgaande brengt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat geen sprake is van een rechtsgeldige beëindiging van het bestuurderschap van de heer A. De vraag in hoeverre de door het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” gebezigde opzeggingsgronden valide zijn, hetgeen de heer A bestrijdt, kan daarbij in het midden blijven. Van omstandigheden op grond waarvan de toepassing van de statutaire regeling over ontslag van bestuurders in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 2:8 lid 2 BW), is in ieder geval niet gebleken.
De door de heer A in dit kort geding gevraagde voorzieningen, waarbij de heer A voldoende spoedeisend belang heeft, komen neer op een verbod gevolgen te verbinden aan de door het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” beoogde beëindiging van het lidmaatschap en bestuurderschap van de heer A. In beginsel zijn deze voorzieningen toewijsbaar.
De primaire vorderingen van de heer A zullen evenwel niet onverkort worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet in de belangen van partijen en de (deels gewijzigde) omstandigheden van het geval aanleiding Schietsportvereniging “A-Team” eerst in de gelegenheid te stellen haar algemene vergadering alsnog over het bestuurderschap (en lidmaatschap) van de heer A te laten besluiten. Het gaat hierbij, samengevat, met name om de volgende belangen en omstandigheden:
- de algemene vergadering heeft zich eerder, op 18 juli 2014, kennelijk uitgesproken voor royement van de heer A (waarna de later door het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” ingetrokken ontzetting volgde);
- de heer A heeft inmiddels een nieuwe schietsportvereniging opgericht, waarvan hij bestuurder is;
- van de aanvankelijk 56 leden van Schietsportvereniging “A-Team” is een aantal met de heer A meegegaan, waardoor Schietsportvereniging “A-Team” nu nog slechts 40 leden heeft;
- uit de over en weer overgelegde verklaringen van (oud-)leden van Schietsportvereniging “A-Team” blijkt dat gesproken kan worden van twee tegenover elkaar staande “kampen”: de heer A en de zijnen en [naam medebestuurslid] en de zijnen;
- niet aannemelijk is geworden dat de heer A zijn wapenvergunning dreigt te verliezen indien hij niet terstond weer als actief (bestuurs)lid van Schietsportvereniging “A-Team” kan terugkeren;
- het moet in het belang van beide partijen en in het belang van de leden van Schietsportvereniging “A-Team” worden geacht dat (de besluitvorming over) de eventuele terugkeer van de heer A als actief (bestuurs)lid van Schietsportvereniging “A-Team” ordentelijk verloopt.

De beslissing
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding verbiedt Schietsportvereniging “A-Team” uitvoering te geven aan haar besluit tot opzegging van het lidmaatschap van de heer A totdat de bevoegde rechter in een bodemprocedure zal hebben beslist over de rechtsgeldigheid daarvan, althans totdat het lidmaatschap van de heer A op andere wijze rechtsgeldig is geëindigd.
De voorzieningenrechter beveelt Schietsportvereniging “A-Team” te gehengen en gedogen dat de heer A zijn functie als bestuurder van Schietsportvereniging “A-Team” ongehinderd zal kunnen uitoefenen onder de voorwaarden zoals opgenomen in de statuten van Schietsportvereniging “A-Team” totdat de bevoegde rechter in een bodemprocedure zal hebben beslist over de rechtsgeldigheid van de opzegging van het lidmaatschap van de heer A, althans totdat het lidmaatschap van de heer A op andere wijze rechtsgeldig is geëindigd;


Geen opmerkingen:

Een reactie posten