De
procedure
De heer A is in 2006 lid geworden van Schietsportvereniging
“A-Team”. In 2013 is hij toegetreden tot het bestuur van Schietsportvereniging
“A-Team”. Begin 2014 is een conflict ontstaan tussen de heer A (en de zijnen)
en medebestuurslid X (en de zijnen). Dit conflict is in de daarop volgende
maanden verhevigd. In de algemene ledenvergadering van Schietsportvereniging
“A-Team” van 18 juli 2014 is besloten tot royement van de heer A, waarna het
bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” de heer A bij brief van 22 juli 2014
uit zijn lidmaatschap heeft ontzet. Na door de heer A ingesteld intern beroep
tegen deze ontzetting, heeft het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team” het
ontzettingsbesluit bij brief van 26 augustus 2014 “om haar moverende redenen”
ingetrokken. Bij brief van 29 augustus 2014 heeft het bestuur van Schietsportvereniging
“A-Team” vervolgens het lidmaatschap van de heer A opgezegd en hem meegedeeld
dat daarmee tevens zijn bestuurslidmaatschap is geëindigd.
Door Schietsportvereniging “A-Team” is
geen gevolg gegeven aan de sommatie van de heer A om de opzegging ongedaan te
maken en hem weer toe te laten als lid en bestuurslid en daarom vordert de heer
A in kort geding dat aan Schietsportvereniging “A-Team” wordt verboden
uitvoering te geven aan haar besluit tot opzegging van zijn lidmaatschap.
Oordeel
voorzieningenrechter
De heer A legt aan zijn vorderingen ten
grondslag dat de opzegging van zijn lidmaatschap door Schietsportvereniging
“A-Team” in strijd is met de statuten van Schietsportvereniging “A-Team” en in
strijd is met de door Schietsportvereniging “A-Team” en haar bestuur op grond
van art. 2:8 lid 1 BW in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid.
Ook de voorzieningenrechter komt tot dat oordeel.
Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt dat een
rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn
organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen
naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Artikel 2:14
lid 1 BW bepaalt onder meer dat een besluit van een orgaan van een
rechtspersoon nietig is, indien het in strijd is met de statuten. Artikel 2:15
lid 1 BW bepaalt dat een besluit vernietigbaar is, indien het in strijd is met
de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist.
De statuten van Schietsportvereniging
“A-Team” bevatten onder meer de volgende bepalingen:
EINDE
VAN HET LIDMAATSCHAP (…):
Artikel
5.
1.
Het lidmaatschap (…) eindigt door:
a.
overlijden;
b.
schriftelijke opzegging door het lid (…).
Deze
kan te allen tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn geschieden;
c.
schriftelijke opzegging namens de vereniging.
Deze
kan te allen tijde en zonder inachtneming van een opzegtermijn geschieden door
het bestuur wanneer een lid (…) heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten
door deze statuten voor het lidmaatschap (…) gesteld of wanneer redelijkerwijs
van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap (…) te laten
voortduren.
d)
ontzetting.
Deze
kan geschieden door het bestuur wanneer een lid (…) in strijd met de statuten,
reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer een lid (…) de
vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
2.
Van een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap (…) staat de betrokkene
binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluitberoep open
op een door de algemene vergadering te benoemen commissie van beroep van
tenminste drie leden, die geen deel mogen uitmaken van het bestuur.
(…)
BESTUUR:
Artikel
7.
1.
Het bestuur bestaat uit een door de algemene vergadering vast te stellen aantal
van minimaal drie leden, die door de algemene vergadering uit de leden worden
benoemd.
(…)
EINDE
BESTUURSLIDMAATSCHAP - (…) - SCHORSING:
Artikel
8.
1.
Elk bestuurslid kan te allen tijde door de algemene vergadering worden
ontslagen of geschorst. (…)
2.
(…)
3.
Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts:
a.
door het eindigen van het lidmaatschap van de vereniging;
b.
door bedanken.
Zoals ook uit deze statuten blijkt, is
de algemene ledenvergadering het belangrijkste orgaan van Schietsportvereniging
“A-Team”. Deze algemene vergadering benoemt, schorst en ontslaat bestuurders en
beslist, via een door haar te benoemen commissie van beroep, in hoogste instantie
over de ontzetting door het bestuur van leden. Met de door het bestuur van Schietsportvereniging
“A-Team” ten aanzien van de heer A gevolgde weg en de door Schietsportvereniging
“A-Team” aangehangen uitleg van de statuten, wordt de algemene vergadering
echter gepasseerd op een essentieel punt, te weten het ontslag van een
bestuurder. Schietsportvereniging
“A-Team” redeneert aldus dat het bestuur (bij meerderheidsbesluit) de
bevoegdheid heeft het lidmaatschap van een lid op te zeggen (art. 5 sub c. van
de statuten) en dat als gevolg van die beëindiging van het lidmaatschap van de
vereniging het bestuurderschap automatisch vervalt (art. 8 lid 3 sub a. van de
statuten). Door toepassing van die constructie ten aanzien van de heer A, heeft
(de meerderheid van) het bestuur zichzelf de facto een bevoegdheid toegedicht -
het ontslag van een medebestuurslid - die bij uitstek toekomt aan de algemene
vergadering. In de redenering van Schietsportvereniging
“A-Team” en de uitleg die zij daarbij geeft aan de statuten, wordt de algemene
vergadering geheel buiten spel gezet, te meer nu Schietsportvereniging “A-Team”
kennelijk het standpunt inneemt dat in geval van opzegging van het lidmaatschap
- anders dan bij ontzetting - geen beroep openstaat bij de commissie van beroep
van de algemene vergadering. Het passeren van de algemene vergadering verhoudt
zich ook niet met de regel van art. 2:37 lid 6 BW dat het orgaan dat een
bestuurslid heeft benoemd te allen tijde tot diens ontslag kan beslissen.
De
voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande met de heer A van oordeel dat
een redelijke uitleg van de statuten voor het onderhavige geval meebrengt dat
onder “het eindigen van het lidmaatschap van de vereniging” in art. 8 lid 3 sub
a. niet mede kan worden begrepen de opzegging door het bestuur zonder daartoe
strekkend besluit van de algemene vergadering of zonder bekrachtiging door (de
commissie van beroep van) de algemene vergadering.
Het voorgaande brengt naar het voorlopig
oordeel van de voorzieningenrechter mee dat geen sprake is van een rechtsgeldige beëindiging van het
bestuurderschap van de heer A. De vraag in hoeverre de door het bestuur van
Schietsportvereniging “A-Team” gebezigde opzeggingsgronden valide zijn, hetgeen
de heer A bestrijdt, kan daarbij in het midden blijven. Van omstandigheden op
grond waarvan de toepassing van de statutaire regeling over ontslag van
bestuurders in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 2:8 lid 2 BW), is in ieder geval niet
gebleken.
De door de heer A in dit kort geding
gevraagde voorzieningen, waarbij de heer A voldoende spoedeisend belang heeft,
komen neer op een verbod gevolgen te verbinden aan de door het bestuur van Schietsportvereniging
“A-Team” beoogde beëindiging van het lidmaatschap en bestuurderschap van de
heer A. In beginsel zijn deze voorzieningen toewijsbaar.
De primaire vorderingen van de heer A
zullen evenwel niet onverkort worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet
in de belangen van partijen en de (deels gewijzigde) omstandigheden van het
geval aanleiding Schietsportvereniging “A-Team” eerst in de gelegenheid te
stellen haar algemene vergadering alsnog over het bestuurderschap (en lidmaatschap)
van de heer A te laten besluiten. Het gaat hierbij, samengevat, met name om de
volgende belangen en omstandigheden:
- de algemene vergadering heeft zich
eerder, op 18 juli 2014, kennelijk uitgesproken voor royement van de heer A
(waarna de later door het bestuur van Schietsportvereniging “A-Team”
ingetrokken ontzetting volgde);
- de heer A heeft inmiddels een nieuwe
schietsportvereniging opgericht, waarvan hij bestuurder is;
- van de aanvankelijk 56 leden van Schietsportvereniging
“A-Team” is een aantal met de heer A meegegaan, waardoor Schietsportvereniging
“A-Team” nu nog slechts 40 leden heeft;
- uit de over en weer overgelegde
verklaringen van (oud-)leden van Schietsportvereniging “A-Team” blijkt dat
gesproken kan worden van twee tegenover elkaar staande “kampen”: de heer A en
de zijnen en [naam medebestuurslid] en de zijnen;
- niet aannemelijk is geworden dat de
heer A zijn wapenvergunning dreigt te verliezen indien hij niet terstond weer
als actief (bestuurs)lid van Schietsportvereniging “A-Team” kan terugkeren;
- het moet in het belang van beide
partijen en in het belang van de leden van Schietsportvereniging “A-Team”
worden geacht dat (de besluitvorming over) de eventuele terugkeer van de heer A
als actief (bestuurs)lid van Schietsportvereniging “A-Team” ordentelijk
verloopt.
De
beslissing
De voorzieningenrechter, rechtdoende in
kort geding verbiedt Schietsportvereniging “A-Team” uitvoering te geven aan
haar besluit tot opzegging van het lidmaatschap van de heer A totdat de
bevoegde rechter in een bodemprocedure zal hebben beslist over de
rechtsgeldigheid daarvan, althans totdat het lidmaatschap van de heer A op
andere wijze rechtsgeldig is geëindigd.
De voorzieningenrechter beveelt Schietsportvereniging
“A-Team” te gehengen en gedogen dat de heer A zijn functie als bestuurder van Schietsportvereniging
“A-Team” ongehinderd zal kunnen uitoefenen onder de voorwaarden zoals opgenomen
in de statuten van Schietsportvereniging “A-Team” totdat de bevoegde rechter in
een bodemprocedure zal hebben beslist over de rechtsgeldigheid van de opzegging
van het lidmaatschap van de heer A, althans totdat het lidmaatschap van de heer
A op andere wijze rechtsgeldig is geëindigd;
Geen opmerkingen:
Een reactie posten