De feiten
Dooijeweerd, oud trainer
van Volendam, heeft op 14 juli 2014 een verzoekschrift ingediend bij de
arbitragecommissie van de KNVB, strekkende tot veroordeling van verweerster,
hierna te noemen: “Volendam”, tot betaling van € 2.500,00 netto, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014 tot aan de dag van volledige
voldoening. Daarnaast vraagt Dooijeweerd de arbitragecommissie om voor recht te
verklaren dat partijen overeengekomen zijn dat de tussen hen bestaande
arbeidsverhouding met wederzijds goedvinden is, c.q. zal worden beëindigd onder
de voorwaarden, zoals opgenomen in de namens Volendam opgestelde concept
vaststellingsovereenkomst die bij e-mail van 13 mei 2014 aan Dooijeweerd is
toegezonden. Een en ander met veroordeling van Volendam in de kosten van de
procedure.Dooijeweerd legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij op 15 mei
2009 in dienst is getreden bij Volendam, aanvankelijk op basis van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een jaar, welke nadien steeds is
voortgezet. Sinds 1 juli 2012 werkt Dooijeweerd op
basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Op 28 maart 2014 heeft Volendam de
arbeidsovereenkomst met Dooijeweerd schriftelijk opgezegd tegen 30 juni 2014
onder verwijzing naar een in de visie van Volendam toepasselijke CAO.
Dooijeweerd heeft deze opzegging
vernietigd, hetgeen naar zijn mening betekent dat de arbeidsovereenkomst is
blijven voortbestaan.
Nadien hebben partijen met elkaar
gesproken over een minnelijke regeling. Op 8 mei 2014 heeft Dooijeweerd
voorgesteld dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van Volendam met
wederzijds goedvinden met ingang van 1 juli 2014 zou worden beëindigd als
Volendam hem een vergoeding zou betalen van € 3.000,00 netto ter compensatie
van een eventueel te ontvangen WW-uitkering, dan wel een elders te verdienen
lager salaris. Nadien hebben partijen nader overleg gehad en zijn er concept
vaststellingsovereenkomsten uitgewisseld. Op 12 dan wel 13 mei 2014 is tussen
partijen overeenstemming bereikt en is er een vergoeding overeengekomen van € 2.500,00
netto.
De gemachtigde van Dooijeweerd heeft een
en ander bevestigd bij e-mail van 12 mei 2014, en Volendam heeft op 13 mei 2014
bevestigd dat partijen eruit waren, onder het meesturen van de conform de
aanwijzingen van de gemachtigde van Dooijeweerd aangepaste
vaststellingsovereenkomst. Deze overeenkomst is uiteindelijk niet door partijen
ondertekend.
In deze nieuwe versie van de
overeenkomst is door Volendam op verzoek van Dooijeweerd o.a. artikel 8
geschrapt.
Dit artikel luidde:
“Werknemer
verklaart dat hij op het moment van het aangaan van deze overeenkomst nog geen
zicht heeft op een passende functie elders”.
Bij e-mail van 21 mei 2014 wordt door
Volendam gemeld dat Volendam in de media heeft gelezen dat Dooijeweerd is aangesteld als nieuwe trainer van
Zaanlandia en dat Volendam geen reden ziet om nog tot schadevergoeding over te
gaan. Dooijeweerd stelt zich op het standpunt dat Volendam ten onrechte nakoming weigert van de
gemaakte afspraken.
Volendam stelt zich zakelijk weergegeven
op het standpunt dat zij op 7 mei 2014 heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst
via een vaststellingsovereenkomst te doen eindigen per 30 juni 2014, waarbij
Volendam bereid was een extra maandsalaris te betalen.
Volendam meent dat Dooijeweerd melding
had moeten maken van de omstandigheid dat hij inmiddels een nieuwe baan had
c.q. uitzicht had op een nieuwe baan. Volendam verwijst in dat verband naar het
e-mailbericht van 7 mei 2014 van penningmeester Tuyp, waarin aangegeven wordt
dat Volendam een vereniging is met beperkte middelen. Voorts verwijst Volendam
naar de eerste concept vaststellingsovereenkomst waarin artikel 8 nog voorkomt.
Ook wijst Volendam op het bezwaar dat de
gemachtigde van Dooijeweerd tegen de inhoud van dat artikel heeft gemaakt,
terwijl bij Dooijeweerd op dat moment de wetenschap aanwezig moet zijn geweest
dat hij reeds een andere baan had dan wel serieus uitzicht had daarop.
Gelet op deze feiten en omstandigheden
had het volgens Volendam op de weg van Dooijeweerd gelegen om te spreken in
plaats van te zwijgen over het vooruitzicht op een nieuwe baan. Volendam
beroept zich op de vernietigbaarheid van deze afspraak op grond van bedrog, dan
wel dwaling. De beëindigingsvergoeding waarover partijen hebben onderhandeld en
waarover zij overeenstemming hebben bereikt, zag op een op dat moment onzekere
toekomstige situatie. Dooijeweerd heeft zich schuldig gemaakt aan bedrog door
te zwijgen over zijn vooruitzichten op een nieuwe baan, dan wel heeft hij
bewerkstelligd dat Volendam heeft gedwaald omtrent de toekomstige financiële
situatie van Dooijeweerd. Wanneer Volendam op de hoogte zou zijn geweest van de
nieuwe baan van Dooijeweerd, had zij nimmer ingestemd met het betalen van een
vergoeding aan Dooijeweerd in het kader van de
beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Naar het oordeel van Volendam is van bedrog sprake indien een partij door haar
oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen
die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zou hebben
kunnen leiden. Voor Dooijeweerd was het evident duidelijk dat de bereidheid van
Volendam om aan hem een vergoeding toe te kennen, onlosmakelijk verbonden was
met zijn mogelijkheden om elders aan het werk te komen. Dooijeweerd had
derhalve tijdens de onderhandelingen omtrent de vergoeding Volendam behoren in
te lichten omtrent zijn lopende sollicitaties. Dat Dooijeweerd zich daarvan
bewust was, blijkt onder andere uit de omstandigheid dat hij erop heeft
aangedrongen dat artikel 8 uit het eerste concept van de
vaststellingsovereenkomst werd verwijderd. Hij is derhalve ten aanzien van het
tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst niet te goeder trouw geweest.
Kern
van het geschil
Het geschil tussen partijen spitst zich
toe op de vraag of Dooijeweerd aanspraak kan maken op de vergoeding van €
2.500,00 netto, zoals partijen die zijn overeengekomen, of dat hij daar geen
recht meer op heeft omdat hij verzwegen zou hebben dat hij een andere
betrekking had, dan wel reëel uitzicht daarop had ten tijde van het maken van
de afspraken.
Oordeel
arbitragecommissie
Naar het oordeel van de
arbitragecommissie staat op grond van de gewisselde stukken en hetgeen partijen
ter zitting hebben verklaard vast dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval met
wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 juli 2014 en dat partijen in dat kader
afgesproken hadden, naast andere zaken, dat Volendam aan Dooijeweerd nog een
vergoeding zou betalen van € 2.500,00 netto. Deze afspraak is in ieder geval op
of omstreeks 13 mei 2014 tot stand gekomen omdat op 13 mei 2014 de heer Tuyp
namens Volendam aan de gemachtigde van Dooijeweerd heeft laten weten dat de
wijzigingen, die voorgesteld werden in de e-mail van de gemachtigde van
Dooijeweerd van 12 mei 2014, waren doorgevoerd.
De heer Tuyp heeft op 13 mei 2014 ook
een door Volendam aangepaste vaststellingsovereenkomst gezonden aan de
gemachtigde van Dooijeweerd.
Een van de wijzigingen waarmee Volendam
dus akkoord is gegaan was het verwijderen van de bepaling dat Dooijeweerd op
het moment van aangaan van de overeenkomst nog geen zicht had op ander werk.
Volendam heeft het kennelijk niet nodig gevonden om hierover aanvullende vragen
te stellen.
Van
een werkgever mag worden verwacht dat als hij van belang vindt dat de te
betalen vergoeding alleen verschuldigd is ingeval de werknemer geen concreet
zicht op ander werk heeft, hij niet zonder daarover nadere informatie van de
werknemer te verlangen, akkoord gaat met het schrappen van een bepaling in de
concept vaststellingsovereenkomst waarin dit nu juist is opgenomen. Kennelijk
was dit voor Volendam geen wezenlijk punt bij het bereiken van overeenstemming
over de voorwaarden van uitdiensttreding. Dit volgt
ook uit het gegeven dat de heer Tuyp ter zitting verklaarde dat met het
aanbieden van de vergoeding hij daarmee ook de lopende UWV procedure “afkocht”.
Volendam heeft geen navraag gedaan bij Dooijeweerd naar de reden waarom hij de
betreffende bepaling wilde schrappen en heeft nagelaten uit te leggen waarom
zij dit niet gedaan heeft.
Had Volendam dit anders gewild en had
Volendam inderdaad het betalen van de vergoeding willen laten afhangen van het
geen uitzicht hebben op een andere baan, dan had Volendam niet met het
schrappen van artikel 8 akkoord moeten gaan en in ieder geval nadere informatie
bij Dooijeweerd daarover moeten vragen. Dit temeer daar door Dooijeweerd
onweersproken ter zitting is gesteld dat hij nota bene door de technische
commissie van Volendam herhaaldelijk werd gewezen op vacatures en dat Volendam
hem al omstreeks 21 december 2013 te verstaan had gegeven dat hij aan het einde
van het seizoen moest vertrekken. Het moet voor Volendam duidelijk zijn geweest
dat Dooijeweerd zou gaan solliciteren en mogelijk per 1 juli 2014 een andere
baan zou hebben.
Van bedrog is dan ook geen sprake en dat
Volendam wellicht gedwaald heeft bij de totstandkoming van deze afspraak, is
aan haar zelf toe te rekenen. Volendam had nadere informatie dienen in te
winnen bij Dooijeweerd omtrent de reden van het schrappen van artikel 8 uit het
eerste concept.
De vordering tot betaling van de
overeengekomen vergoeding ligt voor toewijzing gereed.
Rechtdoende
als goede mannen naar billijkheid
Veroordeelt Volendam tot betaling aan
Dooijeweerd van € 2500,- (netto) te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf 1 juli 2014 tot aan datum van volledige betaling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten