De volgende zaak is de bodemprocedure waar al een kort geding over geweest was. In het kort geding constateerde
de kantonrechter dat, blijkens de op internet gepubliceerde individuele
scorelijst, de werknemer in het afgelopen jaar -vanaf zijn ziekmelding en
gedurende zijn re-integratieperiode- gemiddeld twee maal per maand heeft
deelgenomen aan een hardloopwedstrijd van minimaal 10 kilometer (totaal 29),
waaronder 6 halve marathons (21 km) en 2 hele marathons (42 km) met inbegrip
van de marathon te Rotterdam.
Dat vond de kantonrechter wat veel voor
een werknemer met o.a. knieklachten en oordeelde dat het ontslag op staande
voet terecht was gegeven.
Die uitspraak staat HIER
Daar denkt de kantonrechter in de bodemprocedure anders over.
..................................................................................................................................Rechtbank Noord-Nederland 18 december 2014,ECLI:NL:RBNNE:2014:6844
De werknemer (geboren 12 oktober 1957)
is op 1 oktober 2007 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van
magazijnmedewerker/ hulpbezorger tegen een salaris van laatstelijk € 1.747,75
bruto per maand exclusief vakantiegeld en emolumenten.
De werkgever is een installatiebedrijf
voor elektra-, gas-, water- en cv installaties voor particulier, woningbouw en
utiliteitswerken.
Op het dienstverband is van toepassing
de CAO Metaal en Techniek technisch installatiebedrijf.
De werknemer is sinds 8 maart 2012
arbeidsongeschikt.
In de toepasselijke cao staat onder meer
het volgende vermeld.
GENEZING
NIET BELEMMEREN
De
werknemer dient zich tijdens zijn arbeidsongeschiktheid zodanig te gedragen,
dat zijn genezing niet wordt belemmerd (bijvoorbeeld tijdig onder behandeling
stellen van een huisarts).
Sanctie
Indien
de bedrijfsarts vaststelt dat de werknemer zich in zodanige mate gedraagt of
heeft gedragen dat de genezing in ernstige mate wordt belemmerd kan het salaris
worden beperkt tot 70%, maar ten minste het wettelijk minimumloon.
(…)
INFORMATIE
Met
inachtneming van de Arbowet dient een werkgever een gecertificeerde Arbodienst
in te schakelen voor onder andere individuele ziekteverzuimbegeleiding en een
arbeidsgezondheidsdeskundig spreekuur. Deze Arbodienst zal onder andere een
bedrijfsarts of verzekeringsdeskundige in dienst hebben die de werkgever onder
meer zal bijstaan met een werkhervattingsadvies en advisering omtrent verdere
reïntegratiemogelijkheden.
De
werknemer stelt, desgevraagd door de arts van de Arbodienst, die arts op de
hoogte van de aard van de ziekte en verstrekt hem desgevraagd verdere
informatie die noodzakelijk is voor het werkhervattingsadvies en de individuele
ziekteverzuimbegeleiding. De Arbodienst mag niet zonder uitdrukkelijke
toestemming van de werknemer gegevens van medische aard betreffende die
werknemer, aan de werkgever verstrekken. De werknemer is voorts niet verplicht
gegevens betreffende de aard van zijn ziekte aan de werkgever te verstrekken,
tenzij er sprake is van zwangerschap.
De
werkgever is verplicht een reïntegratieplan te maken. De werknemer is verplicht
die informatie te verstrekken die de werkgever nodig heeft om het
reïntegratieplan op te stellen.
Op 11 september 2012 is door de
[bedrijfsarts] een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Op basis van
deze FML is op 10 oktober 2012 door de arbeidsdeskundige van Elabo –[naam]- een
advies uitgebracht met als conclusie dat de werknemer ongeschikt is voor het
uitoefenen van zijn eigen werk, dat er onvoldoende tot weinig passend werk bij
de eigen werkgever is en dat re-integratie tweede spoor geïndiceerd is. Met
deze re-integratie tweede spoor, met als doel passend werk vinden bij een
andere werkgever, is op 25 oktober 2012 een start gemaakt.
Op 23 januari 2013 bericht het UWV –
naar aanleiding van een door de werkgever op 20 december 2012 aangevraagd
deskundigenoordeel – dat de door de werkgever uitgevoerde
re-integratie-inspanningen voldoende en adequaat zijn.
Op 3 juli 2013 heeft de werknemer een
gesprek gehad met de heer [naam], mede-directeur van de werkgever. Van dit
gesprek is door de werkgever voornoemd een verslag opgemaakt. Vervolgens is de
werknemer uitgenodigd om op 4 juli 2013 wederom ten kantore van zijn
werkgeefster te verschijnen. Tijdens dit gesprek is de werknemer op staande
voet ontslagen omdat hij niet aan zijn re-integratieverplichtingen zou voldoen.
Daarbij is aangekondigd dat een en ander nog schriftelijk zou worden
vastgelegd.
Bij brief van 4 juli 2013 heeft de
gemachtigde van de werkgever het ontslag op staande voet schriftelijk bevestigd
en gemotiveerd. Kort samengevat is de werknemer op staande voet ontslagen
wegens een dringende reden bestaande uit schending van de
re-integratieverplichting en de mededelingsplicht. De werkgever heeft de
werknemer met name verweten dat hij ondanks pogingen om hem te re-integreren
heeft deelgenomen aan hardloopwedstrijden waaronder een marathon en aan zijn
woning heeft gewerkt (waaronder het vervangen van dakgoten). Ook verwijt de
werkgever aan de werknemer dat hij haar geen toestemming heeft gevraagd voor
deelname aan hardloopwedstrijden en voor klusactiviteiten.
Op 5 juli 2013 heeft de werknemer schriftelijk
geprotesteerd tegen zijn ontslag en de nietigheid daarvan ingeroepen.
Bij e-mailbericht van 6 juli 2013
schrijft [bedrijfsarts] aan de werkgever, bedrijfsarts:
Er
is een verschil tussen 2 keer in de week ‘wat hardlopen’, zoals hij het mij
heeft aangegeven en het in mijn aantekeningen staat, of ongeveer iedere 2 weken
een marathon, of 20 of 10 kilometer in een behoorlijk tempo. Dat is een groot
verschil en is absoluut niet met toestemming van mij. Totdat ik via
Verzuimsupport circa 2 weken geleden op de hoogte werd gebracht van de mate van
hardloopactiviteiten, was ik in de veronderstelling dat er sprake was van 2
keer in de week een stukje hardlopen, echter niet in dit tempo en in deze mate.
Hij heeft mij nooit op de hoogte gebracht van de mate van sprotbeoefening zoals
betrokkene kennelijke doet, want anders had dit onmiddellijk gevolgen gehad
voor het door mij gegeven advies met betrekking tot de inzetbaarheid. Dit zal
ik maandag ook met hem bespreken.
In
hoeverre betrokkene als inzetbaar te beschouwen is, zal ik maandag aansluitend
op het spreekuur formuleren en vastleggen. (…)
Op 7 juli 2013 heeft de werkgever onder
andere aangegeven dat het geplande onderzoek op 8 juli 2013 geen doorgang zal
vinden vanwege het ontslag op staande voet.
Op 9 juli 2013 heeft de werkgever
aangegeven te persisteren bij het gegeven ontslag op staande voet.
Op 16 juli 2013 heeft de gemachtigde van
de werknemer nogmaals geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet. De
werkgever wordt gesommeerd de re-integratie voort te zetten en het loon te
voldoen. De werkgever is niet ingegaan op de verzoeken van de werknemer.
De werknemer heeft daarop een kort
geding procedure opgestart. De werkgever heeft een voorwaardelijk
ontbindingsverzoek ingediend. Bij vonnis van 20 september 2013 heeft de
rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen de vordering van de werknemer tot
tewerkstelling in een passende functie dan wel voortzetting van het
re-integratietraject tweede spoor en tot hervatting van de loonbetalingen
afgewezen. Bij beschikking van dezelfde datum is het voorwaardelijk
ontbindingsverzoek van de werkgever toegewezen. Het dienstverband is
voorwaardelijk ontbonden per 1 oktober 2013 zonder vergoeding.
Rechtsvraag
De kern van het geschil betreft de vraag
of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
De
beoordeling
Maatstaf bij de beoordeling is dat een
werkgever ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW juncto artikel 7:678 BW bevoegd is de
arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen wegens een dringende reden indien
sprake is van een situatie die zo ernstig van aard is dat van de werkgever in
redelijkheid niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten
voortduren. Bij de beoordeling of van een zodanige dringende reden sprake is
moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in
aanmerking worden genomen, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de
werknemer.
Ontslag onverwijld gegeven?
De kantonrechter verwerpt allereerst de stelling
van de werknemer dat het ontslag op staande voet niet onverwijld zou zijn
gegeven. De werkgever heeft gesteld dat haar kort voor 3 juli 2013 was gebleken
dat de werknemer op internet stond vermeld als actieve wedstrijdloper van
diverse tochten en dat hij aan een marathon had deelgenomen. Daarnaast had hij
eind juni 2013 geconstateerd dat de werknemer op een steiger werkzaamheden aan
zijn woning verrichtte, waaronder het vervangen van dakgoten. Het ontslag is
mondeling gegeven en schriftelijk door de werkgever bevestigd op 4 juli 2013.
Aldus is het ontslag naar het oordeel van de kantonrechter onverwijld gegeven.
Dringende reden?
Teneinde de vraag te beantwoorden of de
werknemer door deel te nemen aan hardloopwedstrijden en werkzaamheden te
verrichten aan zijn woning zijn re-integratie heeft belemmerd, is naar het
oordeel van de kantonrechter een medisch oordeel van een deskundige
noodzakelijk. De werkgever heeft zonder
overleg met de bedrijfsarts de conclusie getrokken dat de hardloopactiviteiten
van de werknemer en de kluswerkzaamheden aan zijn woning zijn re-integratie
hebben belemmerd en ertoe hebben geleid dat hij langer arbeidsongeschikt is
gebleven. Het is aan het UWV of de bedrijfsarts om te beoordelen in welke mate
een werknemer arbeidsongeschikt is en waartoe hij in staat is. Indien de bedrijfsarts
had geoordeeld dat de werknemer deze activiteiten niet mocht verrichten en hij
er desondanks mee zou zijn doorgegaan, was sprake van een wezenlijk andere
situatie dan nu en was mogelijk wel sprake van grove veronachtzaming van op de
werknemer rustende verplichtingen.
Gelet op het ingrijpende karakter van
ontslag had het op de weg van de werkgever gelegen eerst in overleg te treden
met de bedrijfsarts. De werkgever beschikte over geen enkel medisch oordeel
c.q. bewijs dat de hardloopactiviteiten, dan wel de werkzaamheden rondom zijn
woning aan de re-integratie van de werknemer in de weg stonden. Pas na een
beoordeling door de bedrijfsarts had een eventuele sanctie kunnen volgen.
Als er al een verplichting voor de
werknemer zou bestaan om zijn activiteiten bij de bedrijfsarts te melden, en
hij, door dit na te laten, deze verplichting heeft geschonden, zou een
dergelijke schending evenmin een grond opleveren voor een ontslag op staande
voet. Het niet verstrekken van inlichtingen door de werknemer levert niet een dringende
reden op in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, omdat blijkens de totstandkoming
van deze wetsbepaling het de bedoeling van de wetgever is geweest daaraan
slechts de sanctie van opschorting van het loon te verbinden. Van een dringende
reden in de zin van voorgenoemd artikel kan bij de aanwezigheid van bijkomende
omstandigheden wel sprake zijn (Hoge Raad 8 oktober 2004, LJN-nummer AO9549).
Deze bijkomende omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
Naar het oordeel van de kantonrechter
heeft zich gelet op het voorgaande geen dringende reden voorgedaan die een
ontslag op staande voet rechtvaardigt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten