VV Bennekom, opgericht op 29 september
1954, is een voetbalclub voor amateurs en heeft ongeveer 1.165 leden. Het
eerste elftal van VV Bennekom speelt in de zaterdagcompetitie van de landelijke
hoofdklasse.
Speler X is in juni 2012 door VV
Bennekom aangetrokken om de selectie van het eerste elftal te versterken.
Speler X is in dat kader als lid overgeschreven naar VV Bennekom en op basis
van een arbeidsovereenkomst bij VV Bennekom in dienst getreden in de functie
van contractspeler met een contract tot 17 mei 2015. Speler X heeft op 20
september 2014 als speler en aanvoerder met het eerste elftal van VV Bennekom
deelgenomen aan een voetbalwedstrijd tussen SV Huizen en VV Bennekom. Na afloop
van die wedstrijd zijn er schermutselingen geweest tussen spelers van de beide
voetbalverenigingen. De bij de wedstrijd betrokken scheidsrechter heeft in
totaal zes spelers een rode kaart gegeven, te weten speler X en [naam]van VV
Bennekom en [naam], [naam], [naam] en [naam] van SV Huizen.
De scheidsrechter heeft na de wedstrijd
een wedstrijdformulier ingevuld en naar aanleiding daarvan is een tuchtzaak
aanhangig gemaakt bij de Landelijke Tuchtcommissie Amateurvoetbal van de KNVB
(hierna: de Tuchtcommissie).
Op 22 september 2014 heeft het bestuur
van VV Bennekom speler X en [naam] meegedeeld dat zij vanwege hun betrokkenheid
bij het voormelde incident met onmiddellijke ingang uit de selectie van het
eerste elftal waren gezet en dat bovendien door het bestuur besloten was om hen
te schorsen en te royeren als lid van VV Bennekom.
Bij uitspraak van 24 september 2014
heeft de Tuchtcommissie speler X met ingang van 1 oktober 2014 als lid van de
KNVB geschorst voor de duur van achttien maanden. De Tuchtcommissie acht
bewezen dat speler X zich schuldig heeft gemaakt aan:
“Het
bij gelegenheid van de wedstrijd Huizen-Bennekom (…) na afloop van de wedstrijd
onbehoorlijk gedragen door meerdere spelers, althans tenminste één speler van
Huizen meerdere keren te hebben geslagen, althans tenminste één keer te hebben
geslagen”.
Onder het kopje “strafmotivering” heeft
de Tuchtcommissie overwogen:
“Naar
het oordeel van de tuchtcommissie is er sprake van buitensporig fysiek geweld
buiten een spelsituatie en waarbij geen sprake is van strijd om de bal,
waardoor deze overtreding wordt aangemerkt als een individuele excessieve
overtreding”.
De Commissie van Beroep heeft de onder
2.6 bedoelde uitspraak van de Tuchtcommissie bij uitspraak van 21 november 2014
bekrachtigd.
Bij vonnis in kort van de rechtbank
Midden-Nederland, locatie Utrecht, d.d. 4 februari 2015 heeft de
voorzieningenrechter op vordering van speler X onder andere beslist dat de
hiervoor genoemde beslissingen van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep
worden geschorst, zulks in afwachting van een uitspraak door de rechter in een
binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis door speler X aanhangig te
maken bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer
overwogen:
“De
Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep hebben in hun uitspraken niet
gemotiveerd waarom de (beweerdelijk) door speler X aan [naam] en [naam] gegeven
klappen in dit geval kwalificeren als excessief. De commissies volstaan met het
oordeel dat met het geven van een klap sprake is van buitensporig fysiek geweld
buiten een spelsituatie, waarbij geen sprake is van strijd om de bal. Dit klemt
omdat in artikel 25 van het reglement (Reglement Tuchtrechtspraak
Amateurvoetbal 2014/2015; de voorzieningenrechter) onderscheid wordt gemaakt tussen
overtredingen en excessieve overtredingen en voor beide categorieën een
verschillende strafmaat wordt gehanteerd. Klappen zoals speler X deze volgens
de KNVB aan [naam] en [naam] gegeven zou hebben, kwalificeren in beginsel als
een overtreding tenzij sprake is van buitensporig gewelddadig handelen en
daarmee van een excessieve overtreding.
(…)
De
KNVB laat na (…) in dit kort geding een concrete toelichting te geven waarom de
handelingen volgens haar voldoen aan artikel 25 lid 3 van het reglement en
daarom als excessief kwalificeren. Weliswaar stelt zij dat dit het geval is,
maar zij laat na deze stelling te schragen met feiten en omstandigheden. Dit
klemt temeer omdat uit de verklaring van [naam] blijkt dat hij stelt niet
geslagen te zijn door speler X (…)
Voorgaande
brengt mee dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de uitspraken van
de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep zal vernietigen (…)”.
De hiervoor bedoelde bodemprocedure
heeft speler X inmiddels aanhangig gemaakt. Deze procedure loopt nog.
Kort na het laatstgenoemde vonnis heeft speler
X een interview gegeven aan een lokale krant over het incident op 20 september
2014. Het interview is onder andere gepubliceerd in “Ede Stad” van 11 februari
2015. Daarin staat, voor zover van belang:
“In
de ogen van de aanvoerder had het allemaal heel anders kunnen lopen. ‘Het
opstootje had door snel ingrijpen van zowel de staf van Huizen als Bennekom
gemakkelijk kunnen worden voorkomen. Maar trainer [naam] en toen nog
bestuurslid technische zaken [naam] keken toevallig de andere kant op.
Kennelijk wilden zij hun handen niet vuil maken’ (…).
speler
X laat de gebeurtenissen in de volgende weken nog eens de revue passeren. ‘Daar
heb ik de wolven in schaapskleren leren kennen. Er werd bij de club nauwelijks
naar mijn verweer geluisterd. Bestuur en staf hadden maar één doel en dat was
de vereniging Bennekom er zo goed mogelijk uit te laten komen (…). Ook de hulp
tijdens de zittingen van de tuchtcommissie was minimaal. Neem alleen het feit
dat dat de televisieopnamen die gemaakt waren, mislukt zijn. Er zou een
batterijprobleem zijn geweest? Ik ben er van overtuigd dat er haarscherpe
opnamen waren, maar dat men er belang bij had om die niet te laten zien’ (…)”.
De
vordering
Speler X heeft vordert de schorsings- en
royementsbesluiten van VV Bennekom d.d. 20 september 2014 te schorsen
Beoordeling
rechter
Speler X heeft gesteld dat VV Bennekom
hem op onjuiste gronden heeft geschorst en geroyeerd als lid van VV Bennekom.
Hij heeft daarvoor aangevoerd dat hij na afloop van de wedstrijd tegen SV
Huizen op 20 september 2014 geen geweld heeft gebruikt tegen spelers van SV
Huizen. Daarom moet worden aangenomen dat het besluit in een bodemprocedure op
grond van de artikelen 2:8 en 15 BW zal worden vernietigd.
VV Bennekom heeft dat gemotiveerd
betwist.
De
vraag is allereerst of speler X na afloop van de bedoelde wedstrijd geweld
heeft gebruikt. Uit het hiervoor genoemde kort geding vonnis van 4 februari
2015 kan, anders dan speler X kennelijk meent, niet worden afgeleid dat hij
toen geen geweld heeft gebruikt. De
voorzieningenrechter heeft immers enkel geoordeeld dat de Tuchtcommissie en de
Commissie van Beroep onvoldoende gemotiveerd hebben aangegeven dat speler X excessief
geweld heeft gebruikt. Dat speler X in het geheel geen geweld zou hebben
gebruikt volgt daaruit niet. Speler X heeft tijdens de zitting in het
onderhavige kort geding echter gemotiveerd betwist dat hij heeft geslagen en
hij kan dat volgens hem ook staven met getuigenverklaringen van onder andere
(een) spelers(s) van SV Huizen. Dat laatste lijkt op voorhand niet
onaannemelijk, omdat in het hiervoor bedoelde kort geding vonnis onder andere
is overwogen dat uit de verklaring van [naam] (een van de spelers van SV Huizen
die speler X zou hebben geslagen) blijkt dat hij stelt niet geslagen te zijn
door speler X.
Bij het voorgaande komt nog dat de ter
zitting aanwezige voorzitter van VV Bennekom,[naam], heeft verklaard dat hij
als toeschouwer (hij was op dat moment nog geen voorzitter) aanwezig was bij de
wedstrijd, dat hij de schermutselingen tussen de beide teams kort na afloop van
de wedstrijd heeft gezien en dat hij daarbij niet heeft kunnen constateren dat speler
X toen een of meer spelers van SV Huizen heeft geslagen.
Al het voorgaande leidt ertoe dat thans
in het kader van dit geding niet met voldoende mate van zekerheid worden
vastgesteld dat speler X na afloop van de wedstrijd geweld heeft gebruikt.
Dat heeft VV Bennekom dan ook niet, zo
moet voorshands worden geoordeeld, aan het besluit ten grondslag kunnen leggen.
Uit de tijdens de zitting gegeven
toelichting van speler X en [naam] over het incident kan wel worden afgeleid
dat speler X zich in de na afloop van de wedstrijd ontstane vechtpartij heeft gemengd.
Speler X heeft daarover verklaard dat hij, toen hij van het veld wilde lopen,
zag dat een teamgenoot werd belaagd door vier spelers van Huizen, dat hij zag
dat zijn teamgenoot werd geslagen, op de grond viel en vervolgens werd
geschopt. Daarop heeft speler X besloten zijn teamgenoot te hulp te schieten
door met duwen en trekken te proberen spelers van SV Huizen van zijn teamgenoot
te verwijderen. De voorzitter heeft dat relaas van speler X onderschreven, en
daarbij aangetekend dat hij de houding die speler X daarbij aannam als
agressief en dreigend heeft ervaren. Volgens de voorzitter had speler X, als
aanvoerder van het team, anders op de situatie moeten reageren door spelers op
een niet agressieve wijze van de vechtpartij te verwijderen, bijvoorbeeld door
een speler met beide armen om het lichaam weg te leiden van de vechtpartij.
Speler X heeft zijnerzijds wel min of meer bevestigd dat hij een soort van
vechthouding heeft aangenomen, maar zelf niet de indruk te hebben dat dat
agressief en dreigend was.
Als de handelwijze van speler X zo is
geweest als [naam] zegt, zou de conclusie gerechtvaardigd kunnen zijn dat speler
X, hoewel hij niet heeft geslagen, tocht verkeerd heeft gehandeld door zich
agressief/dreigend en dus niet de-escalerend, zoals het een aanvoerder betaamt,
te gedragen. Een volledig beeld van hetgeen toen is voorgevallen ontbreekt
echter. [naam] heeft ter zitting ook verklaard dat hij in de ontstane chaos
maar “een fractie” van het gebeurde heeft gezien. Daarom kan thans niet met
voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het gedrag van speler X
toen zodanig is geweest dat dat de schorsing/het royement van speler X als lid
van VV Bennekom rechtvaardigde. Dat zal nader moeten worden onderzocht in een
eventueel aanhangig te maken bodemprocedure. Gelet op al hetgeen hiervoor is
overwogen, ligt het voor de hand om aan te nemen dat het besluit van VV
Bennekom om speler X als lid van de vereniging te schorsen en te royeren,
onvoldoende steun vindt in de feiten. Desondanks kunnen de vorderingen van speler
X niet worden toegewezen. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang.
Aangenomen moet worden dat de
arbeidsovereenkomst tussen VV Bennekom en speler X nog tot 17 mei 2015 loopt,
zoals VV Bennekom heeft gesteld. In die overeenkomst staat immers met zoveel
woorden dat deze op die datum van rechtswege eindigt. Speler X heeft nog wel
gesteld dat het hier gaat om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar
dat heeft hij, tegenover de betwisting door VV Bennekom en de duidelijke
bewoordingen van de overeenkomst, niet nader toegelicht, zodat daaraan moet
worden voorbijgegaan. Er moet dan ook
van worden uitgegaan dat de overeenkomst, gerekend vanaf heden, nog slechts zes
weken zal voortduren en dan zal zijn ontbonden, nu het er niet naar uitziet dat
VV Bennekom genegen zal zijn tot voortzetting van de arbeidsrelatie met speler
X. Van een bijzonder belang van speler X bij voortzetting van de overeenkomst
gedurende die korte periode is niet gebleken. Speler X heeft slechts aangevoerd
dat hij graag wil blijven voetballen. Dat is wel begrijpelijk, maar dat kan
niet als een bijzonder belang worden beschouwd. Onder deze omstandigheden moet
worden geoordeeld dat het belang van speler X bij toewijzing van de gevorderde
schorsing en toelating tot de wedstrijden/trainingen betrekkelijk gering is.
Daartegenover
staat het belang van VV Bennekom bij handhaving van de schorsing/het royement.
Volgens VV Bennekom zijn de verhoudingen tussen partijen als gevolg van het
door speler X gegeven en in een regionaal dagblad gepubliceerde interview
zodanig verstoord, dat het onwenselijk is hem weer als lid/speler van de
vereniging toe te laten.
Speler X heeft niet betwist dat hij
tijdens het interview de uitspraken heeft gedaan zoals die in het hiervoor bedoelde
krantenartikel staan. Uit dat artikel blijkt niet alleen dat speler X de
hoofdtrainer en een bestuurslid van VV Bennekom in diskrediet heeft gebracht,
maar ook dat hij de suggestie wekt dat het bestuur van VV Bennekom in de
procedure voor de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep bepaalde
bewijsmiddelen zou hebben achtergehouden. Dat dat laatste zo is, is niet komen
vast te staan. Dat de verhoudingen tussen speler X en VV Bennekom thans, mede
als gevolg van deze uitlatingen ernstig zijn verstoord, kan wel worden
aangenomen en is door speler X ook onvoldoende gemotiveerd weersproken.
Deze beide belangen van partijen
afwegend, moet worden geoordeeld dat het belang van VV Bennekom bij handhaving
van het besluit zwaarder behoort te wegen dan het belang van speler X bij
schorsing daarvan. Van VV Bennekom kan dan ook in redelijkheid niet worden
gevergd speler X weer als lid/speler van haar vereniging toe te laten. De
vorderingen van speler X moeten daarom worden afgewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten