Eiser is (wedstrijd)kaatser op het
hoogste niveau. Daarnaast is Eiser kaatswantmaker.
De KNKB is de bond voor de kaatssport.
De bond heeft tot doel de bevordering van de kaatssport in de ruimste zin van
het woord. Bij de bond zijn 124 verenigingen aangesloten, waarvan het overgrote
deel in Fryslân is gevestigd. Bij die verenigingen zijn op hun beurt circa
15.000 leden aangesloten.
In het door de algemene vergadering van
de KNKB vastgestelde kaatsreglement zijn - onder andere - specifieke
voorschriften opgenomen met betrekking tot de kaatshandschoen. Voor de
kaatshandschoen met versteviging (de zogenaamde nap, dat is een in de
handschoen genaaide nylon versteviging waarmee de kaatsbal wordt geslagen)
geldt een aantal aanvullende eisen. In Hoofdstuk IV van het kaatsreglement 2015
(Algemene Bepalingen) staat bijvoorbeeld:
Artikel 3 Handschoen
1. Tijdens wedstrijden mogen alleen
handschoenen gebruikt worden die vervaardigd zijn door licentiehouders.
2. De handschoen moet zijn gemaakt
van soepel leer met een dikte van ten hoogste 2,5 mm.
(…)
3. Het totale gewicht van de
handschoen, de sluiting inbegrepen, mag bij het begin van de wedstrijd niet
meer dan 200 gram bedragen. Tijdens de wedstrijd mag het gewicht door
natuurlijke vochtopname (bijvoorbeeld transpiratievocht en/of regenwater) de
220 gram niet overschrijden.
(…)
5. Aan of in de handschoen mag geen
enkel vreemd voorwerp worden gedragen.
(…)
7. Met de controle van de handschoen
zijn de leden van de handschoencommissie belast.
(…)
Handschoen met versteviging (nap)
8. In de handpalm mag een door het
hoofdbestuur te verstrekken en gewaarmerkte versteviging van nylon worden
aangebracht. De versteviging moet zijn aangebracht door personen of bedrijven
die in het bezit zijn van een daartoe door het hoofdbestuur uitgegeven
licentie.
(…)
13. De licentiehouder geeft bij de
levering of verandering van een handschoen een certificaat af, dat door hem is
ondertekend. (…) Voordat een handschoen mag worden gebruikt, moet deze worden
gekeurd door de handschoencommissie. Na goedkeuring ontvangt de speler een
afschrift van het certificaat.
(…)
15. Veranderingen en reparaties aan
handschoenen mogen alleen worden uitgevoerd door licentiehouders.
In Bijlage J bij het kaatsreglement 2015
is exact beschreven aan welke kwalificaties de kaatshandschoen moet voldoen,
waarmee in de categorieën senioren en junioren in het seizoen 2015 moet worden
gespeeld.
De KNKB heeft na het opstellen van het
kaatsreglement in de jaren negentig van de vorige eeuw drie
kaatshandschoenmakers, te weten [B] (hierna verder te noemen: [B]), [C] (hierna
verder te noemen: [C]) en [D], aangewezen als licentiehouder voor het
vervaardigen van de wedstrijdhandschoenen. Zij vervaardigen in totaal jaarlijks
omstreeks 180 wedstrijdhandschoenen. Een wedstrijdhandschoen kost ongeveer €
150,00.
Eiser heeft zich voor het eerst eind
2012 tot de KNKB gewend omdat hij eveneens als licentiehouder voor
wedstrijdhandschoenen aangemerkt wil worden. De KNKB heeft tot op heden
geweigerd hem een licentie te verschaffen. In de door de KNKB gegeven
motivering voor de afwijzing hebben de belangen van de bestaande
licentiehouders, die voor hun kostwinning afhankelijk zijn van het werkaanbod
op het gebied van de wedstrijdhandschoenen, een rol gespeeld.
De KNKB is inmiddels overgegaan tot het
ontwikkelen van nieuwe licentiebeleid. In de algemene ledenvergadering van 3
april 2014 heeft de KNKB besloten om het nieuwe licentiebeleid - op grond
waarvan nieuwe toetreders op basis van objectief vastgestelde criteria kunnen
worden toegelaten als licentiehouder - per 1 januari 2016 in te laten gaan.
In de jaren 2013 en 2014 heeft Eiser
gekaatst met door [C] gecertificeerde kaatshandschoenen.
De
vordering
Eiser vordert dat de
voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de KNKB zal gebieden om op straffe van
verbeurte van een dwangsom, Eiser te erkennen en erkend te houden als
licentiehouder in de zin van het kaatsreglement 2015.
Toelichting eis
Volgens Eiser moet aan een sporter
in beginsel de vrije keus worden gelaten om het materiaal uit te kiezen waar
hij zich prettig bij voelt en daarmee de wedstrijdsport te beoefenen, zolang
het materiaal maar aan technische eisen voldoet. Eiser kan zich er wel in vinden dat de bond
reglementeert dat er alleen met een handschoen wordt gekaatst die aan bepaalde
standaardeisen voldoet, het gaat hem echter veel te ver dat de bond bepaalt wie
wel en wie niet die handschoenen mag leveren.
Eiser heeft verder tegen deze achtergrond het navolgende - samengevat - aan zijn
vorderingen ten grondslag gelegd. Het
licentiebeleid van de KNKB is strijdig met het mededingingsrecht (de artikelen
6 en 24 van de Mededingingswet, hierna te noemen Mw), doordat het nieuwe
toetreders tot de markt zoals Eiser wordt verhinderd om licentiehouder te worden,
waarbij bovendien sprake is van een ongeoorloofde marktverdeling tussen de KNKB
en de huidige licentiehouders. Bovendien is sprake van misbruik van een
economische machtspositie door de KNKB. Voorts handelt de bond onzorgvuldig
c.q. onrechtmatig jegens Eiser om de door hem vervaardigde kaatshandschoenen die
voldoen aan de daaraan door de bond gesteld (technische) kwaliteitseisen niet
als wedstrijdhandschoen toe te laten bij de officiële kaatswedstrijden van de
bond. Eiser
heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van een inbreuk op het
mededingingsrecht gewezen op de uitkomsten van een in zijn opdracht uitgevoerd
marktonderzoek door het onderzoeksbureau Merkmakers. Hieruit volgt onder meer
dat 84% van alle kaatsers die een kaatswant gebruiken, speelt met een kaatswant
van [B], waardoor sprake is van een feitelijk monopolie, aldus Eiser.
Eiser stelt dat hij wordt geschaad in zijn commerciële belangen, omdat hij zijn
kennis en specialisme in het maken van kaatshandschoenen wil aanwenden om zelf
in opdracht van kaatsers handschoenen te vervaardigen. Als een leverancier geen
licentie heeft om wedstrijdhandschoenen te maken, heeft hij geen schijn van
kans om tot de markt toe te treden. Eiser stelt dat hij bovendien onevenredig wordt
geschaad in zijn sportieve belangen. Door het licentiebeleid kan hij feitelijk
alleen een handschoen afnemen van [B], de vader van één van de grootste rivalen
van Eiser. Eiser stelt dat [B] in
staat is om binnen de kaders van de bestaande regels van de bond een technisch
betere handschoen voor zijn zoon te maken dan voor Eiser. Eiser heeft er dan ook geen vertrouwen in dat hij van
[B] een 'zeer goede handschoen' zou krijgen. Eiser stelt dat hij het probleem vorig jaar heeft
ondervangen door zelf in samenwerking met [C] een handschoen te vervaardigen,
die vervolgens door [C] werd gecontroleerd en gecertificeerd. Dit jaar wil [C]
- volgens Eiser gedwongen door de KNKB - hieraan niet meer meewerken. Dit terwijl [C] op
grond van de aan hem verleende licentie gerechtigd is om een derde in te
schakelen om in zijn naam een handschoen te vervaardigen.
Verweer
KNKB
De KNKB heeft in het
kader van haar verweer het belang bij een streng toezicht op de
wedstrijdhandschoenen nader toegelicht. In het verleden werden namelijk door
kaatsers wedstrijdhandschoenen aangepast door deze met epoxyhars te versterken,
hetgeen van invloed kan zijn op de kaatsprestaties. Het licentiesysteem is
bedoeld om gelijke omstandigheden wat betreft de kaatshandschoen tussen de
deelnemers te garanderen aan alle partijen, aldus de KNKB.
De KNKB heeft verder
aangevoerd dat Eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, nu het geschil tussen
partijen al speelt al sinds eind 2012. Niet valt in te zien waarom Eiser niet kan wachten tot
de markt in 2016 'opengaat' voor nieuwe toetreders.
De KNKB heeft voorts -
in hoofdlijnen samengevat - aangevoerd dat deze zaak niet geschikt om in kort
geding te worden beslist. Het mededingingsrecht is een uiterst complex
rechtsgebied. Voor het aannemen van een
inbreuk op het in artikel 6 Mw neergelegde kartelverbod (naar strekking dan wel
naar gevolg) geldt dat met diverse uitgangspunten rekening moet worden gehouden
en dat een juiste afbakening van de relevante markt niet achterwege kan
blijven. De onderhavige zaak is te ingewikkeld om te kunnen komen tot een
verantwoord (voorlopig) oordeel door de rechter. Eiser heeft volgens de KNKB inhoudelijk onvoldoende
feitelijk onderbouwd dat sprake is van overtreding van het kartelverbod. De
KNKB heeft in dit verband aangevoerd dat de KNKB niet is aan te merken als een
ondernemingsvereniging en dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake is
van een merkbare beperking van de mededinging. Van een overtreding van het verbod op het maken van misbruik van een
economische machtspositie
(artikel 24 Mw) is evenmin sprake, aldus de KNKB. De KNKB betwist de door Eiser gestelde mogelijkheid dat hij zelf onder een
sublicentie wedstrijdhandschoenen zou mogen vervaardigen, die vervolgens door
een licentiehouder worden gecertificeerd. De licentie biedt daartoe geen
mogelijkheid.
Een afweging van de
belangen van partijen moet volgens de KNKB in haar voordeel uitvallen. Het is
in het belang van de bond en haar 13.000 leden dat het nieuwe beleid zorgvuldig
wordt voorbereid en ingevoerd. Voorts wil de KNKB aan de drie licentiehouders
een redelijke termijn geven om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Er is
sprake van langlopende overeenkomsten voor onbepaalde tijd die niet van de ene
op de andere dag beëindigd mogen worden, mede gelet op de door hen gedane
investeringen. De KNKB heeft aangevoerd dat Eiser geen redelijk belang heeft bij zijn vorderingen,
nu hij tot de inwerkingtreding van het nieuwe beleid per 1 januari 2016
kaatshandschoenen kan leveren aan nagenoeg de gehele markt van
kaatshandschoenen. Met betrekking tot de door Eiser aangevoerde sportieve belangen bij het al dan
niet onder licentie gebruik mogen maken van een door hem zelf vervaardigde
wedstrijdhandschoen heeft de KNKB aangevoerd dat dit aspect voor het eerst in
de onderhavige procedure naar voren is gebracht. De KNKB betwist dat Eiser bij afwijzing van de
gevraagde voorzieningen niet in staat zal zijn om deel te nemen aan de
wedstrijden. Hij doet al sinds 2011 mee aan wedstrijden en ook voor dit jaar
kan hij door een van de licentiehouders een kaatshandschoen laten vervaardigen,
die aan zijn specificaties voldoet. Een dergelijke handschoen voor Eiser ligt op dit moment
al klaar bij [C], aldus de KNKB.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Spoedeisend
belang?
Naar het oordeel van
de voorzieningenrechter heeft Eiser zijn spoedeisend belang bij de gevraagde
voorzieningen - althans voor wat betreft het mee willen spelen aan
kaatswedstrijden met een door hem zelf vervaardigde kaatshandschoen - voldoende
aannemelijk gemaakt, zodat hij in zoverre in zijn vorderingen kan worden
ontvangen.
Of een
spoedvoorziening ook daadwerkelijk wordt verleend is afhankelijk van de
uitkomst van het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over de
bodemprocedure. Indien de uitkomst van de bodemprocedure ongewis blijft kan een
afweging van belangen een voorziening toch rechtvaardigen.
Het gaat in de
onderhavige zaak om de vraag of het door de KNKB gevoerde licentiebeleid in
strijd komt met de artikelen 6 en 24 Mw, zoals door Eiser is gesteld. Eiser heeft immers zijn vorderingen om hem - kort
gezegd - als (sub)licentiehouder wedstrijdkaatswanten te laten maken dan wel om
hem c.q. zijn teamgenoten met een door hemzelf gemaakte kaatswant aan
wedstrijden deel te laten nemen gestoeld op schending van voornoemde
bepalingen. Artikel 6 lid 1 Mw bepaalt dat verboden zijn overeenkomsten tussen
ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde
feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge
hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt
verhinderd, beperkt of vervalst (het verbod van mededingingsafspraken).
Strijd
met artikel 24 Mw?
Artikel 24 lid 1 Mw
bepaalt dat het ondernemingen verboden is misbruik te maken van een economische
machtspositie.
De voorzieningenrechter overweegt dat vooralsnog
niet kan worden aangenomen dat dat het kaatsreglement de strekking
heeft om de mededinging op de markt van de kaatshandschoenen te
beperken. Uit het reglement en de daarop gegeven toelichting volgt veeleer dat
het de bedoeling van de KNKB is geweest om in regels vast te stellen waaraan
het bij de wedstrijdkaatssport gebruikte materiaal (en met name de handschoen)
moet voldoen, en om controle-instrumenten te ontwikkelen met de bedoeling om
gelijke speelomstandigheden voor alle deelnemers aan kaatswedstrijden te
garanderen althans te bevorderen en aanpassingen aan het materiaal tegen te
gaan. Evenmin kan met zekerheid worden vastgesteld dat het gevoerde
licentiebeleid tot gevolg heeft dat de mededinging wordt
beperkt. De vaststelling dat een overeenkomst mededinging verstorende gevolgen
heeft, vergt volgens vaste jurisprudentie een feitelijk onderzoek - in de vorm
van een marktanalyse - waaraan hoge eisen worden gesteld (HR 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR0285).
(Red.
:Vergelijk de uitspraak in de zaak Dunlop c.s./Nederlandse Badminton Bond. In
die zaak waren de feiten weliswaar anders, maar strandde een beroep op artikel
24 Mw ook al omdat de rechter oordeelde dat eerst gedegen marktonderzoek nodig
is zie r.o.4.17) .
Degene die zich op het
standpunt stelt dat een ander in strijd met het mededingingsrecht handelt,
dient dit te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en
omstandigheden, opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (economisch)
partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt (HR 21december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0345).
Strijd
met artikel 6 Mw?
Daarbij geldt voor de
toepasselijkheid van het verbod van mededingingsafspraken dat het moet gaan om
overeenkomsten die ertoe (kunnen) leiden dat de mededinging daadwerkelijk merkbaar wordt
beïnvloed. In het onderhavige geval heeft Eiser weliswaar een rapport van een in zijn opdracht
uitgevoerd marktonderzoek overgelegd, maar dit onderzoek is naar het oordeel
van de voorzieningenrechter niet voldoende overtuigend om aan te nemen dat hier
sprake is van een ongeoorloofde mededingingsbeperking als bedoeld in artikel 6
Mw. De voorzieningenrechter neemt in
aanmerking dat niet duidelijk is gedefinieerd wat de relevante markt is die is
onderzocht (de markt van de kaatshandschoenen of de markt van de
wedstrijdkaatshandschoenen). Uit het rapport komt weliswaar het beeld naar
voren dat de markt voor wedstrijdhandschoenen wordt gedomineerd door [B], maar
niet kan hieruit worden afgeleid dat door het licentiebeleid zoals dat door de
KNKB wordt gevoerd, de mededinging op de gehele markt van kaatshandschoenen
merkbaar wordt beperkt. Dit klemt temeer nu Eiser uitdrukkelijk heeft gesteld dat hij ook zou
willen opereren op de markt van niet-wedstrijdkaatsers en dat hij daarin wordt
belemmerd doordat hij geen licentie heeft voor het maken van
wedstrijdhandschoenen. Overigens heeft Eiser dat laatste niet met voldoende concrete gegevens
onderbouwd. Inhoudelijk heeft het rapport meer de kenmerken van een -
steekproefsgewijze - enquête dan van een volledig marktonderzoek. Daarbij is de
vraag naar kaatshandschoenen aan de hand van interviews met 51 gebruikers in
beeld gebracht, maar is de aanbodzijde onderbelicht gebleven. Al met al kunnen
aan het uitgevoerde onderzoek vooralsnog geen harde conclusies worden getrokken
ten aanzien van de gestelde strijd met de Mw.
KNKB
ondernemersvereniging?
De
voorzieningenrechter kan vooralsnog evenmin meegaan in de door Eiser ingenomen - en door
de KNKB uitdrukkelijk betwiste - stelling dat de kaatsbond en de aangesloten
verenigingen zijn aan te merken als 'onderneming(svereniging)' als bedoeld in
de artikelen 6 en 24 Mw. De
voorzieningenrechter sluit dit niet uit, maar het ontbreekt nog aan een
feitelijke onderbouwing, omdat Eiser niet voldoende heeft geconcretiseerd welke
economische activiteiten de KNKB als onderneming uitvoert.
Met betrekking tot
stelling van Eiser dat hij onder sublicentie kaatswanten zou mogen vervaardigen, die
vervolgens door een licentiehouder worden gecertificeerd, overweegt de
voorzieningenrechter het volgende. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat op
deze wijze een mogelijkheid zou kunnen worden gecreëerd voor Eiser om als
niet-licentiehouder onder toezicht van een licentiehouder een certificaat te
verkrijgen voor een door hemzelf gemaakte handschoen. Het kaatsreglement
voorziet niet in de mogelijkheid voor het maken van wedstrijdhandschoenen
(onder sublicentie) door een niet licentiehouder en de KNKB heeft ook overigens
het bestaan van deze mogelijkheid in de praktijk betwist. De stelling van Eiser in dit verband dat
dit hem wel is toegestaan voor wat betreft de in het seizoen 2014 door hem
gebruikte en door [C] gecertificeerde kaatswant maakt dit niet anders, nu de
meningen omtrent de vraag wie die kaatswant heeft gemaakt - Eiser of [C] -
uiteenlopen, zo blijkt uit de verklaring van [C] die de KNKB in het geding
heeft gebracht.
Eindoordeel
De voorzieningenrechter komt op grond van het
vorenstaande tot het oordeel dat - nu een deugdelijke analyse ontbreekt - niet
zonder meer kan worden aangenomen dat sprake is van een merkbare
marktverstoring op een relevante markt van (wedstrijd)kaatshandschoenen. De voorzieningenrechter sluit dit niet uit, maar
is van oordeel dat in dit verband nader feitenonderzoek nodig is en zo nodig
aanvullend bewijs van de zijde van Eiser. Daarvoor leent deze kort geding procedure zich
echter niet. Nu Eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt heeft dat zijn vordering in een
bodemprocedure zal worden toegewezen, betekent dit dat met betrekking tot de
gevraagde voorzieningen in kort geding behoedzaamheid op zijn plaats is. Voor
toewijzing is dan tenminste nog nodig dat Eiser klemmende en spoedeisende belangen aannemelijk
kan maken op grond waarvan de door hem gevraagde voorzieningen in afwachting
van een te voeren bodemprocedure bij wijze van ordemaatregel getroffen zouden
moeten worden.
De
voorzieningenrechter overweegt dat Eiser al kaatshandschoenen fabriceert en verkoopt, zij
het niet aan wedstrijdkaatsers. Gesteld noch gebleken is dat hij voor zijn
levensonderhoud afhankelijk is van het maken van wedstrijdhandschoenen. Daarom
valt niet in te zien waarom hij voor het op een commerciële wijze vervaardigen
van wedstrijdkaatshandschoenen niet kan wachten tot 1 januari 2016, het moment
waarop hij als nieuwe toetreder een licentieaanvraag kan indienen. De
voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het gaat om een afzienbare
periode en dat de KNKB belang heeft om op een zorgvuldige wijze toe te werken
naar het nieuwe beleid, mede gelet op de posities van de bestaande
licentiehouders.
Ter zitting is naar voren gekomen dat het Eiser in het kader van dit kort geding voornamelijk te
doen is om zijn sportieve belang, omdat hijzelf en zijn teamgenoten alleen met
een door Eiser zelf gemaakte handschoen aan de
wedstrijden mee willen/kunnen doen. De voorzieningenrechter begrijpt dat het
voor Eiser belangrijk is om met een door hem
zelf gemaakte handschoen te spelen en twijfelt er ook niet aan dat Eiser een deugdelijke handschoen kan maken. Daargelaten
of de Mededingingswet er wel toe strekt om de sportieve belangen van
individuele kaatsers te beschermen, Eiser heeft
onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet met een wedstrijdhandschoen zou
kunnen deelnemen aan kaatswedstrijden. Onbetwist is gebleven dat hij een op zijn wensen aangepaste
wedstrijdhandschoen kan bestellen bij [C] of bij [B]. Het enkele gevoel van Eiser, dat niet is
ondersteund met concrete voorbeelden van een dergelijke benadeling, dat hij bij
het maken van een wedstrijdhandschoen door [B] zou worden benadeeld is
onvoldoende om op grond daarvan de gevraagde voorzieningen toe te wijzen. Met
een toewijzing zou een ongewenst precedent geschapen kunnen worden en een
mogelijke bevoordeling van Eiser ten opzichte van andere wedstrijdkaatsers, die
wellicht ook liever met een zelfgemaakte handschoen zouden willen spelen.
Eiser heeft tot slot aangevoerd dat sponsorbelangen en teambelangen zouden
worden geschaad bij afwijzing van de gevraagde voorzieningen. Een onderbouwing
op dit punt ontbreekt evenwel, zodat de voorzieningenrechter hiermee geen
rekening zal houden.
De
voorzieningenrechter komt gelet op het vorenstaande tot de slotsom dat de
vorderingen van Eiser moeten worden afgewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten