zondag 16 april 2017

Geen vernietiging opzeggingsbesluit bestuur vereniging door ernstige onjuiste beschuldigingen van lid


De feiten
Een lid van een watersportvereniging uit ernstige beschuldigingen aan het adres van het bestuur. Zo klaagt het lid over het feit dat de watermeter van het clubhuis verkeerd is aangesloten, zodat water ‘buiten de meter om’ wordt verbruikt en geen correcte zuiveringsheffing is opgelegd. Het lid klaagt hierover niet alleen bij het bestuur, maar hij stuurt dit ook per brief aan Brabant Water. Ook stuurt het lid een brief aan de FIOD. Hij beschuldigt in die brief (het bestuur van) De Amer van de volgende handelingen:
- er wordt water verbruikt buiten de watermeter om door middel van een zelf gemaakte aanboring op de waterleiding van Brabant Water;
- de inkoop en verkoop van drank, ijs, snoepgoed en etenswaren in het clubhuis van De Amer is al vele jaren onjuist opgenomen en er worden bonnen weggemoffeld of vernietigd waardoor er al vele jaren onjuiste aangiften worden gedaan;
- ingehuurd personeel wordt zwart betaald;
- er worden ligplaatsen zonder factuur of met onjuiste facturering verhuurd waarbij zwart wordt betaald aan de penningmeester.
Het bestuur zegt vervolgens het lidmaatschap op:
“In zijn vergadering d.d. 10 oktober 2013 heeft het bestuur unaniem besloten om uw lidmaatschap per heden op te zeggen, krachtens art. 6 lid 3 van de statuten (…)
Het bestuur is van oordeel dat het redelijkerwijze van de vereniging niet gevergd kan worden om uw lidmaatschap te laten voortduren vanwege uw handelswijze om WV De Amer bij collega-verenigingen en bij meerdere instanties in een kwaad daglicht te stellen.”.

Vordering lid
Het lid is het hier niet mee eens en wendt zich tot de rechter. Het lid vordert vernietiging van het opzeggingsbesluit, waarmee het lid uit het lidmaatschap van De Amer werd gezet. Het lid is van oordeel dat dit besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid op grond van art. 2:15 lid 1 sub b BW vernietigd dient te worden. Ook vordert het lid De Amer te veroordelen om hem in al zijn rechten als lid van De Amer te herstellen  In eerste instantie wordt het lid in het ongelijk gesteld en ook in hoger beroep is het gerechtshof van oordeel dat de opzegging van het lidmaatschap terecht is.

Overwegingen gerechtshof

Van alle beschuldigen staat alleen vast dat het waterverbruik niet juist is gemeten. Dat (het bestuur van) De Amer opzettelijk heeft bewerkstelligd dat het juiste waterverbruik niet werd gemeten, is niet komen vast te staan en feitelijk ook niet onderbouwd. Het lid heeft alle andere ernstige beschuldigingen op geen enkele manier concreet, feitelijk onderbouwd. Ook in de door het lid overgelegde brief van de havenmeester worden geen concrete feitelijke aanknopingspunten gegeven voor de door het lid geuite beschuldigingen. De havenmeester vermeldt in die brief geen enkel frauduleus feit en hij schrijft zelfs dat alles perfect liep en het kasgeld en de kasbonnen correct werden weergegeven. Bij gebreke aan enige concrete, feitelijke onderbouwing van de stelling dat (het bestuur van) De Amer in de woorden van het lid ernstig heeft gefraudeerd of gesjoemeld, komt het hof aan bewijslevering niet toe, daargelaten het antwoord op de vraag of het lid wel bewijs heeft aangeboden van feiten waaruit de beschuldigingen kunnen worden afgeleid. Kortom, het lid beschuldigt (het bestuur van) De Amer van meerdere frauduleuze handelingen, brengt die beschuldigingen ook naar buiten, maar niets daarvan wordt ook maar enigszins onderbouwd. Derhalve heeft het bestuur van De Amer in redelijkheid tot het besluit kunnen komen, dat redelijkerwijze niet meer van De Amer gevergd kon worden het lidmaatschap van het lid te laten voortduren. Dit besluit komt dan ook niet in aanmerking voor vernietiging op grond van art. 2:15 lid 1 aanhef en onder b BW. Daarvoor zijn de niet onderbouwde beschuldigingen te persoonlijk en te ernstig van aard, mede bezien in het licht van het feit dat De Amer een niet al te grote gezelligheids-sportvereniging is. De aard en ernst van die beschuldigingen mede bezien in het licht van de hiervoor geschetste concrete omstandigheden betekenen tevens dat het belang van het lid om lid te willen blijven van De Amer en het feit dat hij in het verleden nuttige bijdragen heeft geleverd niet tot een ander oordeel kunnen leiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten