De
feiten
Een lid van een watersportvereniging uit
ernstige beschuldigingen aan het adres van het bestuur. Zo klaagt het lid over
het feit dat de watermeter van het clubhuis verkeerd is aangesloten, zodat
water ‘buiten de meter om’ wordt verbruikt en geen correcte zuiveringsheffing
is opgelegd. Het lid klaagt hierover niet alleen bij het bestuur, maar hij
stuurt dit ook per brief aan Brabant Water. Ook stuurt het lid een brief aan de
FIOD. Hij beschuldigt in die brief (het bestuur van) De Amer van de volgende
handelingen:
- er wordt water verbruikt buiten de
watermeter om door middel van een zelf gemaakte aanboring op de waterleiding
van Brabant Water;
- de inkoop en verkoop van drank, ijs,
snoepgoed en etenswaren in het clubhuis van De Amer is al vele jaren onjuist
opgenomen en er worden bonnen weggemoffeld of vernietigd waardoor er al vele
jaren onjuiste aangiften worden gedaan;
- ingehuurd
personeel wordt zwart betaald;
- er
worden ligplaatsen zonder factuur of met onjuiste facturering verhuurd waarbij
zwart wordt betaald aan de penningmeester.
Het bestuur zegt vervolgens het
lidmaatschap op:
“In zijn
vergadering d.d. 10 oktober 2013 heeft het bestuur unaniem besloten om uw
lidmaatschap per heden op te zeggen, krachtens art. 6 lid 3 van de statuten (…)
Het bestuur is van
oordeel dat het redelijkerwijze van de vereniging niet gevergd kan worden om uw
lidmaatschap te laten voortduren vanwege uw handelswijze om WV De Amer bij
collega-verenigingen en bij meerdere instanties in een kwaad daglicht te
stellen.”.
Vordering lid
Het lid is het hier niet mee eens en
wendt zich tot de rechter. Het lid vordert vernietiging van het opzeggingsbesluit,
waarmee het lid uit het lidmaatschap van De Amer werd gezet. Het lid is van
oordeel dat dit besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid op grond
van art. 2:15 lid 1 sub b BW vernietigd dient te worden. Ook vordert het lid De
Amer te veroordelen om hem in al zijn rechten als lid van De Amer te herstellen
In eerste instantie wordt het lid in het
ongelijk gesteld en ook in hoger beroep is het gerechtshof van oordeel dat de
opzegging van het lidmaatschap terecht is.
Overwegingen
gerechtshof
Van alle beschuldigen staat alleen vast
dat het waterverbruik niet juist is gemeten. Dat (het bestuur van) De Amer
opzettelijk heeft bewerkstelligd dat het juiste waterverbruik niet werd
gemeten, is niet komen vast te staan en feitelijk ook niet onderbouwd. Het lid
heeft alle andere ernstige beschuldigingen op geen enkele manier concreet,
feitelijk onderbouwd. Ook in de door het lid overgelegde brief van de havenmeester
worden geen concrete feitelijke aanknopingspunten gegeven voor de door het lid
geuite beschuldigingen. De havenmeester vermeldt in die brief geen enkel frauduleus
feit en hij schrijft zelfs dat alles perfect liep en het kasgeld en de
kasbonnen correct werden weergegeven. Bij gebreke aan enige concrete,
feitelijke onderbouwing van de stelling dat (het bestuur van) De Amer in de
woorden van het lid ernstig heeft gefraudeerd of gesjoemeld, komt het hof aan
bewijslevering niet toe, daargelaten het antwoord op de vraag of het lid wel
bewijs heeft aangeboden van feiten waaruit de beschuldigingen kunnen worden
afgeleid. Kortom, het lid beschuldigt (het bestuur van) De Amer van meerdere
frauduleuze handelingen, brengt die beschuldigingen ook naar buiten, maar niets
daarvan wordt ook maar enigszins onderbouwd. Derhalve heeft het bestuur van De Amer
in redelijkheid tot het besluit kunnen komen, dat redelijkerwijze niet meer van
De Amer gevergd kon worden het lidmaatschap van het lid te laten voortduren. Dit besluit komt dan ook niet in aanmerking
voor vernietiging op grond van art. 2:15 lid 1 aanhef en onder b BW. Daarvoor
zijn de niet onderbouwde beschuldigingen te persoonlijk en te ernstig van aard,
mede bezien in het licht van het feit dat De Amer een niet al te grote
gezelligheids-sportvereniging is. De aard en ernst van die beschuldigingen mede
bezien in het licht van de hiervoor geschetste concrete omstandigheden
betekenen tevens dat het belang van het lid om lid te willen blijven van De
Amer en het feit dat hij in het verleden nuttige bijdragen heeft geleverd niet
tot een ander oordeel kunnen leiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten