De feiten
Bij brief van 13 december
2007 heeft de gemeente Oss voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 30
juni 2011 een subsidie toegekend van maximaal € 99.000,- voor het project
‘Verenigingsmanager s.v. T.O.P.’
Bij brief van 3 juni 2009 heeft de gemeente
T.O.P. het volgende bericht:
“(…)
- de inzet van de
verenigingsmanager heeft niet de gewenste opbrengst geleverd (…).
- de subsidie aan de s.v.
T.O.P. voor de verenigingsmanager wordt per 1 juni 2009 voor onbepaalde tijd
opgeschort, maar blijft behouden voor het doel om de vereniging te ontwikkelen
tot een moderne sportieve onderneming (…).
- de s.v. T.O.P. legt
uiterlijk 1 september 2009 aan de gemeente financieel verantwoording af over
het project (…).
- de gemeente neemt het
initiatief om de beleidsontwikkeling van de s.v. T.O.P. te versnellen door de
inzet van een externe deskundige (…).
In september 2009 is [X] benaderd met de
vraag of hij geïnteresseerd was om als verenigingsmanager in dienst te treden
bij T.O.P.. In december 2009 is er een kennismakingsgesprek geweest.
Op 7 mei heeft [Y] (algemeen bestuurder
T.O.P.) aan [X] het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) We hebben
gisteravond tot laat zitten vergaderen en hebben een nieuwe structuur gemaakt
voor het bestuur van TOP. Ik ga vandaag nog even wat spullen richting jou
verzamelen zodat jij snel vooruit kunt. Hopelijk kunnen we dan snel richting de
gemeente om de functie van verenigingsmanager in te vullen. Wij zijn het er in
ieder geval over eens dat wij graag gebruik maken van jouw expertise. Dinsdag
18 mei komen we bij elkaar om de nieuwe structuur voor te leggen aan het
onlangs geformeerde jeugdbestuur. Misschien niet onverstandig als jij daar ook
bij aanwezig kunt zijn. (…)”
“(…)[X]luiten: (…)
6. [X] wordt, met
subsidie van de Gemeente Oss, aangesteld als verenigingsmanager.
(…)
Actiepunten:
1. [Z] en [Y] spreken met
[X] af op 31 mei 2010 om afspraken inzake verenigingsmanagement te
formaliseren. (…)”
Op 19 mei 2010 heeft [W] (bestuurslid
algemene zaken T.O.P.) het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…)
In de cc heb ik
meegenomen:
[X], de nieuwe verenigingsmanager
die onder andere de Talentencampus in zijn portefeuille gaat krijgen (…)”
Op 19 mei 2010 heeft [Z] (voorzitter van
T.O.P.) aan [X] het volgende e-mailbericht gestuurd :
“(…) Ik heb voor jou het
e-mail adres verenigingsmanager@svtop.nl voor je aangemaakt.(…)”
In de notulen van de vergadering van T.O.P.
van 31 mei 2010 staat het volgende vermeld:
“(…) Besproken:
* sv TOP heeft behoefte
aan een verenigingsmanager en is daarover in gesprek met [X]
* sv TOP wil de afspraken
formaliseren en subsidie krijgen van de Gemeente Oss
* Target is om de
verenigingsmanager 2 a 3 dagen (24 uur) in dienst bij sv TOP te hebben,
bijvoorbeeld 2 dagen vast, 1 dag flexibel
* we moeten subsidie
aanvragen voor uren + onkosten (werkplek, reiskosten)
* Sinds September 2009
heeft sv TOP geen gebruik gemaakt van subsidiemogelijkheid
* Taken
verenigingsmanager zijn besproken en belang van het maatschappelijk belang is
benadrukt
* [X] maakt een voorstel
dat dient als basis voor de subsidieaanvraag.(…)”
Bij brief van 7 juni 2010 heeft T.O.P. aan de
gemeente Oss het volgende geschreven:
“(…)
Inleiding
(…)Op aanbeveling van
dhr. [T] , die in nauw overleg met de gemeente de toekomstvisie van de SV TOP
heeft opgesteld, is de SV TOP in contact gekomen met dhr. [X]. Deze heeft een
lange staat van dienst als beleidsmedewerker / directeur binnen een landelijke
koepelorganisatie in het betaalde voetbal, is goed op de hoogte van de lokale
aangelegenheden binnen de gemeente Oss en voldoet uitstekend aan de 2007
opgestelde profielschets voor de verenigingsmanager. We willen dan ook graag
met hem komen tot een dienstbetrekking die per 1 juli 2010 kan ingaan. (…)
SUBSIDIETRAJECT, 2e FASE
Organisatorisch
Met ingang van 1 juli
2009 heeft de SV TOP in de persoon van [X] een nieuwe verenigingsmanager. In
vergelijking met het bovenstaande zouden de volgende wijzigingen optreden in de
overeenkomst tussen SV TOP en verenigingsmanager en tussen SV TOP en de
gemeente Oss:
- Met [X] wordt een
dienstbetrekking aangegaan, in eerste instantie twee keer voor een half jaar en
daarna bij gebleken geschiktheid voor onbepaalde tijd met de ontbindende
voorwaarde dat het arbeidscontract gekoppeld zal zijn aan het verkrijgen van de
subsidie vanuit de gemeente Oss.
- (…) de SV TOP wil met
[X] overeenkomen dat zijn dienstbetrekking uitkomt op 24 uur per week, te
werken op twee nader over te komen vaste dagen en de resterende acht uur
inzetbaar op basis van de die week gebleken behoefte. Uit de vaststelling dat
het een reguliere dienstbetrekking betreft, volgt de consequentie dat het om 52
weken per jaar gaat en vloeien eveneens verplichtingen voort ten aanzien van
vakantiegeld, reiskosten ed. De SV TOP verzoekt de gemeente Oss op basis van
deze gewijzigde gegevens de hoogte van de toegezegde subsidie te herzien.
Verzoek
De SV TOP verzoekt op
bovenstaande gegevens:
- vrijgeven per 1 juli
as. van de subsidie t.b.v. de verenigingsmanager om met ingang van deze datum
een dienstbetrekking te kunnen aangaan met dhr. [X]
- verhoging van de
subsidie gedurende de periode juli 2010-juli 2013 om een dienstbetrekking te
kunnen aangaan voor 24 uur per week en gedurende 52 weken per jaar (…)”
Op 23 juli 2010 heeft T.O.P. [X] telefonisch
medegedeeld dat hij niet in dienst zou treden als verenigingsmanager van
T.O.P..
Op 11 augustus 2010 heeft [X] aan [Z] het
volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) Op vrijdag 23 juli
jl. hebben we telefonisch contact gehad, waarin je me meedeelde dat ik
vooralsnog niet de verenigingsmanager zou worden van SV TOP. Ik wil je vragen
hiervan van de vereniging een officiële schriftelijke mededeling te mogen
ontvangen, met de vermelding van de redenen waarop op dit moment nog geen
overeenkomst tussen SV TOP en ons kan worden gesloten. (…)”
Op 13 augustus 2010 heeft [Z] aan [X] het
volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) Ik denk dat ik in
onze telefoongesprekken in voldoende mate heb toegelicht hoe wij tot deze
beslissing hebben moeten komen. Een verdere schriftelijke bevestiging lijkt mij
niet noodzakelijk. (…)”
Standpunten partijen
Standpunt [X]
[X] heeft, tegen de
achtergrond van de vaststaande feiten, aan zijn vordering ten grondslag gelegd
dat hij er gezien de uitlatingen en gedragingen van de bestuursleden van T.O.P.
gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij bij T.O.P. in dienst zou treden
als verenigingsmanager. Daartoe stelt hij dat hij vanaf de kennismaking in
december 2009 door T.O.P. is betrokken bij vergaderingen en de te ontwikkelen
nieuwe structuur, in de notulen en e-mails genoemd wordt als de nieuwe
verenigingsmanager en toegang heeft gekregen tot de website en de
Talentencampus.
Standpunt T.O.P.
T.O.P. heeft hiertegen
ingebracht dat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen
partijen en dat [X] er evenmin gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat in
ieder geval een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. T.O.P. wilde [X] graag
hebben, maar er is altijd duidelijk de voorwaarde gesteld dat de subsidie nog
door de gemeente verleend moest worden. Omdat de vorige verenigingsmanager niet
succesvol was, wilde de gemeente bovendien meer zeggenschap over de persoon van
de aan te stellen verenigingsmanager. [X] heeft er dus nooit op kunnen
vertrouwen dat er zonder meer een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen.
Partijen bevonden zich in de 2e fase van de precontractuele onderhandelingen,
niet in de 3e. Ook het salaris was in zijn geheel nog niet besproken, zodat de
hoogte van de gevorderde schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. T.O.P. is
wel bereid de uren die [X] daadwerkelijk aan T.O.P. heeft besteed te vergoeden.
Het gaat dan om ongeveer 15 uur ter waarde van € 450,-.
De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of partijen
zich zo ver in de precontractuele fase bevonden dat [X] er gerechtvaardigd op
mocht vertrouwen dat er een overeenkomst uit de onderhandelingen zou
voortvloeien, en dat deze onderhandelingen derhalve niet zonder
schadevergoeding verbroken mochten worden.
4.2. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge
Raad heeft als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij
afgebroken onderhandelingen te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen
— die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te
laten bepalen — vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond
van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen
van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval
onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate
waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het
ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde
belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop
van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl,
in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden worden
voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten
slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden
geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.
4.3. T.O.P. heeft in dit verband een beroep gedaan
op de aanwezigheid van een voorwaarde, namelijk het verlenen van de subsidie
door de gemeente, waarvan de totstandkoming van de overeenkomst afhankelijk is
gesteld en waardoor volgens T.O.P. bij [X] nooit het gerechtvaardigd vertrouwen
heeft kunnen ontstaan dat in ieder geval een overeenkomst tot stand zou komen.
Ter comparitie heeft [X] hieromtrent verklaard dat hij weliswaar wist dat de
arbeidsovereenkomst afhankelijk was van de subsidieverlening door de gemeente,
maar dat door T.O.P. werd gezegd dat dit enkel een formaliteit was.
4.4. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de totstandkoming
van de arbeidsovereenkomst tussen [X] en T.O.P. afhankelijk was van
subsidieverlening door de gemeente. Eveneens staat vast dat [X] van die
voorwaarde op de hoogte was. Een dergelijke voorwaarde heeft in beginsel tot
gevolg dat geen totstandkomingsvertrouwen kan ontstaan (zie HR 24
november 1995, LJN: ZC1890 en de conclusie van de advocaat-generaal bij HR 5
maart 2010, LJN: BL0011). Hoewel ter zitting is gebleken dat beide partijen er
bij de onderhandelingen vanuit zijn gegaan dat de subsidie daadwerkelijk
verleend zou worden en dat de gestelde voorwaarde dus in vervulling zou gaan,
had de gemeente daar nog geen invulling aan gegeven en was de subsidie dus nog
niet verleend. De door [X] gestelde
omstandigheden en het feit T.O.P. de subsidieverlening als een formaliteit zou
hebben gepresenteerd, vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende
reden om een uitzondering te maken op de regel dat geen totstandkomingsvertrouwen
kan ontstaan zolang aan bedoelde voorwaarde niet is voldaan. [X] wist immers
dat de subsidie nog niet was verleend. Een andere uitkomst zou betekenen dat de
invulling van deze voorwaarde door de gemeente feitelijk gezien illusoir zou
zijn geworden. Het feit dat de gemeente door middel van (het weigeren
van) de subsidieverlening kennelijk invloed heeft willen uitoefenen op de
persoon van de aan te stellen verenigingsmanager, doet hier niet aan af. Het
zonder schadevergoeding afbreken van de onderhandelingen door T.O.P. kan
derhalve, in het licht van het voorgaande, niet als onaanvaardbaar worden
beschouwd.
Het oordeel
De rechtbank veroordeelt
T.O.P. om aan [X] te betalen een bedrag van € 450,00, en veroordeelt [X] in de
proceskosten, aan de zijde van T.O.P. tot op heden begroot op € 3.532,00.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten