In het onderhavige geschil heeft
het slachtoffer een verklaring voor recht gevorderd dat de schipper van een skûtsje
en de organisatie van een bedrijvencompetitie "skûtjesilen"
aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade die is ontstaan tengevolge
van het ongeval dat aan boord van het skûtsje tijdens de wedstrijd heeft
plaatsgevonden. De vorderingen zijn door de rechtbank toegewezen.
Oordeel
in hoger beroep aansprakelijkheid schipper
Het hof is met de schipper van oordeel dat
de verkorte verjaringstermijn van artikel 8:1780 BW op de vordering jegens de schipper
exclusief van toepassing is en dat de vordering om die reden jegens de schipper
is verjaard.
Artikel 8:1780 BW houdtin dat een
rechtsvordering tegen een kapitein of schipper ter zake van schade door hem
toegebracht in de uitoefening van zijn werkzaamheden verjaart door verloop van
twee jaren, welke termijn begint met de aanvang van de dag, volgend op de dag
waarop het schadeveroorzakend voorval plaatsvond. Nu het ongeval op 11 juni
2003 heeft plaatsgevonden en slachtoffer de schipper hiervoor pas op 17 oktober
2005 aansprakelijk heeft gesteld, is de vordering krachtens het bepaalde in artikel
8:1870 BW op 12 juni 2005 verjaard
Oordeel
in hoger beroep aansprakelijkheid organisator
Het staat het hof niet vrij ambtshalve te
onderzoeken of de vordering jegens de wedstrijdorganisatie Neptunus c.s. door
verjaring eveneens teniet is gegaan.
Aan haar stelling dat Neptunus c.s. in hun
rol van wedstrijdleider en toezichthouder zijn tekortgeschoten, heeft het slachtoffer
ten grondslag gelegd dat Neptunus c.s. niet alle veiligheidsmaatregelen in acht
hebben genomen en zich niet, althans onvoldoende, ervan hebben vergewist dat de
afgekondigde maatregelen door de schippers ook daadwerkelijk zijn nageleefd.
Ter ondersteuning van haar stelling voert slachtoffer, in het kort, het
volgende aan:
a)
[X] had de wedstrijd, in zijn rol van wedstrijdleider, vanwege de harde
wind (windkracht 5 met uitschieters naar 6) en gelet op de onervarenheid van de
bemanning, moeten afblazen;
b)
Indien [X] er toch voor koos om de wedstrijd door te laten gaan, dan had
[X] in ieder geval moeten kiezen voor een parcours waarin niet werd gegijpt;
c)
[appellant 1] heeft niet maximaal gereefd, [X] had dit moeten
controleren en [appellant 1] moeten diskwalificeren; en
d) De
harde wind had voor [X] reden moeten zijn om tijdens het palaver extra en
uitdrukkelijk te waarschuwen voor de gevaren en risico’s bij deze wind. Volgens
slachtoffer heeft [X] dat niet gedaan. De gevaren van gijpen bij harde wind
zijn tijdens het palaver onvoldoende duidelijk toegelicht; het palaver was een
mix van een instructie en cabaret.
Als gevolg van het niet in acht nemen van
alle veiligheidsmaatregelen en het zich niet, althans onvoldoende, ervan
vergewissen of de maatregelen ook daadwerkelijk zijn nageleefd, hebben Neptunus
c.s. het gevaar voor een ongeval (mede) in het leven geroepen, hetgeen jegens
haar onrechtmatig was, aldus slachtoffer.
Neptunus c.s. betwisten dat zij onvoldoende
veiligheid- en voorzorgmaatregelen hebben getroffen. Ter ondersteuning van dit
verweer voeren zij, eveneens samengevat, het volgende aan.
a) In de eerste plaats wijzen Neptunus c.s. erop
dat zij hebben gezorgd voor skûtsjes met ervaren schippers en bemanningsleden,
die verantwoord met gasten het betreffende parcours konden varen;
b) In
de tweede plaats geldt volgens Neptunus c.s. dat een parcours met een gijp bij
een windkracht 5 geen gevaar oplevert;
c)
Verder hebben de schippers van de wedstrijdleiding de instructie
gekregen maximaal gereefd te varen. Aan die instructie heeft [appellant 1]
voldaan door het voeren van twee riffen in het grootzeil en één rif in de fok;
d) [X]
stelt dat hij duidelijke instructies aan de deelnemers heeft gegeven, waaronder
de instructie dat men tijdens een gijp op een veilige plaats moet zitten en
zeker niet in de baan van de grootschoot (sub 6.8 memorie van grieven); en
e) Voor
de meer specifieke instructies met betrekking tot de gang van zaken aan boord,
is volgens Neptunus c.s. de schipper en niet de organisatie en/of
wedstrijdleiding verantwoordelijk.
Neptunus c.s. betogen ten slotte dat het
ongeval niet was gebeurd indien slachtoffer zich aan de instructies had
gehouden.
Het hof stelt voorop dat de vraag of de
veroorzaking van schade door het in leven roepen of laten voortbestaan van een
gevaar onrechtmatig is, niet uitsluitend kan worden beantwoord aan de hand van
de vraag of schade is ingetreden, danwel of sprake is van een ongeval, maar
dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval
(HR 9 december 1994, LJN: ZC1576 en HR 6 april 2006, LJN: AU6934). 11), waaronder
de grootte van de kans op ongevallen, de ernst van de gevolgen van een ongeval,
de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen en de grootte van de
kans dat een potentieel slachtoffer niet de vereiste oplettendheid zal
betrachten
Naar het oordeel van het hof mag van een
organisatie van een zeilwedstrijd voor onervaren deelnemers worden verwacht dat
de deelnemers nadrukkelijk en indringend gewaarschuwd worden voor de gevaren
die verbonden zijn aan een gijpmanoeuvre. Voorshands staat vast dat geleadeerde
door de organisatie tijdens het palaver onvoldoende is gewaarschuwd en
geïnstrueerd. Uit de verklaringen van deelnemers leid het hof af dat het
palaver, inderdaad zoals het slachtoffer stelt, het midden hield tussen een
instructie en een cabaret. Alleen al om die reden kan het palaver niet worden
aangemerkt als een indringende waarschuwing aan de deelnemers. Het hof laat de
organisatie toe hiertegen tegenbewijs te leveren.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten