In tegenstelling tot de uitspraak die vorige maand gedaan werd in de zaak SV Huizen/KNVB waar de rechter tot de conclusie kwam dat de Commissie van Beroep van de KNVB niet in redelijkheid tot een besluit kon komen, is de voorzieningenrechter in onderstaande zaak van oordeel dat de tuchtcommissie van de KNVB wel in redelijkheid tot de gedane uitspraak kon komen.
De
feiten
Het eerste elftal van Woubrugge neemt
deel aan de door de KNVB georganiseerde veldvoetbalcompetitie, zijnde in het
seizoen 2014/2015 de competitie “mannen zaterdag 1- 4e klasse C.”
In een competitiewedstrijd tussen
Woubrugge 1 en NSV ’46 1 op 25 april 2015 is een speler van NSV ’46 met een
directe rode kaart van het veld gestuurd wegens natrappen van een tegenstander
(hierna: de weggestuurde speler van NSV’46). Op dat moment konden in deze
competitie nog drie ploegen kampioen worden: Woubrugge, NSV’46 en NiTA.
Van een rode kaart moet de
scheidsrechter aantekening maken op het elektronische wedstrijdformulier. Na
afloop van een competitiewedstrijd geeft de scheidsrechter dit formulier via
het elektronisch systeem Sportlink door aan de KNVB. Sportlink is het integrale
administratieve programma dat de link vormt tussen de voetbalvereniging, haar
leden en de KNVB. In dit geval is het (vermoedelijk: elektronisch) fout gegaan
bij doorgifte van het onderhavige wedstrijdformulier aan de KNVB. Op 26 april
2015 heeft de scheidsrechter ontdekt dat de rode kaart van de weggestuurde
speler van NSV’46 ten onrechte niet was geregistreerd in Sportlink. Per e-mail
van diezelfde dag heeft de scheidsrechter de KNVB bericht dat aan de
weggestuurde speler van NSV’46 een rode kaart is gegeven.
Bij brief d.d. 29 april 2015, met kopie
aan NSV’46, is de weggestuurde speler van NSV’46 door de Tuchtcommissie van de
KNVB (hierna: de Tuchtcommissie) in staat van beschuldiging gesteld wegens een
gewelddadige handeling in de wedstrijd Woubrugge 1 – NSV’46 1.
Op 30 april 2015 heeft de heer Vork,
bestuurslid van NSV’46, telefonisch bij mevrouw [persoon1], Medewerkster
Tuchtzaken District West II van de KNVB (behorend tot de arbeidsorganisatie van
de KNVB), geïnformeerd of de weggestuurde speler van NSV’46 speelgerechtigd is
voor de volgende competitiewedstrijd. Namens de KNVB heeft mevrouw [persoon1]
abusievelijk meegedeeld dat de weggestuurde speler van NSV’46 speelgerechtigd
is tijdens de eerstvolgende competitiewedstrijd.
De eerstvolgende competitiewedstrijd van
NSV’46 vond op 2 mei 2015 plaats tegen NiTA 1. Deze wedstrijd eindigde in 3-3
gelijkspel. Dit was genoeg voor NSV’46 1 om kampioen te worden. Aan deze
competitiewedstrijd nam ook deel de weggestuurde speler van NSV’46.
Woubrugge heeft op 6 mei 2015 bij het
Bestuur Amateurvoetbal van de KNVB bezwaar aangetekend tegen deelname door de
weggestuurde speler van NSV’46 aan de wedstrijd van 2 mei 2015 tegen NiTA 1.
Het Bestuur Amateurvoetbal heeft het standpunt ingenomen dat dit bezwaar te
laat is ingediend, te weten na de termijn van 48 uur zoals bepaald in artikel
59 lid 3 Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal j artikel 16 lid 2
Reglement Wedstrijden Amateurvoetbal.
Het Bestuur Amateurvoetbal heeft bij de
Tuchtcommissie aangifte gedaan van het feit dat NSV’46 tijdens de wedstrijd
NSV’46 1 – NiTA 1 een niet speelgerechtigde speler heeft laten deelnemen. De
Tuchtcommissie heeft een tuchtrechtelijke uitspraak gedaan op 13 mei 2015,
waarin wordt overwogen:
“De tuchtcommissie is van mening dat
betrokkene heeft gehandeld conform de informatie verstrekt door de
arbeidsorganisatie van de KNVB. Betrokkene heeft hierbij te goeder trouw
gehandeld en heeft volgens de tuchtcommissie dan ook niet verwijtbaar
gehandeld. De tuchtcommissie is van mening dat er van opzet geen sprake is. De
tuchtcommissie spreekt betrokkene dan ook vrij van de aan haar ten laste
gelegde overtreding.”
In deze procedure was Woubrugge geen
partij.
Nu Woubrugge 1 geen kampioen was
geworden, heeft zij deelgenomen aan de nacompetitie, maar zij is er niet in
geslaagd om via die weg te promoveren naar de 3e klasse.
Het
geschil
Woubrugge vordert bij vonnis,
uitvoerbaar bij voorraad, samengevat - schorsing van de uitspraak van de tucht-
en/of beroepscommissie van de KNVB van 13 mei 2015 totdat in een bodemprocedure
bij de civiele rechter is beslist
Oordeel
rechter
Op grond van de wet kan de rechter een
beslissing van een tuchtcommissie vernietigen, indien gebondenheid aan die
beslissing in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Een
dergelijke toets is, gelet op het declaratoire karakter van vernietiging,
voorbehouden aan de bodemrechter en kan niet geschieden in kort geding. Wel kan
de voorzieningenrechter de (werking van de) beslissing schorsen indien
voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de beslissing van de
tuchtcommissie zal vernietigen.
Niet-ontvankelijkheid
tuchtcommissie
Woubrugge stelt zich in de eerste plaats
op het standpunt dat zij door de niet-ontvankelijk verklaring in haar bezwaar
bij het Bestuur Amateur Voetbal van de KNVB onredelijk in haar belangen is
geschaad en haar daarmee het recht op een eerlijk proces is ontnomen.
Vast staat dat Woubrugge op 8 mei 2015
in haar bezwaar bij het Bestuur Amateur Voetbal niet ontvankelijk is verklaard,
omdat zij niet binnen de reglementaire termijn van 48 uur haar bezwaar had
ingediend (overeenkomstig het bepaalde in artikel 59 lid 3 Reglement
Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal jo artikel 16 lid 2 Reglement Wedstrijden
Amateurvoetbal 2014/’15). Dit betreft de zogenoemde verkorte procedure. Die
procedure is van toepassing na 15 maart van ieder jaar en kent als achtergrond,
zo heeft de KNVB onbetwist gesteld, dat de competities zich dan in een
afrondende fase bevinden en korte termijnen nodig zijn om een zo eerlijk en
ongestoord mogelijk competitieverloop te waarborgen.
In het licht van de hiervoor geschetste
achtergrond van de verkorte procedure kan niet gezegd worden dat het Bestuur
Amateur Voetbal in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
Het gaat hier om een regeling met harde termijnen waaraan alle clubs zijn
gebonden. De enkele omstandigheid dat Woubrugge door toevallige omstandigheden
pas na het verstrijken van de termijn op de hoogte is gekomen van het spelen
door de speler van NSV’46 is onvoldoende om aannemelijk te achten dat de
bodemrechter de beslissing zal vernietigen. Wat van het voorgaande overigens ook
zij, de niet-ontvankelijk verklaring door het Bestuur Amateur Voetbal is door
Woubrugge in deze procedure niet ter toetsing aan de voorzieningenrechter
voorgelegd, nu de vordering uitsluitend ziet op de uitspraak d.d. 13 mei 2015
van de Tuchtcommissie. Het bezwaar tegen de niet-ontvankelijkverklaring kan
alleen daarom al in deze procedure geen rechtsgevolg hebben.
Verwijtbaar
handelen NSV’46
Woubrugge legt aan de gevorderde
schorsing van de uitspraak d.d. 13 mei 2015 van de Tuchtcommissie ten grondslag
dat (i) de KNVB in strijd handelt met haar eigen reglementen en (ii) NSV’46 wel
een verwijt kan worden gemaakt van de niet naleving van de directe rode kaart
regeling.
De Tuchtcommissie heeft aan NSV’46 ten
laste gelegd dat zij artikel 14 lid 1 sub d Reglement Wedstrijden
Amateurvoetbal heeft overtreden door tijdens de wedstrijd van NSV’46 1 tegen
NiTA 1 een ongerechtigde (uitgesloten) speler te laten meespelen. De KNVB heeft
onbetwist gesteld dat op grond van artikel 22 lid 1 Reglement Tuchtrechtspraak
Amateurvoetbal voor strafbaarheid van overtredingen opzet, schuld, nalatigheid
of onzorgvuldigheid vereist. Gelet op de hierboven weergegeven beslissing van
de Tuchtcommissie, is de vraag hier dus of de Tuchtcommissie in redelijkheid
tot het oordeel heeft kunnen komen dat van verwijtbaarheid in deze zin aan de
zijde van NSV’46 geen sprake was.
Vast staat dat de weggestuurde speler
van NSV’46 in de wedstrijd NSV’46 1 – Woubrugge 1 een rode kaart is gegeven en
dat op die rode kaart de directe rode kaartregeling van de KNVB van toepassing
is, op grond waarvan die speler de eerstvolgende competitiewedstrijd van NSV’46
1 tegen NiTA 1 niet speelgerechtigd was. Niet ter discussie staat dat deze
uitsluiting voor de eerstvolgende wedstrijd op grond van de reglementen van de
KNVB automatisch volgt en dat de club en speler daarover niet tevoren
geïnformeerd behoeven te worden. De KNVB
heeft ter zitting echter gesteld dat in de automatisch opgemaakte brief, waarin
de speler in staat van beschuldiging wordt gesteld, gewoonlijk een passage over
de directe rode kaartregeling wordt opgenomen, met de strekking dat de speler
in de eerstvolgende competitiewedstrijd van deelname is uitgesloten. Deze
passage ontbreekt echter in de brief d.d. 29 april 2015 van de KNVB aan de
weggestuurde speler van NSV’46, met kopie aan NSV’46, mogelijk als gevolg van
het feit dat door de storing van Sportlink de vermelding van de directe rode
kaart niet (goed) is geregistreerd. Verder staat vast dat namens de KNVB
telefonisch aan het bestuur van NSV’46 is meegedeeld dat de betreffende speler
wel speelgerechtigd was.
Tegen
deze achtergrond kan niet zonder meer worden aangenomen dat NSV’46 niet te
goeder trouw was en dus een verwijt gemaakt kan worden van het laten spelen van
de weggestuurde speler. Niet uitgesloten kan worden
dat NSV’46 door de van het gebruik afwijkende inhoud van de brief d.d. 29 april
2015 in verwarring is gebracht. Zij heeft vervolgens voldoende gedaan om die
verwarring op te helderen door navraag te doen bij de KNVB. Bij deze feitelijke
gang van zaken kan niet worden gezegd dat de Tuchtcommissie in redelijkheid
niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat van opzet, schuld, nalatigheid of
onzorgvuldigheid aan de zijde van NSV’46 geen sprake is, zodat niet voldoende
aannemelijk is dat de bodemrechter de beslissing van de Tuchtcommissie zal
vernietigen. De stellingen van Woubrugge dat de KNVB door de vrijspraak van
NSV’46 in strijd handelt met haar eigen reglementen en dat NSV’46 een verwijt
kan worden gemaakt van het opstellen van een niet speelgerechtigde speler,
worden derhalve verworpen.
Op grond van het voorgaande bestaat
onvoldoende grond om de uitspraak van de Tuchtcommissie te schorsen. Daarnaast
kan, in geval de bodemrechter – anders dan de voorzieningenrechter thans
aanneemt – de uitspraak van de Tuchtcommissie vernietigt, niet zonder meer
worden aangenomen dat de KNVB aan NSV’46 1 als sanctie voor het opstellen van
een niet speelgerechtigde speler drie winstpunten in mindering moet brengen. De
KNVB heeft immers betwist dat deze sanctie in een dergelijk geval kan worden
opgelegd. Zij stelt dat in een geval als het onderhavige, als het overspelen
van de wedstrijd geen reële optie meer is, wel andere maatregelen kunnen worden
opgelegd, maar dat deze minder ingrijpend van aard zijn, zoals het opleggen van
een boete. Dit is door Woubrugge ter zitting niet verder weersproken. Het is derhalve
niet zonder meer aannemelijk dat Woubrugge door middel van deze vordering het
beoogde doel van promotie zal kunnen bereiken.
De conclusie is dat de vordering van
Woubrugge in dit kort geding niet toewijsbaar is. Woubrugge wordt als de in het
ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de KNVB veroordeeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten