Met het volgende bericht
zullen de aanbieders van sportwedstrijden achter de decoder niet blij zijn. Er is nog enige hoop voor Sky c.s.: misschien volgt het HvJ de conclusie niet op en beslist anders.
De richtlijn
„audiovisuele mediadiensten” Richtlijn 2010/13/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van
bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake
het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (PB L 95, blz. 12geeft een televisieomroep de mogelijkheid
exclusieve televisieomroeprechten op de uitzending van evenementen van groot
belang voor het publiek, zoals voetbalwedstrijden, te verkrijgen. Een omroep die dergelijke rechten heeft, moet
evenwel andere in de Europese Unie gevestigde omroepen het recht geven korte
fragmenten te gebruiken om een kort nieuwsverslag van deze evenementen te
kunnen uitzenden. Daartoe moet deze omroep de andere omroepen toegang geven tot
zijn signaal om de korte fragmenten vrij te kunnen kiezen. Volgens de richtlijn
mag de financiële compensatie voor dit gebruik niet de extra kosten
overschrijden die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van deze toegang.
Sky zendt in Oostenrijk
het digitale gecodeerde televisieprogramma „Sky Sport Austria” via satelliet
uit. Zij heeft het exclusieve recht verkregen om bepaalde wedstrijden van de
Europa League in de seizoenen 2009/2010 tot en met 2011/2012 uit te zenden.
Volgens haar eigen verklaring betaalt Sky elk jaar meerdere miljoenen euro aan
licentie- en productiekosten.
Op verzoek van de ORF
(Oostenrijkse openbare omroep) besliste de Oostenrijkse reguleringsinstantie
voor de media, Komm Austria, in december 2010 dat Sky de ORF het recht diende
te verlenen korte nieuwsverslagen te verzorgen van de wedstrijden in de Europa
League waaraan Oostenrijkse ploegen deelnamen. De ORF moest Sky alleen een
vergoeding betalen voor de kosten voor toegang tot het satellietsignaal, die in
casu 0 EUR bedroegen.
Volgens Sky is het
systematisch verbod van een vergoeding aan de houders van exclusieve
uitzendrechten, zodat andere omroepen korte fragmenten kunnen gebruiken,
onbillijk. De Bundeskommunikationssenat
(nationale raad inzake
communicatie) (Oostenrijk) waarbij
het geschil aanhangig is
gemaakt, vraagt het
Hof van Justitie
of de richtlijn,
die de financiële vergoeding beperkt tot de
rechtstreeks aan de verstrekking van toegang tot deze fragmenten verbonden
extra kosten, een gerechtvaardigde inbreuk is op de vrijheid van
ondernemerschap en het eigendomsrecht van de houders van exclusieve rechten.
In zijn
conclusie van vandaag
wijst advocaat-generaal Y. Bot
erop dat de
vrijheid van ondernemerschap en
het eigendomsrecht zijn gegarandeerd door het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie. Volgens hem schendt de betwiste bepaling van de richtlijn
deze grondrechten van de houders van
exclusieve uitzendrechten omdat zij niet meer vrij de prijs kunnen bepalen
waartegen zij toegang tot korte fragmenten van evenementen willen geven.
Deze schending is evenwel gerechtvaardigd en de betwiste bepaling van de
richtlijn is dus niet in strijd met het Handvest van de grondrechten. De
Uniewetgever brengt namelijk met deze bepaling een juist evenwicht tot stand
tussen het eigendomsrecht en de vrijheid van ondernemerschap van de houders van
exclusieve uitzendrechten enerzijds en de vrijheid van informatie en het
mediapluralisme anderzijds. Bovendien is in het kader van het ontstaan van een
Europese opinie- en informatieruimte de beperking van de compensatie tot de
rechtstreeks aan de verstrekking van toegang verbonden kosten het meest
doelmatige middel om te vermijden dat de verspreiding van informatie wordt
gecompartimenteerd, tussen de lidstaten en op basis van de economische
betekenis van de omroeporganisaties.
Volgens de
advocaat-generaal wordt de schending door de betwiste bepaling van de richtlijn
van het eigendomsrecht en de vrijheid van ondernemerschap van de houders van
exclusieve uitzendrechten sterk afgezwakt door een aantal voorwaarden en
beperkingen inzake het recht op korte fragmenten:
1. Dit recht geldt alleen voor een evenement van groot belang
voor het publiek.
2. De geleverde fragmenten mogen uitsluitend worden gebruikt in
„algemene nieuwsprogramma’s”.
3. En uitsluitend voor korte nieuwsverslagen van niet meer dan
90 seconden.
4. Ten slotte levert de verplichting van de secundaire
omroeporganisaties de bron van de fragmenten
te vermelden, publiciteit op voor de houders van exclusieve rechten.
De advocaat-generaal
wijst er ook op dat de standpunten van het Verfassungsgerichtshof
(grondwettelijk hof) (Oostenrijk) en van het Bundesverfassungsgericht (federaal
grondwettelijk hof) (Duitsland) zijn beoordeling niet wijzigen. Volgens deze
rechters behoort het recht op korte nieuwsverslagen niet kosteloos te worden
verleend en zou dus een redelijke vergoeding of passende compensatie moeten
worden betaald. Daarbij zou rekening moeten worden gehouden met de kosten van
verkrijging van de exclusieve rechten. Volgens de advocaat-generaal hoeft de
afweging tussen de verschillende betrokken grondrechten niet noodzakelijk tot
dezelfde uitkomst te leiden naargelang zij wordt uitgevoerd in het nationale
kader of op Unie-niveau. In de onderhavige zaak pleitten de vereisten in
verband met de voltooiing van de interne markt en het ontstaan van één
informatieruimte ervoor dat de Uniewetgever een bepaling vaststelt die een
compromis is tussen de kosteloze verlening van een recht op korte fragmenten en
de financiële deelneming van de secundaire omroeporganisaties aan de
kosten van verkrijging
van de exclusieve uitzendrechten.
Bron: Hof van Justitie 12
juni 2012
Aanvulling red.
De richtlijn biedt de
lidstaten ook de mogelijkheid te garanderen dat de evenementen die zij van
aanzienlijk belang voor de samenleving achten, niet worden uitgezonden op
zodanige wijze dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke
evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze
televisie kan volgen.
Daar gaat bovenstaande
zaak overigens niet over. In twee eerdere
beslissingen van 17 februari 2011 heeft het Europese Hof echter geoordeeld dat
het wereldkampioenschap voetbal en het Europese kampioenschap voetbal behoren
tot een evenement van groot maatschappelijk belang en dat deze evenementen voor
iedereen via het openbare televisiesignaal beschikbaar dienen te zijn.
Lees die uitspraak hier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten