Een klant heeft een tweejarig
abonnement bij een sportschool. Na een aantal maanden loopt de klant een
betalingsachterstand op. De sportschoolhouder vordert op grond van de algemene
voorwaarden niet alleen de reeds vervallen termijnen, maar ook alle nog te
vervallen termijnen.
Volgens de algemene voorwaarden
zijn bij een betalingsachterstand ook de nog resterende termijnen ineens
opeisbaar, waarbij de sportschool ook nog het recht heeft om de klant de
toegang tot de faciliteiten te ontzeggen tot het moment dat de klant geheel aan
die betalingsverplichting heeft voldaan.
De klant voert geen
verweer, maar wordt in dit geval geholpen door de kantonrechter die uit
zichzelf, ook wel ambtshalve genoemd, gaat toetsen of de voorwaarde niet
onredelijk bezwarend is. De kantonrechter is van mening dat de wanverhouding
tussen de tekortkoming van de schuldenaar (dat wil zeggen: het niet betalen van
één of meerdere maandtermijnen) en de consequenties die voormelde bepaling aan
die tekortkoming verbindt. De consequenties zijn de directe opeisbaarheid van
alle (resterende) maandtermijnen bij een overeenkomst met een duur van twee
jaar en het recht van de sportschool de klant niet toe te laten zolang niet het
gehele abonnement van twee jaar betaald is.
De kantonrechter oordeelt
dat het beding onredelijk bezwarend is (artikel 6:233 onder a BW).
De kantonrechter wijst de
vordering daarom maar gedeeltelijk toe. De kantonrechter veroordeelt de klant
tot het betalen van de opeisbare termijnen en geeft de klant het recht weer
gebruik te maken van de faciliteiten als hij weer "bij " is met
betalen.
Tot slot:
De namens de eiser,
Health City?, optredende deurwaarder Sneijders vliegt m.i. hier uit de bocht.
Vorig jaar had die deurwaarder in een zelfde zaak, hetzelfde oordeel ook al
eens van de rechter in Den Bosch te horen gekregen. Uitspraak HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten