De feiten
Voetbalvereniging Olympia'18, verzoekt de arbitragecommissie
primair voor recht te verklaren dat Cornelissen zelf de arbeidsrelatie heeft
opgezegd per einde seizoen en dat die opzegging door Olympia'18 is
geaccepteerd. Subsidiair vraagt Olympia'18 voor recht te verklaren/te oordelen
dat Cornelissen zodanig slecht presteerde, verbetertrajecten en begeleiding
weigerde, hetgeen enkel tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst door de
arbitragecommissie op zo kort mogelijke termijn wordt ontbonden, zonder
toekenning van enige ontbindingsvergoeding of schadeplicht Een en ander met
veroordeling van Comelissen in de kosten
van de arbitrageprocedure.
Cornelissen is het daar
niet mee eens en eist dat het ontbindingsverzoek van Olympia'18 wordt afgewezen
en indien er toch wordt ontbonden er een ontbindingsvergoeding aan hem wordt
toegekend van 12.000 euro.
Het geschil
Het geschil tussen
partijen spitst zich toe enerzijds op de vraag of Cornelissen zelf een einde
heeft gemaakt aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen en zo nee, of er dan
omstandigheden zijn die nopen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, al dan niet onder toekenning van een
vergoeding.
Beoordeling door de arbitragecommissie
Uit het door Olympia'18
bij verzoekschrift overgelegde overzicht
van 26 april 2012, waarbij chronologisch een overzicht wordt verstrekt van
bespreek- en beslismomenten in het arbeidsconflict dat is ontstaan met
Cornelissen, is geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling dat Cornelissen
zelf de arbeidsovereenkomst op enig moment heeft beëindigd. Cornelissen heeft
er geen onduidelijkheid over laten
bestaan dat hij een tweede persoon naast zich, als mentalcoach, niet zou
accepteren. Na afwijzing van dit voorstel van Olympia'18 had Olympia'18 als zij
desondanks tot de gewenste wijzigingen had willen overgaan en nu Cornelissen
deze voorstellen niet accepteerde, op normale wijze en overeenkomstig de
regels, de arbeidsovereenkomst met Cornelissen kunnen beëindigen.
In ieder geval heeft
Cornelissen op geen enkel moment ondubbelzinnig aan Olympia'18 te kennen
gegeven zijn arbeidsovereenkomst te willen beëindigen.
Olympia'18 wilde alleen
met Cornelissen verder als hij de heer Gieben als als mental coach naast zich
zou accepteren. Cornelissen heeft bij deze gelegenheid de vraag gesteld,
hetgeen begrijpelijk is, wat er zou gebeuren indien hij deze optie zou
afwijzen. De heer Smits heeft toen expliciet aangegeven dat Olympia'18 dan het besluit van Cornelissen zou
respecteren en hem dan niet zou houden aan een contract voor twee jaar
en dat het contract dan
ontbonden kon worden op de evaluatiedatum.
Dit is en valt niet op te vatten als een beëindiging zijdens Cornelissen
van de arbeidsovereenkomst.
Oordeel
De primaire vordering van
Olympia'18 (dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was geëindigd)
dient dan ook te worden afgewezen.
Met betrekking tot de
subsidiair verzochte ontbinding is het de arbitragecommissie ter zitting
gebleken dat er tussen partijen een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan op
grond waarvan de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. Niet gebleken
is dat er aan deze ontbinding dringende redenen ten grondslag liggen, zoals
door Olympia'18, overigens eerst ter zitting van 25 juni 2012 gesteld. De
onderbouwing van het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond
van een dringende reden door te
verwijzen
naar artikel 7:678 lid 2
sub j BW en door op te merken dat Cornelissen hardnekkig geweigerd heeft te
voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten die hem door Olympia zijn
verstrekt, is onvoldoende om ontbinding op deze grond te rechtvaardigen, temeer
daar Cornelissen een en ander gemotiveerd heeft betwist. Over de vraag of het redelijk zou zijn dat Cornelissen een mental coach
naast zich moest accepteren, kan van mening over worden verschild, doch
rechtvaardigt geen ontbinding op grond van een dringende reden. Niet
gebleken is dat Comelissen geweigerd heeft mee te werken aan evaluaties.
Evenmin is als dringende reden te beschouwen het gegeven dat Cornelissen richting
zijn spelersgroep heeft aangegeven dat het bestuur besloten had om na het
seizoen niet met hem verder te gaan.
Nu beide partijen wensen dat de
arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de arbitragecommissie tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst overgaan. Als lijn hanteert de arbitragecommissie de
kantonrechtersaanbevelingen op dit punt. De arbitragecommissie gaat bij de
beoordeling ervan uit dat tussen partijen geen
tussentijdse opzeggingsmogelijkheid is overeengekomen, al was het maar omdat zo
een afspraak schriftelijk (artikel 7:667 lid 3
BW) moet worden overeengekomen. Het ligt in de risicosfeer van
Olympia'18 dat zij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft opgemaakt. In
beginsel dient de vergoeding te worden
bepaald op het aantal maandsalarissen dat de werknemer nog zou hebben ontvangen
indien de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd door het
verstrijken voor de duur waarvoor zij is aangegaan. Dit is alleen anders als er
omstandigheden aanwezig zijn die kunnen billijken dat een lagere vergoeding zal
worden toegekend.
De arbitragecommissie
ontbindt de arbeidsovereenkomst en kent Cornelissen
een vergoeding toe van 8.000 euro.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten