De feiten
X was enig aandeelhouder van De IJzeren Man (dressuur en springstal). De IJzeren Man heeft een paard aan Appellante ter beschikking gesteld voor de beoefening van de dressuursport.
Op 14 april 2011 is een handgeschreven overeenkomst opgemaakt die het volgende inhoudt: De IJzeren Man stelt het paard ter beschikking van Appellante. De complete verzorging en alle bijkomende kosten zullen door Appellante gedragen worden.
De duur van de overeenkomst is zes maanden. Mocht het paard geblesseerd zijn zodat het niet meer op wedstrijden kan verschijnen dan zal hij onmiddellijk teruggebracht worden. Na 6 maanden zal op dezelfde voorwaarden doorgegaan worden zoals de eerste 6 maanden. X is op 18 april 2011 overleden.
De IJzeren Man heeft beslag gelegd op het paard. Appellante is 24 oktober 2011 bij brief meegedeeld de huurovereenkomst ten aanzien van het paard op te zeggen en hen gesommeerd binnen 24 uur te bevestigen dat De IJzeren Man het paard kan ophalen. Als redengeving is in die brief onder meer vermeld dat Appellante het paard niet voor de wedstrijdsport gebruikt waardoor het reputatieschade lijdt en dat het paard zal worden geveild. Appellante heeft het paard niet afgegeven. Vervolgens heeft De IJzeren Man de onmiddellijke afgifte van het paard gevorderd.
Het Geschil
X was enig aandeelhouder van De IJzeren Man (dressuur en springstal). De IJzeren Man heeft een paard aan Appellante ter beschikking gesteld voor de beoefening van de dressuursport.
Op 14 april 2011 is een handgeschreven overeenkomst opgemaakt die het volgende inhoudt: De IJzeren Man stelt het paard ter beschikking van Appellante. De complete verzorging en alle bijkomende kosten zullen door Appellante gedragen worden.
De duur van de overeenkomst is zes maanden. Mocht het paard geblesseerd zijn zodat het niet meer op wedstrijden kan verschijnen dan zal hij onmiddellijk teruggebracht worden. Na 6 maanden zal op dezelfde voorwaarden doorgegaan worden zoals de eerste 6 maanden. X is op 18 april 2011 overleden.
De IJzeren Man heeft beslag gelegd op het paard. Appellante is 24 oktober 2011 bij brief meegedeeld de huurovereenkomst ten aanzien van het paard op te zeggen en hen gesommeerd binnen 24 uur te bevestigen dat De IJzeren Man het paard kan ophalen. Als redengeving is in die brief onder meer vermeld dat Appellante het paard niet voor de wedstrijdsport gebruikt waardoor het reputatieschade lijdt en dat het paard zal worden geveild. Appellante heeft het paard niet afgegeven. Vervolgens heeft De IJzeren Man de onmiddellijke afgifte van het paard gevorderd.
Het Geschil
Partijen
verschillen van mening over de juridische basis waarop De IJzeren Man het paard
aan Appellante ter beschikking heeft gesteld. Volgens De IJzeren Man was dit op
basis van een huurovereenkomst, volgens Appellante gaat het om een
bruikleenovereenkomst.
Appellante behoefde aan De IJzeren Man alleen de kosten voor de verzorging en voeding van het paard te voldoen en was daarboven geen vergoeding voor het gebruik van het paard verschuldigd. De kosten die Appellante moest dragen kunnen niet worden aangemerkt als de voor een huurovereenkomst essentiële tegenprestatie. Het hof zal daarom uitgaan van een bruikleenovereenkomst.
Appellante betoogt dat deze bruikleenovereenkomst niet kan worden opgezegd en slechts eindigt als het paard dat in bruikleen is gegeven niet langer kan worden gebruikt voor het doel waarvoor het ter beschikking is gesteld. Zolang Appellante het paard op wedstrijden kan uitbrengen duurt de overeenkomst voort, aldus Appellante.
Met het opnemen van de zes maandentermijn is kennelijk bedoeld tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een bruikleenovereenkomst voor bepaalde tijd, die telkens stilzwijgend voor een gelijke termijn wordt verlengd. Een dergelijke overeenkomst dient te worden opgezegd.
Appellante behoefde aan De IJzeren Man alleen de kosten voor de verzorging en voeding van het paard te voldoen en was daarboven geen vergoeding voor het gebruik van het paard verschuldigd. De kosten die Appellante moest dragen kunnen niet worden aangemerkt als de voor een huurovereenkomst essentiële tegenprestatie. Het hof zal daarom uitgaan van een bruikleenovereenkomst.
Appellante betoogt dat deze bruikleenovereenkomst niet kan worden opgezegd en slechts eindigt als het paard dat in bruikleen is gegeven niet langer kan worden gebruikt voor het doel waarvoor het ter beschikking is gesteld. Zolang Appellante het paard op wedstrijden kan uitbrengen duurt de overeenkomst voort, aldus Appellante.
Met het opnemen van de zes maandentermijn is kennelijk bedoeld tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een bruikleenovereenkomst voor bepaalde tijd, die telkens stilzwijgend voor een gelijke termijn wordt verlengd. Een dergelijke overeenkomst dient te worden opgezegd.
De Beslissing
Het hof heeft aangenomen dat de gebruiksovereenkomst in beginsel niet eerder kon worden opgezegd dan tegen het einde van een termijn van zes maanden. Nu De IJzeren Man op 24 oktober 2011 heeft opgezegd is de bruikleenovereenkomst door die opzegging op 14 april 2012 geëindigd.
Het hof wijst er in dit verband nog op dat de opzegging, gezien de over en weer aanwezige belangen, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid kan worden geacht. De IJzeren Man heeft er ontegenzeggelijk belang bij dat de bruikleen-overeenkomst ten einde komt, waardoor de activiteiten van De IJzeren Man na het overlijden van X kunnen worden afgebouwd en zij haar verplichtingen uit de inmiddels gesloten koopovereenkomst kan nakomen. Het belang van Appellante legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal, laat staan dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Het hof heeft aangenomen dat de gebruiksovereenkomst in beginsel niet eerder kon worden opgezegd dan tegen het einde van een termijn van zes maanden. Nu De IJzeren Man op 24 oktober 2011 heeft opgezegd is de bruikleenovereenkomst door die opzegging op 14 april 2012 geëindigd.
Het hof wijst er in dit verband nog op dat de opzegging, gezien de over en weer aanwezige belangen, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid kan worden geacht. De IJzeren Man heeft er ontegenzeggelijk belang bij dat de bruikleen-overeenkomst ten einde komt, waardoor de activiteiten van De IJzeren Man na het overlijden van X kunnen worden afgebouwd en zij haar verplichtingen uit de inmiddels gesloten koopovereenkomst kan nakomen. Het belang van Appellante legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal, laat staan dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De uitspraak staat HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten