zaterdag 21 mei 2016

Strafrechtelijke vervolging na stadionverbod en geldboete door de KNVB geen schending ne bis in idem-beginsel


De feiten
Na afloop van de wedstrijd NEC-ADO Den Haag op 29 januari 2012, die overigens door de thuisploeg met 2-0 werd gewonnen ontstond een opstootje bij de uitgang van het supportersvak van de uitsupporters. De KNVB legde een supporter die daar bij betrokken was een stadionverbod en een geldboete op. Vervolgens werd de supporter ook strafrechtelijk vervolgd en werd in hoger beroep door het gerechtshof veroordeeld wegens opruiing tegen het gezag en belediging van een politieambtenaar.
De supporter gaat in cassatie en voert aan dat hij door de strafrechtelijke vervolging tweemaal wordt vervolgd voor hetzelfde feit (‘Ne bis in idem beginsel’). De supporter is van mening dat de sanctie van de KNVB te beschouwen is als een criminal charge in de zin van artikel 6 lid 1 van het EVRM en dat de strafrechtelijke vervolging hiermee in strijd is.

Oordeel gerechtshof
Het hof overweegt dat de vraag of een sanctie als ‘criminal charge’ is aan te merken dient te worden beoordeeld aan de hand van drie door het EHRM gehanteerde criteria, te weten:
1. de classificatie naar nationaal recht;
2. de aard van de overtreding;
3. de aard en de zwaarte van de sanctie.
Naar het oordeel van het hof strandt het verweer van de raadsman reeds op het eerste criterium. Een ieder die een toegangsbewijs aanschaft voor een voetbalwedstrijd sluit hierdoor een civielrechtelijke overeenkomst met de KNVB en de betreffende voetbalclub en accepteert en verbindt zich daarmee aan de door de KNVB en voetbalclubs opgestelde regels, voorwaarden en aan de eventuele sancties op het overtreden daarvan. De regels zijn dus niet een ieder verbindend maar gelden slechts voor degenen die zich tevoren - door aankoop van een toegangsbewijs - vrijwillig verbinden aan de algemene voorwaarden.
Verdachte heeft door zijn gedrag kennelijk de algemene voorwaarden van de KNVB overtreden en is daarmee ten opzichte van de KNVB kennelijk tekortgeschoten in nakoming van de overeenkomst. Daarop heeft de KNVB aan verdachte overeenkomstig de standaard-voorwaarden een stadionverbod en een boete opgelegd. Deze civielrechtelijke sancties zijn naar het oordeel van het hof derhalve niet als een ‘criminal charge’ aan te merken.
Dat de KNVB de informatie omtrent het gedrag van verdachte tijdens de voetbalwedstrijd NEC – ADO Den Haag van politie en justitie heeft gekregen doet aan het vorenstaande niet af. Het verweer wordt verworpen.

Oordeel Hoge Raad
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat het opleggen van een stadionverbod door de KNVB en het verbeuren van een geldboete aan de KNVB steunen op de standaardvoorwaarden die van toepassing zijn op de bij de koop van een toegangs- of seizoenskaart gesloten civielrechtelijke overeenkomst. Het opleggen van een stadionverbod en/of het verbeuren van de geldboete zijn slechts mogelijk ten aanzien van de koper van een toegangs- of seizoenskaart en louter ter zake van het - kort gezegd - in het kader van een voetbalwedstrijd niet-naleven van die voorwaarden, ook al kan de verdenking van het begaan zijn van een strafbaar feit wel de aanleiding vormen voor het opleggen aan hem van een stadionverbod en/of het verbeuren door hem van een geldboete. Voorts wordt een persoon aan wie door de KNVB een stadionverbod is opgelegd slechts beperkt in zijn bewegingsvrijheid gehinderd en is aan het verbeuren van een geldboete rechtens geen vervangende hechtenis verbonden. Gelet hierop kan de toepassing van deze maatregelen door de KNVB niet worden aangemerkt als een 'criminal charge' als bedoeld in art. 6 EVRM (vgl. de criteria genoemd in EHRM 8 juni 1976, nr. 5370/72, Engel tegenNederland, NJ 1978/223).

Het oordeel van het Hof dat erop neerkomt dat het Openbaar Ministerie het recht tot strafvervolging van de verdachte niet verliest door de enkele omstandigheid dat in verband met dezelfde feiten een stadionverbod is opgelegd en een geldboete is verbeurd, is dus juist.
Het middel faalt.

 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

dinsdag 17 mei 2016

Tijdschrift voor Sport & Recht (TvS&R) 2015 nummer 3


Geschilbeslechting in arbeidszaken in het betaald voetbal: deel 2
Mr. dr. M.Y.H.G. Erkens
In het eerste deel van dit artikel – dat is verschenen in TvS&R 2014, afl. 3 – is de rechtspositie van de beroepsvoetballer uit de doeken gedaan en is geschetst hoe arbitrage binnen het betaald voetbal op nationaal niveau geregeld is.
In het tweede deel van dit artikel wordt de rechtsgang bij de kantonrechter inhoudelijk en procedureel vergeleken met die bij de arbitragecommissie KNVB (hierna: de arbitragecommissie). Daarbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de veranderingen in de procedure en de ontslagsystematiek die de Wet werk en zekerheid (Wwz) met ingang van 1 juli 2015 heeft gebracht. Mede tegen die achtergrond zal een aantal uitspraken van kantonrechters en van de arbitragecommissie aan een nader onderzoek worden onderworpen. Tot slot wordt een antwoord geformuleerd op de eerder opgeworpen vraag: wie is qua rechtsbescherming rondom het einde van de arbeidsrelatie beter af, de contractspeler in het betaald voetbal of de werknemer?

De conversieregeling bij tijdelijke arbeids-overeenkomsten in de sport nader bezien
Mr. dr. J. van Drongelen, dr. mr. S.F.H. Jellinghaus
In een eerder artikel hebben wij vóór de inwerkingtreding van de zogenoemde Wet werk en zekerheid (Wwz) gekeken naar de effecten daarvan voor de sport. Sedertdien is het met name niet stil geweest aan het ‘front’. De wet is voor het overgrote deel in werking getreden op 1 juli 2015 en er zijn nog wat wijzigingen ten behoeve van de sport doorgevoerd. Van wat wij destijds in ons artikel hebben besproken, hebben met name op het terrein van de zogenoemde conversieregeling bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten nogal wat ontwikkelingen plaatsgevonden. In dit artikel wordt de stand van zaken kritisch tegen het licht gehouden.

Jurisprudentie
Mr. M.I. van Dijk






dinsdag 10 mei 2016

Arbitragecommissie KNVB: Besluit Algemene Ledenvergadering niet in arbitrageprocedure te vernietigen



De feiten
Op 12 december 2015 is door verzoeker, hierna te noemen: "De Bruijn", bij de Arbitragecommissie een verzoek ingediend, strekkende tot vernietiging van het besluit van de buitengewone ledenvergadering  van 28 oktober 2015 van Sportvereniging Gouda te Gouda naar aanleiding van het aangenomen voorstel van het bestuur om het prestatieve voetbal op zondag op te heffen.
Verweerster, hierna aangeduid als "SV Gouda", heeft op 8 januari 2016 een verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van de vordering.

De vordering en het verweer
De  Bruijn verlangt een uitspraak van de Arbitragecommissie omtrent het besluit van de buitengewone ledenvergadering  van 28 oktober 2015 naar aanleiding van het aangenomen voorstel van het bestuur om het prestatieve voetbal op zondag op te heffen.
De Bruijn onderbouwt zijn verzoek door erop te wijzen dat hoewel de vergadering tijdig bekend is gemaakt, in de vergadering geen mogelijkheid bestond om mondeling van gedachten te wisselen omtrent dit voorgenomen besluit en er alleen schriftelijk vóór of tegen het bestuursvoorstel kon worden gestemd. Hij wijst erop dat hij bij het openen van de vergadering bezwaar heeft gemaakt tegen deze gang van zaken.
De Bruijn wijst verder op artikel 17, lid 8 van de statuten. Daarin staat dat stemming over zaken mondeling geschiedt en over personen schriftelijk.
SV Gouda voert aan dat het voorstel van het bestuur om te stoppen met het prestatief voetbal op zondag niet van de één op de andere dag is genomen en dat zij de afgelopen jaren met zowel de aangestelde zondagcommissie als de zaterdagcommissie en de jeugdcommissie heeft getracht om een en ander bespreekbaar te maken en tevens dat het bestuur uiteindelijk de conclusie heeft moeten trekken dat van de meeste punten weinig terecht is gekomen, waarna het bestuur in mei 2015 heeft voorgenomen om aan de ledenvergadering  de vraag voor te leggen het besluit heeft genomen om met ingang van het seizoen 2016/2017 te stoppen met prestatief voetbal op zondag.
Dit voornemen is ook aan de zondagcommissie meegedeeld en het bestuur heeft daarbij opgemerkt dat het voornemen tot het opheffen van het prestatief zondagelftal als agendapunt op de ALV in juni 2015 zou worden besproken.
De Algemene Ledenvergadering van juni 2015 is echter in een dermate bedreigende sfeer verlopen, aldus SV Gouda, dat de vergadering tijdelijk stil is gelegd en dat uiteindelijk besloten is om het voornemen van het bestuur om te stoppen met het prestatieve voetbal op zondag met ingang van het seizoen 2016-2017, voor te leggen aan een buitengewone algemene ledenvergadering in het najaar van 2015.
Deze bijzondere ledenvergadering  is uitgeschreven voor 28 oktober 2015, waarbij het voorstel van het bestuur om te stoppen met het prestatief voetbal op zondagen met ingang van seizoen 2016/2017 in stemming zou worden gebracht.
Over de wijze waarop deze buitengewone ledenvergadering diende plaats te vinden is binnen de club veel aandacht besteed. Zo heeft de commissie vrienden van Gouda Zondag, een tegenstander van het opheffen van het prestatief zondagelftal, het bestuur geadviseerd deze stemming schriftelijk te laten plaatsvinden met dit onderwerp als enig agendapunt. Ook diende er een onafhankelijke stemcommissie te worden benoemd  en werd voorgesteld het aantal machtigingen te beperken tot één. De toelichting op de buitengewone algemene ledenvergadering vermeldt ook dat de bijzondere algemene ledenvergadering enkelen alleen zal worden ingericht om de leden de mogelijkheid te geven om vooraf tegen het genoemde bestuursvoorstel te stemmen en dat de exacte procedure betreffende het stemmen uiterlijk op 21 oktober 2015 via de website, de afdelingseemmissies en het publicatiebord in de kantine van de vereniging bekend zou worden gemaakt hetgeen ook is gebeurd.
Ter zitting heeft SV Gouda verder ter onderbouwing van haar besluit om schriftelijk over het al dan niet opheffen van het prestatief zondagelftal naar voren gebracht dat deze wijze van stemmen vaker is gehanteerd en dat het bestuur juist met het oog op de onrust die dit voornemen veroorzaakte binnen de vereniging zo zorgvuldig mogelijk te werk wilde gaan. De leden hebben bovendien, zo stelt SV Gouda, volop gelegenheid gekregen om over dit onderwerp via de website van de vereniging mee te discussiëren. Ter zitting heeft SV Gouda onweersproken opgemerkt dat het prestatief zondagelftal de facto reeds is opgeheven en uit competitie is genomen. Ook heeft SV Gouda ter zitting eveneens niet weersproken door De Bruijn aangevoerd dat er geen sprake was van een formeel besluit van de ledenvergadering  maar dat de ledenvergadering is gevraagd of het bestuur zou mogen besluiten om tot het daadwerkelijk opheffen van de prestatieve zondagelftallen met in gang van seizoen 2016-2017 zou mogen overgaan.
Blijkens de notulen van de buitengewone  algemene ledenvergadering van 28 oktober 2015 hebben 194 leden hun stem schriftelijk uitgebracht en de uitslag was dat  207 stemmen voor het bestuursvoorstel hebben gestemd en 137 tegen, waarmee het voorstel van bestuur is aangenomen.

Het geschil en de beoordeling daarvan.
Kern van het geschil is de vraag, die aan de Bijzondere Algemene Ledenvergadering van SV Gouda van 28 oktober 2015 is voorgelegd, namelijk of het Bestuur mag overgaan tot het opheffen van de prestatieve zondagelftallen. Naar het oordeel van de Arbitragecommissie betreft de voorgelegde vraag en de uitslag van de stemming daarover - anders dan De Bruijn stelt - geen formeel besluit van de ledenvergadering  tot het opheffen van het prestatieve zondagvoetbal. Immers het wordt aan het bestuur overgelaten om daartoe wel of niet over te gaan. Dus om daarover nog een besluit te nemen. Ter zitting heeft het bestuur
- eveneens onweersproken door De Bruijn - opgemerkt dat hiertoe nog niet formeel is besloten. Nu er geen besluit tot opheffing van het prestatieve voetbal op zondag is genomen en het zondagelftal de facto reeds uit de competitie is genomen en al is opgeheven, heeft
De Bruijn onvoldoende belang om bij de Arbitragecommissie te klagen over de feitelijke gang van zaken tijdens de ledenvergadering op 28 oktober 2015 en over de vraag of de stemming op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Ten overvloede merkt de Arbitragecommissie op dat voor zover de vordering van De Bruijn zou zien op de vernietiging van een formeel besluit van SV Gouda, de Arbitragecommissie niet bevoegd zou zijn om daarvan kennis te nemen gelet op het bepaalde in artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Alles afwegende wijst de Arbitragecommissie van de KNVB, oordelend als goede mannen naar billijkheid, de vordering van De Bruijn af. Op de overige punten die partijen over en weer hebben aangevoerd, hoeft verder niet door de Arbitragecommissie te worden ingegaan, nu die geen onderwerp van dit geschil uitmaken. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt De Bruijn veroordeeld in de kosten van de arbitrageprocedure, aan de zijde van de KNVB begroot op € 475,00 en aan de zijde van SV Gouda op nihil.

Rechtdoende als goede mannen naar billijkheid
Wijst af de vordering van verzoeker en veroordeelt verzoeker in de kosten aan de zijde van de KNVB begroot op € 475,00 en aan de zijde van SV Gouda op nihil.