maandag 9 december 2013

Geen aansprakelijkheid veroorzaker ongeval tijdens wielertour; Sport- en spelsituatie


Op 9 september 2012 namen Deelnemer A (slachtoffer)  en Deelnemer B "dader" deel aan de ‘Ride for the Roses’, een jaarlijks terugkerend sponsorevenement waarmee geld wordt ingezameld voor KWF Kankerbestrijding. 


In het reglement van de cycletour van 100 kilometer (hierna: het reglement) staat, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
 Houd je aan de gemiddelde snelheid van 25 t/m 28 km/u.
 Het karakter van de tocht is niet die van een wedstrijd, maar die van een recreatieve toertocht die gezamenlijk wordt verreden.
 Geef een ander de ruimte. Als je in het peloton rijdt, blijf zoveel mogelijk rechts rijden. (…)
(…)
 Deelname is op eigen risico.
 Tijdens het fietsen van de Cycletour is het dragen van een helm verplicht.
(…)
 De Cycletour kent een massaal vertrek. Eerst vertrekken de prominenten en de bedrijventeams, gevolgd door de individuele deelnemers. (…)”
Tijdens een poging het tempo wat op te voeren, ruim na de start, is Deelnemer B ("dader") met zijn voet uit de ‘toeclip’ (een kliksysteem waarmee de schoenen van de wielrenner aan de trapper vast klikken) geschoten, waarna hij met zijn fiets zijn evenwicht heeft verloren en is gevallen. Als gevolg daarvan is ook Deelnemer A (slachtoffer) ten val gekomen (hierna: het ongeval). Zowel Deelnemer B ("dader") als Deelnemer A (slachtoffer) hebben lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het ongeval. De advocaat van Deelnemer A (slachtoffer) stelt Deelnemer B ("dader") aansprakelijk voor de door hem geleden en mogelijk nog te lijden schade.

Standpunt van partijen
Deelnemer A (slachtoffer) legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat Deelnemer B ("dader") jegens hem aansprakelijk is voor de door hem geleden schade op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Deelnemer B ("dader") en Delta Lloyd (verzekeraar van de "dader") betwisten dat Deelnemer B ("dader") aansprakelijk is voor de door Deelnemer A (slachtoffer) geleden schade. Zij stellen zich op het standpunt dat sprake is van een sport- en spelsituatie waarin zich een risico heeft verwezenlijkt dat inherent is aan de wielersport en dat Deelnemer A (slachtoffer) door deelname aan de cycletour heeft aanvaard. In de gegeven omstandigheden was het niet onrechtmatig dat Deelnemer B ("dader") uit zijn toeclip schoot, aldus Deelnemer B ("dader") en Delta Lloyd.

Beoordeling van het geschil
Sport- en spelsituatie?JA!
Deelnemer A (slachtoffer) stelt zich primair op het standpunt dat Deelnemer B ("dader") jegens hem aansprakelijk is vanwege onrechtmatig handelen en dat in het onderhavige geval geen sprake is van een sport- en spelsituatie, zodat de daarvoor geldende ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ niet van toepassing is. Daartoe stelt Deelnemer A (slachtoffer) dat:
(i) uit het reglement blijkt dat er sprake is van een recreatieve toertocht en dat het uitdrukkelijk niet om een wedstrijd gaat, er was immers geen competitief element;
(ii) de voorgeschreven snelheid van 25 tot 28 kilometer per uur gelijk staat aan de snelheid van een beginnend wielrenner;
(iii) het ongeval is ontstaan doordat Deelnemer B ("dader") de door hem geleende fiets niet goed had afgesteld en
(iv) dat laatste de oorzaak is geweest van het ongeval, hetgeen ook had kunnen gebeuren als partijen in een andere setting samen zouden zijn gaan fietsen.
De rechtbank overweegt dat voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is van een sport- en spelsituatie niet vereist is dat de bij een ongeval betrokkenen rechtstreeks met elkaar aan het wedijveren zijn, noch dat het slachtoffer van het ongeval, wil hij als deelnemer aan het spel kunnen worden beschouwd, ten tijde van het ongeval ook zelf handelingen verrichtte die karakteristiek zijn voor de beoefening van die sport of dat spel (HR 20 februari 2004, LJN: AO1239). De omstandigheid dat de cycletour geen wedstrijdelement heeft, maakt dus niet dat geen sprake zou kunnen zijn van een sport- en spelsituatie. De rechtbank acht voorts van belang dat Deelnemer A (slachtoffer) en Deelnemer B ("dader") deelnamen aan een georganiseerde cycletour met een groot aantal deelnemers; dat voor hen volgens het reglement een voorgeschreven gemiddelde snelheid van 25 tot 28 kilometer per uur gold; en dat het dragen van een helm verplicht was gesteld. De deelnemers aan de cyletour moesten naar het oordeel van de rechtbank dan ook over en weer gevaarlijke gedragingen verbonden aan de beoefening van de wielersport van elkaar verwachten. De stelling van Deelnemer A (slachtoffer) dat het ongeval zich ook in een normale verkeerssituatie kon voordoen, kan de rechtbank zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet volgen. Deelnemer B ("dader") heeft immers onweersproken gesteld dat hij gemiddeld 30 kilometer per uur reed toen hij ‘aanzette’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank – anders dan Deelnemer A (slachtoffer) stelt – aanzienlijk harder is dan de snelheid van een gemiddelde fietser in een normale verkeerssituatie en daarentegen wel past bij het (recreatief) beoefenen van de wielersport. Dat Deelnemer A (slachtoffer) naar eigen zeggen niet op een racefiets, maar op een hybridefiets zat, maakt dit niet anders Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat in het onderhavige geval sprake is van een sport- en spelsituatie, zodat de daarvoor geldende ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ van toepassing is.

Onrechtmatig handelen in een sport- en spelsituatie?NEE!
Voor zover Deelnemer A (slachtoffer) zich op het standpunt stelt dat het handelen van Deelnemer B ("dader") de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ die voor sport- en spelsituaties geldt, overstijgt, overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of een deelnemer aan een sport- en spelsituatie onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging waardoor aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, geldt als uitgangspunt dat voor het aannemen van onrechtmatigheid zwaardere eisen worden gesteld dan wanneer die gedraging niet in het kader van die sport- of spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. Gedragingen die buiten die sport- of spelsituatie onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zouden zijn geweest, behoeven binnen die situatie dit karakter niet te hebben omdat de deelnemers aan het spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen, althans slecht gecoördineerde, verkeerd getimede, onvoldoende doordachte handelingen, waartoe het spel uitlokt van elkaar hebben te verwachten. Zo’n gedraging wordt niet onzorgvuldig op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat een van de deelnemers ernstig letsel oploopt (HR 19 oktober 1990, LJN: AD1456).
Een gedraging van een deelnemer aan een sport kan niettemin onrechtmatig worden geacht als deze gedraging buiten de regels van het spel, althans buiten de normaal aanvaardbare risico’s van het spel valt en derhalve abnormaal gevaarlijk is, zodat de gedraging door de andere deelnemers aan het spel niet verwacht behoefde te worden. (HR 28 juni 1991, LJN: ZC0300).
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van Deelnemer B ("dader") de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ die voor sport- en spelsituaties geldt, niet overstijgt en overweegt daartoe als volgt. Gesteld noch gebleken is dat Deelnemer B ("dader") bij het fietsen een groter risico heeft genomen dan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. De enkele omstandigheid dat de voet van Deelnemer B ("dader") uit de toeclip is geschoten, is daartoe onvoldoende. De relevantie - in dit verband - van de stelling van Deelnemer A (slachtoffer) dat Deelnemer B ("dader") op een geleende fiets reed, ontgaat de rechtbank, temeer nu Deelnemer B ("dader") onweersproken heeft gesteld dat hij de fiets al een jaar te leen had en hij nooit eerder problemen met de toeclip heeft ondervonden. Ook als Deelnemer B ("dader"), nadat zijn voet uit de toeclip was geschoten, een zwaaibeweging zou hebben gemaakt, zoals Deelnemer A (slachtoffer) stelt, geldt dat die enkele gedraging in het kader van de cycletour niet als abnormaal gevaarlijk kan worden bestempeld, in de zin dat Deelnemer A (slachtoffer) deze gedraging niet behoefde te verwachten. Deelnemer A (slachtoffer) heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat Deelnemer B ("dader") zich abnormaal gevaarlijk heeft gedragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Deelnemer B ("dader") niet aansprakelijk is voor de door Deelnemer A (slachtoffer) als gevolg van het ongeval geleden schade. Hieruit volgt tevens dat Deelnemer B ("dader") en Delta Lloyd niet gehouden zijn de door Deelnemer A (slachtoffer) geleden schade te vergoeden.

Oordeel

De verzoeken van Deelnemer A (slachtoffer) zullen dan ook worden afgewezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten