donderdag 29 maart 2012

Geen aansprakelijkheid voor ongeval tijdens tennisles



De feiten
Neways is werkgever van A. Op 1 juni 2004 heeft zich een ongeval voorgedaan tijdens een tennisles op de tennisbaan van  Neways waarbij A oog- en hersenletsel heeft opgelopen. Tijdens de tennisles, gegeven door een trainer van Neways, heeft een speler op enig moment een bal geslagen die vrij kort over het net kwam. B is toen naar het net gesprint en heeft de bal, in zijn loop rechtdoor in de richting van A geslagen. A was op dat moment achter de baseline van de baan ballen aan het rapen. Toen A vanuit gebukte houding omhoog kwam en zijn gezicht naar het net draaide, kreeg hij de door B geslagen bal in het gezicht op het oog. Hij is even buiten bewustzijn geweest. In het ziekenhuis werd aanvankelijk alleen oogletsel vastgesteld. Later bleek A ook hersenletsel te hebben opgelopen. 

Het geschil
A en Neways vorderen dat B aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het tennisongeval en veroordeling van B tot betaling van schadevergoeding; Hier valt ook onder de netto-loonschade die Neways heeft omdat A niet kan werken.  
Neways voert hiertoe aan dat B handelde in strijd met het doel van de opgedragen spelvorm, te weten een tennisles waarbij de spelers het spel rustig vanachter de baseline gaande moeten houden door de ballen diagonaal met topspin over en weer te slaan.
Bij vonnis van 21 februari 2007 heeft de rechtbank de vordering afgewezen. 

De beoordeling
Het hof oordeelt als volgt. 
Gedragingen die buiten de spelsituatie als onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zijn aan te merken, behoeven binnen een spelsituatie niet als zodanig te worden beschouwd omdat de deelnemers aan het spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede, onvoldoende doordachte handelingen of andere gedragingen waartoe het spel uitlokt van elkaar hebben te verwachten (HR 20 februari 2004,NJ 2004, 238). 
Het hof is van oordeel dat de in dit geding omstreden gedraging van B is aan te merken als een gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede en onvoldoende doordachte handeling waartoe het spel, in dit geval het tennisspel, uitlokt. Derhalve is die gedraging jegens A niet aan te merken als een onrechtmatig handelen. 

De beslissing
Het hof: 
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank van 21 februari 2007.

De uitspraak staat HIER

dinsdag 27 maart 2012

ADO Den Haag moet adequaat optreden tegen antisemitische spreekkoren



De feiten
Tijdens een wedstrijd tussen ADO Den Haag en Ajax hebben supporters van ADO antisemitische uitlatingen gedaan in de vorm van spreekkoren. ADO heeft hier niet tegen opgetreden. De stichting Bestrijding Antisemitisme (BAN) vind dit onbegrijpelijk.

Het geschil
Stichting BAN vordert dat ADO voortaan de door haar georganiseerde voetbalwedstrijden onmiddellijk stil laat leggen indien spreekkoren worden aangeheven die antisemitisch zijn, althans waarin het woord "joden" voorkomt in enige samenstelling
ADO weerspreekt de vorderingen en voert onder andere aan dat ADO de spreekkoren niet gehoord heeft.

De beoordeling
Volgens de rechter is ADO de eerstverantwoordelijke om op te treden tegen ongewenste spreekkoren en is daarop ook aanspreekbaar. De tijdens de wedstrijd ADO Den Haag-Ajax op 20 maart 2011 aangeheven spreekkoren zijn antisemitisch en kwetsend en daarmee ongewenst en ontoelaatbaar. De stelling van ADO dat zij de spreekkoren niet heeft waargenomen is ongeloofwaardig. Op grond van de maatschappelijke verantwoordelijkheid, alsmede de KNVB-regels en haar eigen Huisregels rustte op ADO de plicht om daartegen onmiddellijk op te treden. Daaraan doet niet af dat de spreekkoren slechts van korte duur en niet voldoende massaal zouden zijn geweest. In geval van een eenmalig en ongewenst spreekkoor behoeft een BVO (betaald voetbal organisatie) geen directe - naar buiten toe kenbare - actie te ondernemen. Doel daarvan is immers het voorkomen of beëindigen van het spreekkoor, waarvan in die situatie geen sprake is. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat op 20 maart 2011 regelmatig en bij herhaling ontoelaatbare spreekkoren plaatsvonden. ADO diende daartegen onmiddellijk op te treden, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat ook te hebben gedaan. Ontoelaatbare spreekkoren behoeven niet te leiden tot directe stillegging van de wedstrijd. Het staat een redelijk handelende BVO vrij om alvorens daartoe over te gaan eerst een aantal andere - minder ingrijpende, maar wel in ernst toenemende - maatregelen te treffen. Pas als dat geen effect heeft, zal uiteindelijk moeten worden overgegaan tot - al dan niet tijdelijke - stillegging van de wedstrijd. Op mogelijke organisatorische problemen en/of risico's voor de handhaving van de openbare orde dient de BVO te anticiperen. Het nalaten van ADO tijdens de bewuste wedstrijd brengt mee dat ADO onrechtmatig heeft gehandeld. Op grond van uitlatingen van ADO moet worden aangenomen dat zij in de toekomst niet anders zal handelen dan zij deed op 20 maart 2011.

De beslissing
De voorzieningrechter:
Gebiedt ADO om onmiddellijk adequate maatregelen te treffen indien zich tijdens door haar georganiseerde voetbalwedstrijden langdurig, dan wel - in geval van kortstondigheid - bij herhaling antisemitische spreekkoren voordoen, waarin het woord "joden" in enige samenstelling voorkomt, teneinde die spreekkoren te beëindigen en/of nieuwe spreekkoren te voorkomen, welke maatregelen zo nodig dienen uit te monden in het stilleggen van de betreffende wedstrijd;voorkomen, welke maatregelen zo nodig dienen uit te monden in het stilleggen van de betreffende wedstrijd;

De uitspraak staat HIER

maandag 26 maart 2012

Geen onrechtmatige hinder door baanverlichting tenniscomplex



De feiten
De eisers wonen naast tenniscomplex van Tenniscentrum Oldenzaal. De eisers ondervinden hinder van de baanverlichting van het tenniscomplex.

Het geschil
De vraag in dit geschil is of eisers als directe buren van het tenniscomplex hinder van de baanverlichting ondervinden, en is deze hinder als onrechtmatig aan te merken? Ter beoordeling van deze vraag heeft de voorzieningenrechter zich op 16 november tussen 20.00 en 21.00 uur persoonlijk van de situatie ter plaatse op de hoogte gesteld. De waargenomen omstandigheden kunnen kort en zakelijk worden beschreven als volgt. De bomen tussen het tenniscomplex en de woning van de eisers waren gedeeltelijk, maar nog niet volledig vrij van gebladerte. Alle buitenverlichting van het tenniscomplex was ontstoken.
De woning van de eisers staat schuin tegenover het tenniscomplex aan de overkant van de straat. Hun onderlinge afstand bedraagt, ruw geschat, ongeveer 100 meter.
De voorzieningenrechter heeft de lichtinstraling in de woonruimte van de eisers vanaf het tenniscomplex bekeken vanuit verschillende kamers. Vanuit de kamers was het licht van het tenniscomplex door de bomen duidelijk zichtbaar. De intensiteit van het licht was echter niet groot, en duidelijk minder fel dan het licht van de openbare straatverlichting ter plaatse. Ook in de tuin achter de woningen kon weliswaar licht van het complex worden waargenomen, maar minder fel dan aan de straatkant van de woningen.
De voorzieningenrechter kan zich wel voorstellen dat de eisers het licht van het complex niet fraai vinden, en het daarom hinderlijk vinden. De door de intensiteit van het licht van het complex ondervonden hinder acht de voorzieningenrechter niet erg groot. Het licht lijkt ook niet zo sterk dat het niet adequaat kan worden tegengehouden door normale gordijnen. In de tuin zou dit licht ook makkelijk worden tegengegaan door bijvoorbeeld beplanting

Beslissing
Er is dus geen sprake van ernstige hinder of overlast als gevolg van de gestelde lichtinstraling, dat de tennisvereniging en de gemeente onrechtmatig jegens de eisers handelen. Daaruit volgt dat de vordering niet kan worden toegewezen. Volledigheidshalve en voor alle duidelijkheid overweegt de voorzieningenrechter nog dat dit vonnis niets afdoet aan de verplichting van de tennisvereniging om zich te houden aan de tijden, gedurende welke het licht aan mag staan. Van de gemeente zou nog kunnen worden gevraagd om ervoor te zorgen dat de groenstrook met bomen tussen het tenniscomplex en de straat aan de zijde van de woningen van de eisers dicht met bomen beplant blijft.

De uitspraak staat HIER

zondag 25 maart 2012

Ruzie over promotie naar de eerste klasse amateurvoetbal



De feiten
PFC is een amateurvoetbalclub en is in het seizoen 2009/2010 3e geworden in de 2e klasse van het district West II. Op 9 mei 2010 heeft PFC een beslissingswedstrijd gespeeld tegen voetbalvereniging GDA. GDA heeft de beslissingswedstrijd gewonnen en is hierdoor rechtstreeks gepromoveerd naar de eerste klasse. PFC kon nog naar de eerste klasse, maar dan moest de nacompetitie gewonnen worden. Deze werd verloren. SCO’63 wordt 2e en TOGB wint de nacompetitie en gaat naar de eerste klasse.
Het districtsbestuur heeft van een andere voetbalvereniging, Tonegido, vernomen dat zij opgeheven zal worden. Tonegido zou uitkomen in de eerste klasse. Dit betekent dat er een open plaats komt in de eerste klasse. Het districtsbestuur heeft laten weten dat SCO’63 deze plaats krijgt. Hier is PFC het niet mee eens aangezien PFC 3e is geworden in de competitie.

Het geschil
PFC vordert dat de KNVB PFC laat promoveren naar de eerste klasse voor het voetbalseizoen 2010/2011. Op basis van de 3e plaats in de competitie zou PFC recht hebben op een plaats in de eerste klasse. Gezien de extra plaats had de beslissingswedstrijd tussen PFC en GDA niet gespeeld hoeven worden. SCO’63 is in de reguliere competitie als vierde geëindigd.
Uit het reglement volgt dat de opengevallen plaats wordt aangevuld met de periodekampioenen, zijnde de deelnemers van de nacompetitie. Indien de plaats daarmee niet opgevuld kan worden, dan komt het elftal dat in de eindrangschikking de meeste punten heeft behaald (PFC) in aanmerking voor promotie.
SCO’63 en PFC hebben beiden nacompetitie gespeeld. Het reglement bepaalt dat het districtsbestuur op een door hen te bepalen wijze de open plaats opvult. Het districtsbestuur heeft een keuzevrijheid met betrekking tot welk elftal in aanmerking komt voor het opvullen van de opengevallen plaats. Dit betekent dat het feit dat zowel SCO’63 als PFC periodekampioen zijn geworden, geen gegeven is voor opvulling door één van deze elftallen van de opengevallen plaats.

De beslissing
In de nacompetitie van de periodekampioenen was SCO’63 de verliezend finalist en is op grond van voornoemd reglement gepromoveerd naar de eerste klasse. Het standpunt van PFC dat zij tot de eerste klasse moet worden toegelaten omdat zij als derde in de reguliere competitie is geëindigd, wordt op grond van voornoemd reglement verworpen. Indien PFC het niet met het reglement eens is dan dient zij dit voor te leggen aan de Algemene Vergadering Amateurvoetbal.
Aan de stelling van PFC dat de beslissingswedstrijd tegen GDA achterwege had kunnen blijven zegt de rechter het volgende. Het districtsbestuur West II heeft pas na voornoemde beslissingswedstrijd van Tonegido vernomen dat zij zich zou terugtrekken uit de eerste klasse.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het districtsbestuur in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. Van een tekortkoming dan wel onrechtmatig handelen jegens PFC is geen sprake.

De uitspraak staat HIER

woensdag 21 maart 2012

Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld



Voor de fijnproevers: beleidsregels OM voor bestrijding voetbalvandalisme.

Deze aanwijzing stelt regels omtrent de (pre)opsporing, de vervolging van voetbalvandalisme en de daarop betrekking hebbende informatieverstrekking aan de KNVB.
De aanwijzing geeft een nadere uitwerking van de rol van het OM, zoals deze is neergelegd in het Beleidskader voetbalvandalisme en voetbalgeweld 2010.

De tekst staat HIER

Tennisvereniging stapt uit de competitie en mag jaar later niet weer op zelfde niveau meedoen



De feiten
Tennisvereniging Groenekan heeft zich in 2008 teruggetrokken uit de Eredivisie Gemengd Proftennis georganiseerd door de KNLTB (Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond). Deze terugtrekking had als reden dat er geen duidelijkheid kwam over de speelperidoe.. Nu wil Groenekan meedoen aan de Eredivisie Gemengd Proftennis. Dit is niet mogelijk, want volgens het reglement moet na terugtrekking in de laagste klasse begonnen worden.

Het geschil
Tennisvereniging Groenekan vordert dat de KNLTB wordt bevolen om de Tennisvereniging alsnog toe te laten tot de Eredivisie Gemengd Proftennis 2009.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Tennisvereniging Groenekan verklaard dat zij op het moment dat zij zich uit de competitie Eredivisie Gemengd Proftennis 2008 terugtrok bekend was met de regel dat bij terugtrekking alleen in de laagste competitieklasse weer begonnen kan worden.
De door Tennisvereniging Groenekan in dit verband aangevoerde omstandigheid dat de KNLTB lange tijd onduidelijkheid heeft laten bestaan over de vraag of de door haar voorgenomen wijziging van de speelperiode betreffende de Eredivisie Gemengd Proftennis zou worden ingevoerd en heeft nagelaten daarover duidelijkheid te geven binnen de door Tennisvereniging Groenekan gestelde termijn, is daarvoor niet redegevend voor het uit de competitie stappen.

Beslissing
Het was voor Groenekan ook mogelijk om een schriftelijk dispensatieverzoek te doen en zo niet in de laagste competitieklasse te starten.
De KNLTB heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat Tennisvereniging Groenekan dit verzoek nog steeds kan indienen, maar dat dit niet tot gevolg zal hebben dat Tennisvereniging Groenekan in 2009 zal mogen meedoen aan de Eredivisie Gemengd Proftennis. Wel bestaat volgens de KNLTB de mogelijkheid dat Tennisvereniging Groenekan in 2009 zal kunnen uitkomen in de hoofdklasse.  Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken die de conclusie kunnen dragen dat de KNLTB  naar aanleiding van een schriftelijk en met redenen omkleed dispensatieverzoek van Tennisvereniging Groenekan in redelijkheid niet zal kunnen besluiten dat Tennisvereniging Groenekan in 2009 niet zal kunnen uitkomen in de Eredivisie Gemengd Proftennis, maar wel in de hoofdklasse. Uit de dispensatiebepaling en de overige bepalingen in het Competitiereglement 2008 volgt niet dat de KNLTB indien zij gebruik wil maken van haar bevoegdheid om dispensatie te verlenen, dient te bepalen dat het teruggetrokken team weer in dezelfde klasse kan spelen als waarin zij op het moment dat zij zich terugtrok speelde. Indien de KNLTB gebruik wil maken van haar bevoegdheid om dispensatie te verlenen dan staat het haar vrij om in dat verband te beslissen dat het team dat zich voor of tijdens de competitie heeft teruggetrokken uitkomt in een hogere competitieklasse dan de laagste klasse. Dat dit het geval is, ligt besloten in de bepaling waarvan dispensatie wordt verleend, te weten de bepaling dat een ploeg die voor of tijdens de competitie wordt teruggetrokken in het volgende bondsjaar uitsluitend in de laagste competitieklasse mag worden ingeschreven. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Tennisvereniging Groenekan zal worden afgewezen.

De uitspraak staat HIER

dinsdag 20 maart 2012

Antwoorden van de minster op kamervragen over matchfixing


Het antwoord van minister Schippers op kamervragen van Van Dekken en Recourt over matchfixing en het verkopen van de voetbalwedstrijden staan HIER

Hockeyvereniging aansprakelijk voor letsel van jonge hockeyer opgelopen tijdens oefenwedstrijdje



De feiten
Op 21 september 2001 is de minderjarige zoon van de eisers (de ouders) ten val gekomen op het miniveld van de hockeyvereniging van de gedaagde.
De jongen had een uitwedstrijd tegen de hockeyvereniging van gedaagde. Voor de wedstrijd wilde hij nog even hockeyen met teamgenoten op het afgerasterde miniveld. Na ongeveer een halve minuut kwam hij ten val tegen een aldaar opgesteld bankje. Door zijn val liep de jongen ernstig letsel op en moest hij naar de eerste hulp van het ziekenhuis. Daar werden in zijn linkerbeen 24 hechtingen gezet. Ook nu heeft hij met bepaalde gedragingen nog steeds last van dat toen opgelopen letsel. 

Het geschil
De eisers (de ouders) hebben gevorderd dat de gedaagde (de hockeyclub) zal worden veroordeeld om een bedrag van € 4.000,00 als vergoeding voor, door hun zoon geleden immateriële schade, alsmede veroordeling van de hockeyclub in de kosten van het geding. 
De eisers stellen zich op het standpunt dat de hockeyclub aansprakelijk is voor de door hun zoon geleden en nog te lijden schade als gevolg van de val.
De eisers stellen dat er tegen hun zoon onrechtmatig is gehandeld. De bewuste bankjes hadden zeer scherpe randen en de staven van het zitvlak hadden geen plastic dopjes op het einde. De hockeyclub had, volgens de eisers, met eenvoudige en goedkope maatregelen dit euvel kunnen verhelpen, maar heeft dit nagelaten.

De hockeyclub heeft de aansprakelijkheid afgewezen. De hockeyclub stelt dat van een onrechtmatige daad geen sprake is. De bewuste bankjes worden gebruikt door het hele land en de meeste sportvelden in Nederland hebben rondom het veld een verharde strook waar zich bankjes op bevinden. 

De beoordeling
De kantonrechter neemt als uitgangspunt aan dat het onrechtmatig kan zijn anderen in gevaar te brengen door niet te anticiperen op onvoorzichtig en roekeloos gedrag van die anderen. 
Het antwoord op de vraag of dat onrechtmatig is hangt af van de kans op zulk roekeloos en onvoorzichtig gedrag, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan en de ernst van de gevolgen van zulke ongevallen.
In casu is gebleken dat het betreffende veldje middels een bord van 100x50 cm is aangeduid als “miniveld”. De voorzitter van hockeyclub heeft verklaard dat het miniveld bedoeld en ingericht is voor “mini’s”, kinderen tot maximaal 7 à 8 jaar. Ook geeft hij toe dat het veldje ook wel is gebruikt wordt door oudere kinderen die daar eigenlijk niet thuis horen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen van 10 jaar en ouder, met name in spelsituaties, krachtiger kunnen reageren dan kinderen van 7 of 8 jaar. Een forse aanraking met objecten op zéér korte afstand van het speelveld is in dat geval te beschouwen als een redelijke mogelijkheid. Naar het oordeel van de kantonrechter had de hockeyclub dan ook rekening moeten houden met de mogelijkheid van ongelukken en er beter op toe had moeten zien dat kinderen ouder dan 8 jaar niet op het veld spelen.
Nu dit klaarblijkelijk niet is gebeurd, moet dit nalaten van de hockeyclub als onrechtmatig worden gekwalificeerd.
Alle voorgaande omstandigheden meegenomen is de kantonrechter van oordeel dat een vergoeding ter grootte van € 2.000,- als redelijk en billijk moet worden beschouwd. 

De beslissing
De rechtbank:
- Veroordeelt de hockeyclub om € 2.000,00, schadevergoeding te betalen alsmede tot betaling van een bedrag van € 357,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten. 
- Veroordeelt de hockeyclub voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 687,44,

De uitspraak staat HIER

maandag 19 maart 2012

Gedrag ouders geen reden voor weigering deelname aan judotoernooi



De feiten
Eisers zijn de ouders van de minderjarige sporter. Hij beoefent de judosport op het hoogste niveau. De vereniging Judo Associatie Curaçao is de overkoepelende organisatie van verenigingen die op Curaçao de judosport bevorderen.
De sporter wil in juli 2010 deelnemen aan de Junior US Open Judo Championships. De vereniging zal daar met een delegatie vertegenwoordigd zijn. De vereniging heeft de sporter laten weten zijn kandidatuur voor deelname niet te ondersteunen. Zijn deelname aan het kampioenschap wordt daardoor geblokkeerd.

Het geschil
De ouders vorderen dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
De vereniging zal bevelen de sporter op te nemen in de afvaardiging en uit te zenden naar het kampioenschap. Aan hun vordering leggen eisers ten grondslag dat de vereniging oneigenlijke gronden aanvoert voor het uitsluiten van de sporter voor het kampioenschap. De reden zou zijn dat de moeder van de sporter contact had opgenomen met het Nederlands Antilliaans Olympisch Comite, volgens de vereniging had zij dit niet mogen doen buiten de vereniging om. De andere reden is dat er gesteld wordt dat de vader van de sporter de vereniging heeft proberen op te lichten.
De vereniging stelt dat de belangrijkste reden voor de uitsluiting van de sporter voor het kampioenschap is dat hij onvoldoende heeft getraind, alsmede dat zijn opstelling onsportief en niet professioneel is. De sporter zou er meermalen op zijn gewezen dat zijn aanwezigheid bij de trainingen een voorwaarde was voor deelname aan internationale kampioenschappen.

De Beslissing
De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de sporter erop heeft gewezen dat hij niet zou kunnen deelnemen aan het kampioenschap, als hij niet vier keer per week zou trainen.
De vereniging geeft als reden voor uitsluiting van deelname aan het kampioenschap een door haar gestelde poging tot fraude door de vader van de sporter en het contact zoeken van de moeder met het Olympisch Comite aan. In redelijkheid kunnen de door de vereniging aan de ouders van de sporter verweten gedragingen geen reden zijn voor uitsluiting van deelname van de sporter aan het kampioenschap. In beginsel zouden de sportieve prestaties van de betrokkene tot criterium moeten worden genomen en niet het handelen van diens ouders.
De uitsluiting van de sporter van deelname aan het kampioenschap is dus onrechtmatig. Het gevorderde bevel tot opname van de sporter in de afvaardiging wordt daarom toegewezen.

De uitspraak staat HIER

vrijdag 16 maart 2012

Commissie Gelijke Behandeling: Organisatie marathon Utrecht maakt verboden onderscheid op grond van ras en nationaliteit bij de verdeling van start- en prijzengeld




Situatie
De Stichting UtrechTrent organiseert de Jaarbeurs Utrecht Marathon. In 2011 heeft deze Stichting voor de categorie Mannen Senior (18 tot en met 34 jaar) een groot deel van het budget alleen beschikbaar gesteld voor het start- en prijzengeld voor twintig geselecteerde atleten. Deze atleten moesten een Nederlandse wedstrijdlicentie hebben en in Nederland wonen. Zij waren geselecteerd op grond van hun potentie om een marathon in minder dan 2:30 uur te lopen. De geselecteerde atleet die het hoogst eindigde binnen de geselecteerde groep van twintig krijgt €10.000 aan prijzengeld. De nummer twintig binnen de groep van de geselecteerde kandidaten krijgt €250,-. Dat geldt onafhankelijk van hun plaats in het totaal klassement van de marathon. Dus ook als deze atleten bijvoorbeeld niet bij de snelste vijf of tien atleten van de Marathon zouden behoren.  Andere atleten, buiten de selectie van deze twintig atleten,  kunnen deelnemen aan de marathon maar komen in aanmerking voor veel lager prijzengeld. De winnaar van de marathon kan maar maximaal €100,- aan prijzengeld winnen, de nummer twee €80,- . De Jaarbeurs Utrecht Marathon is gewonnen door een van de geselecteerde atleten, hij ontving aan prijzengeld €10.100.  De tweede plaats werd ingenomen door een Keniaanse atleet, hij ontving €80 aan prijzengeld.

Oordeel
De Commissie oordeelt dat de Stichting UtrechTrent verboden onderscheid maakt op grond van ras en nationaliteit.

Toelichting
De Stichting heeft beargumenteerd dat zij graag de hardloopsport in Nederland wil bevorderen. Daarom heeft zij in samenwerking met de Nederlandse Atletiekunie, een stimuleringsprogramma opgezet. Dit bestond onder andere uit extra trainingen ter voorbereiding op de Jaarbeurs Utrecht Marathon. In deze marathon zouden de geselecteerde atleten het tegen elkaar opnemen in de ‘Dutch Battle’.  Dit is het sluitstuk van het stimuleringsprogramma. De trainingen werden georganiseerd en betaald door de Atletiekunie, de Stichting stelde het prijzengeld aan de geselecteerde atleten ter beschikking. Op deze manier hoopt de Stichting nieuwe helden te creëren voor de hardloopsport in Nederland. Alhoewel de Commissie begrip heeft voor deze doelstelling,  is de manier waarop dit gebeurt onderscheidmakend. De Stichting hanteert onder meer het criterium woonplaats voor de selectie.  Hierdoor worden met name atleten met een andere afkomst en/of nationaliteit dan de Nederlandse benadeeld. De meesten van hen zijn immers op grond van dit criterium uitgesloten van het hogere prijzengeld.  Door aan deze andere atleten een veel lager prijzengeld te bieden, wordt deelname aan deze marathon voor hen veel minder aantrekkelijk. Het deelnemen aan dergelijke (internationale) hardloopwedstrijden vormt voor veel topatleten een belangrijke bron van inkomsten. Voor een dergelijk onderscheid moet een organisatie zoals de Stichting UtrechTrent dus een goede reden (objectieve rechtvaardiging) hebben. De Commissie acht het verschil in prijzengeld tussen een geselecteerde atleet en alle overige atleten in deze categorie Mannen Senior niet proportioneel, het verschil is te groot. Gelet op het belang van atleten om een hoog bedrag aan prijzengeld te winnen en de grote groep die de Stichting van dat hoge bedrag aan prijzengeld uitsluit, concludeert de Commissie daarom dat het onderscheid dat de Stichting maakt, verboden is.

De uitspraak staat HIER

donderdag 15 maart 2012

Commissie Gelijke Behandeling: in algemene voorwaarden opnemen van verbod om "eigen taal" te spreken in sportschool is verboden onderscheid op grond van ras



De sportschool Indoor Action V.O.F. heeft verboden onderscheid op grond van ras gemaakt door in de Algemene Voorwaarden op te nemen dat de voertaal Nederlands of Engels is, en dat het onderling spreken van de ‘eigen taal’ niet is toegestaan. Indoor Action V.O.F. heeft geen verboden onderscheid op grond van ras gemaakt door ten behoeve van het veilig kunnen sporten de eis te stellen dat sporters op basaal niveau Nederlands of Engels moeten kunnen verstaan en spreken.

De uitspraak staat HIER

woensdag 14 maart 2012

Commissie Gelijke Behandeling: verbod van fitnessclub tot dragen van hoofddoek is verboden onderscheid op grond van godsdienst




Fitness & Health Center Rijkerswoerd maakt verboden onderscheid op grond van godsdienst door vrouw te verbieden tijdens het sporten een hoofddoek te dragen. Geen vermoeden dat ook onderscheid op grond van ras jegens de vrouw is gemaakt, omdat niet is gebleken dat de vrouw verplicht werd Nederlands te spreken.

De relevante rechtsoverwegingen:
3.3 Artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) verbiedt, in samenhang met artikel 1 van deze wet, onderscheid op grond van godsdienst en ras bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten indien dit geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De activiteiten van verweerster als commerciële exploitant van een sportaccommodatie vallen onder onderdeel a van artikel 7, eerste lid, AWGB


3.9 Verweerster heeft toegelicht dat zij het hoofddekselverbod hanteert in het kader van de veiligheid van de sporters. Zo bestaat het gevaar van beklemming door een (loszittende) hoofdbedekking die verstrikt kan raken in de sportapparaten. Daarnaast bestaat er een risico van oververhitting van de sporter, omdat door de hoofdbedekking het zweet mogelijk niet goed weg kan, aldus verweerster


3.10 De Commissie acht het doel legitiem. Het waarborgen van de veiligheid is voldoende zwaarwegend en heeft geen discriminerend oogmerk. Voorts kan een hoofddekselverbod bijdragen aan de veiligheid van de sporters. De Commissie is van oordeel dat het middel om het doel te bereiken echter niet noodzakelijk is aangezien er alternatieven voorhanden zijn. Zo kan verweerster van haar cliënten, die om religieuze redenen een hoofddoek dragen, verlangen dat zij een sporthoofddoek dragen, een hoofddoek die speciaal is ontworpen om mee te sporten (vergelijk CGB 1 april 2010, 2010-54, r.o. 3.12). Verzoekster en verweerster hebben echter destijds deze optie niet besproken.

3.11 Op grond van het bovenstaande oordeelt de Commissie dat geen objectieve rechtvaardiging aanwezig is voor het gemaakte onderscheid



De uitspraak staat HIER

Student stelt ROC aansprakelijk voor schade ontstaan tijdens door school georganiseerde activiteit


De feiten 
Een student heeft letselschade opgelopen tijdens een door de school georganiseerde kartwedstrijd. De student stelt de school, het ROC Twente, aansprakelijk voor de schade. Het ROC van Twente heeft voor alle ingeschreven studenten een verzekering afgesloten. 
De verzekeraars hebben uitkering geweigerd op grond van art. 3 van de polis van de hiervoor bedoelde verzekering. Kort gezegd is in genoemd artikel bepaald dat verzekeraars niet tot uitkering gehouden zijn indien een ongeval plaatsvindt bij het deelnemen door verzekerde aan een snelheidswedstrijd met motorrijtuigen, motorvaartuigen, bromfietsen, (motor)rijwielen of voorbereidingen hiervoor. De student is al bij de rechtbank en het gerechtshof geweest waar zij te horen kreeg zelf aansprakelijk te zijn.

Het geschil
De student stelt dat het ROC toerekenbaar is tekortgeschoten doordat het ROC haar als minderjarige heeft laten deelnemen aan een verplichte onderwijsactiviteit, terwijl daarvoor geen adequate dekking op grond van een verzekering bestond, althans dat het ROC bij haar het vertrouwen heeft gewekt dat er een adequate ongevallenverzekering was. Nu de verzekeraar niet uitbetaald vordert de student de schade op het ROC.

De beoordeling
Vast staat dat het ROC een dergelijke verzekering heeft afgesloten en dat de student als verzekerde rechten aan deze polis kon ontlenen. Zij heeft die rechten ook ingeroepen, maar heeft moeten ervaren dat de verzekeraar met een beroep op een uitsluitingbepaling dekking heeft geweigerd. Vervolgens heeft zij het ROC aansprakelijk gesteld voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden schade. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat van algemene bekendheid is dat ongevallenverzekeringen beperkingen en uitsluitingen van de dekking kennen, in het bijzonder bij risicovolle activiteiten. Verder is van belang dat de student niet gemotiveerd heeft weersproken dat de schoolongevallenverzekering die het ROC heeft afgesloten de meest uitgebreide is die door verzekeraars aan scholen wordt aangeboden, en evenmin de stelling van het ROC dat zij nooit heeft geïnformeerd naar de inhoud van de schoolongevallenverzekering. In dat licht bezien kan niet gezegd worden dat de student redelijkerwijs een verdergaande dekking mocht verwachten dan die welke uit de schoolongevallenverzekering voortvloeit.

De beslissing 
De Hoge Raad: 
verwerpt het cassatie beroep van de student.
veroordeelt de student in de kosten van het geding in cassatie.

De uitspraak staat HIER

maandag 12 maart 2012

Mountainbiker rijdt toeschouwer aan





De stichting Berg tot Berg organiseert een mountainbikewedstrijd in Arnhem. Een deelnemer is bij het afdalen van een trap in het parcours ten val gekomen en tegen een toeschouwerster aangebotst. De toeschouwster lijdt ten gevolge van dit ongeval schade en spreekt de mountainbiker en de organisator Berg tot Berg aan.
Onder verwijzing naar het de criteria uit het kelderluikarrest komt de rechtbank tot de conclusie dat de organisator aansprakelijk is op grond van een door de organisatie gepleegde onrechtmatige daad. De rechtbank is van oordeel dat de organisator van de mountainbikewedstrijd, gelet op alle omstandigheden van dit geval tekortgeschoten is in de zorg die van haar, jegens de toeschouwster kon worden gevergd.
Die omstandigheden waren:
-          De valpartijen, in het bijzonder bij het afdalen van de trap waren voorzienbaar voor             Berg tot Berg.
-          Er waren in het verleden wel meer meldingen van valpartijen bij de trap. Op de trap             wordt op snelheid gereden en daar kunnen deelnemers bij vallen en daarom stond er             ook een EHBO-team
-          Berg tot Berg heeft de toeschouwers niet met borden of folders tegen dit gevaar             gewaarschuwd. De veiligheidsmaatregelen voor het publiek hebben daarin bestaan dat       Berg tot Berg een afzetlint vlak langs de trap heeft doen plaatsen en medewerkers bij       de trap heeft geposteerd om het publiek zo nodig te manen achter dit lint te blijven.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanrijding met de toeschouwster voor Berg tot Berg in die mate voorzienbaar was dat het onzorgvuldig is te achten, en wel zo onzorgvuldig dat het onrechtmatig is, dat Berg tot Berg de toeschouwster zo dicht op zo’n risicovol deel van het parcours heeft toegelaten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het ongeval op eenvoudige wijze voorkomen had kunnen worden door het afzetlint niet pal naast de trap te plaatsen, maar op enige afstand daarvan. De mountainbiker zou dan, nadat hij de macht over het stuur had verloren, niet meteen in het publiek zijn beland.
Verder is van belang dat Berg tot Berg bekend is met de potentieel ernstige aard van het letsel van vallende deelnemers. Berg tot Berg had immers een arts paraat staan om gevallen deelnemers te behandelen. Gelet op haar bekendheid met de gevaren voor de deelnemers moet het voor Berg tot Berg ook voldoende voorzienbaar zijn geweest dat een botsing met het publiek ernstige gevolgen voor dat publiek zou kunnen hebben.
De mountainbiker acht de rechtbank niet aansprakelijk. Het ongeval vond volgens de rechtbank, plaats tijdens de wedstrijd waar de mountainbiker aan deel nam. Een wedstrijdsituatie wordt in het algemeen daardoor gekenmerkt dat de deelnemers in hun wedijver grotere risico’s nemen dan in het gewone maatschappelijke verkeer gebruikelijk is.
Daarbij is tevens van belang dat de aan de wedstrijd inherente risico’s, met name bij het afdalen van de trap, voor spektakel zorgen en dat daarin mede de aantrekkingskracht voor de toeschouwer is gelegen. De toeschouwster was om die reden ook bij de trap gaan kijken.
De toeschouwster mocht derhalve tot op zekere hoogte gevaarlijk gedrag van de mountainbiker verwachten. Het ongeval is niet te wijten aan zodanig risicovol rijgedrag van de mountainbiker dat de toeschouster daarop niet bedacht hoefde te zijn.

De uitspraak staat HIER

vrijdag 9 maart 2012

Schaalmodel NAC stadion is verveelvoudiging in zin auteurswet. inbreuk rechten architect.

LJN: BT2760, Rechtbank Arnhem , Datum: 27-09-2011

De feiten
BO.2 Architectuur is de architect van hetvoetbalstadion van NAC.
Zij zijn met Heijboer c.s. overeenkomst aangegaan:

- Licentiegever is auteursrechthebbende op het door hemgemaakte werk ter zake van het stadion.
- Licentiegever en Licentienemers zijn overeengekomen dathet een exclusieve licentie betreft, om schaalmodellen te vervaardigen en teverkopen.
Fanahave maakt inbreuk op de aan Heijboer c.s.toekomende intellectuele eigendomsrechten.

Het geschil
Fanahave wordt door Heijboer c.s. bevolen metonmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere auteursrechtelijkeinbreuk van het stadion te staken en gestaakt te houden. Verder wordt Fanahavegeboden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan haar afnemers teverzoeken om het exemplaar van het schaalmodel aan haar af te geven en te latenvernietigen door Fanahave.
Fanahave maakt inbreuk op de aan BO.2 toekomende auteursrechten op het stadion,nu het miniatuurmodel een in miniatuurversie vervaardigde verveelvoudiging isvan het stadion. Bij een vergelijking van het stadion als auteursrechtelijkbeschermd werk en het miniatuurmodel als beweerdelijk inbreukmakend werk moetvolgens Heijboer c.s. worden vastgesteld dat het miniatuurmodel in zodanigemate auteursrechtelijk beschermde trekken van het stadion vertoont, dat detotaalindrukken die beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeeldat het miniatuurmodel als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt.

Dat in hetminiatuurmodel van Fanahave de wezenlijke kenmerken van het stadion zijnovergenomen ligt overigens ook voor de hand, omdat Fanahave juist een productop de markt heeft willen brengen dat een min of meer natuurgetrouwe weergave vormtvan het oorspronkelijke voetbalstadion. Immers, de voornaamste doelgroep vanhet miniatuurmodel zijn de NAC-supporters. Voor de hand ligt dat zij geenminiatuurmodel willen van een willekeurig voetbalstadion, maar dat van het RatVerlegh-stadion (het NAC-stadion), dat dus ook als zodanig herkenbaar moetzijn.

De beslissing
Het een en ander leidt tot de conclusie dat hetminiatuurmodel van Fanahave moet worden aangemerkt als een verveelvoudiging vanhet stadion, hetgeen een inbreuk oplevert op het overgedragen auteursrecht vanHeijboer c.s., voor die verveelvoudiging is geen toestemming gegeven.
De voorzieningenrechter beveeltFanahave met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iederauteursrechtelijke inbreuk ter zake van het stadion te staken en gestaakt tehouden en gebiedt Fanahave om aan haar afnemers te verzoeken om hun exemplaarvan het miniatuurmodel aan haar af te geven, om het voor eigen rekening tevernietigen.

De uitspraak staat HIER

School niet aansprakelijk voor ongeval tijdens gymnastiekles

LJN AY4382, Rechtbank Haarlem, datum:19-07-2006
De feiten
N. nam als brugklasser op de Da Vinci-school deel aan de gymnastiekles gegevendoor de docent lichamelijk opvoeding mevrouw P., die in dienst van Da Vinci is.
Tijdens deze gymnastiekles is N. bij het onderdeel hordelopen ten val gekomen, waarbijzij haar been op twee plaatsen heeft gebroken.
Da Vinci is door de rechtsbijstandverzekeraar van Z. (de vertegenwordiger vanN.) aansprakelijk gesteld voor schade tengevolge van het ongeval.

Het geschil
Z. vordert veroordeling van Da Vinci tot vergoeding van als gevolg van hetongeval te lijden schade. Het gaat hier om letsel dat is ontstaan in degymnastiekles onder leiding van een door Da Vinci aangestelde leerkracht,waarbij de te beantwoorden vraag is of de leerkracht bij het leiding geven istekortgeschoten in de zorg die van haar jegens de leerlingen van degymnastiekoefening kan worden gevergd.
P. over de genomen maatregelen:
Kinderen mogen niet meedoen als hun techniek onvoldoende is en evenmin als hunhouding niet goed is. In de klas van N. was dat niet aan de orde, de kinderendeden allemaal goed mee en de sfeer was goed. Tussen de banen waar deleerlingen liepen, waren vrije banen. Die ruimte tussen de hordebanen is nodigvoor de veiligheid. Ze mogen niet eerder lopen dan op het teken van P., dit uiteen oogpunt van veiligheid. Als een baan niet vrij is mag er nog niet gelopenworden.
N. kwam niet goed uit met haar passen. Wat je dan kunt doen is stoppen en om dehorde heenlopen (dit is ook een reden waarom er een baan naast vrij wordtgehouden) of doorgaan. Bij het doorgaan loop je of tegen de horde aan of jegaat toch springen en zet dan met het verkeerde been af. N. besloot door tegaan en te springen. Ze landde met haar voet op de horde en is omgeknakt. Haarbeen is daarbij op twee plaatsen gebroken.

De beslissing
Er wordt volgens een speciaal plan gewerkt. Er zijn maatregelen getroffenmet het oog op de veiligheid van de kinderen (o.a. lagere hordes metschuimrubber). Er zijn instructies ter voorkoming van ongevallen, zoals hetuitsluitend springen bij een vrije baan, die tevens de uitwijkmogelijkheid kanvormen in het geval een leerling bij een sprong niet goed uitkomt, en eenjuiste mate van concentratie bij de leerlingen.
Een en ander voert tezamen genomen tot de conclusie dat, in het licht van degenoemde inrichting van het gymnastiekonderwijs en de veiligheidsmaatregelendie P. heeft genomen, de kans op een ongeval niet zo groot was dat zij debewuste oefening niet had mogen laten uitvoeren. Da Vinci is derhalve nietaansprakelijk voor de schade die N. als gevolg van het ongeval heeft geledenwegens het ontbreken van een onrechtmatige gedraging van P..
Z. zal als de in het ongelijkgestelde partij in de proceskosten wordenveroordeeld.


De uitpsraak staat HIER

12 maanden gevangenisstraf voor afsteken vuurwerkbom in voetbalstadion



Binnensmokkelen in eenvoetbalstadion tijdens de voetbalwedstrijd Heracles-NEC van twee explosievevoorwerpen waarvan er één, een zogenaamde vuurwerkbom, tot ontploffing isgebracht. Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen bewezenverklaard.

Straf: Verdachte wordtveroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien (18) maanden, waarvan zes (6)maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;

De uitspraak staat HIER

De telegraaf pikt het berichtook op. HIER.

Een eerder bericht overdeze zaak in dagblad Tubantia. HIER.



woensdag 7 maart 2012

Paard verongelukt in cross country wedstrijd. Zijn sportvereniging, bond en/of parcoursbouwer aansprakelijk?



Aanvulling 22 mei 2014:
http://www.marieketencate.nl/:


Een ruiter neemt, met zijn paard deel aan een crosscountry wedstrijd. Bij een cross country wedstrijd dienen door ruiter en paardvolgens een vooraf bepaalde route verschillende soorten hindernissen te wordengenomen zoals wallen, waterbak passages, greppels en constructies metboomstammen.

Bij de 21ste hindernis gaathet mis. Het paard zet niet goed af, waardoor het niet hoog genoeg van de grondkomt en het in aanraking komt met de hindernis. Als gevolg hiervan zijn ruiteren paard ten val gekomen, waarbij het paard zo ernstig gewond is geraakt dathet ter plaatse door de dierenarts geeuthaniseerd.

De hindernis was nietgoed opgebouwd. Bij de hindernis heeft het paard niet hoog genoeg gesprongen enis daardoor met de voorbenen tegen het dak van de boerderij-hindernisaangekomen. Omdat de boerderij niet verankerd was is de hindernis twee keergekanteld waarbij de hindernis een veilige landing voor het paard belemmerde.

De ruiter spreekt driepartijen aan tot betaling van schadevergoeding. Ten eerste de organisator,paarden- en ponysportvereniging "Princenhage", ten tweede deKoninklijke Hyppische Sportfederatie en tot slot de parcoursbouwer, de makervan de hindernis.

Princenhage stelt niet aansprakelijkte zijn op grond van een onrechtmatige daad. Princenhage is van mening dat devereniging geen enkel verwijt treft en dat Princenhage de wedstrijd heeft georganiseerdmet inachtneming van de toepasselijke reglementen en met de grootst mogelijkezorgvuldigheid.

De rechtbank is vanmening dat het hier niet gaat om aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatigedaad, maar aansprakelijkheid op grond van het niet nakomen van de overeenkomsttussen Princenhage en de ruiter. De rechtbank stelt vast dat de ruiter zichvoor de, door Princenhage te organiseren wedstrijd, heeft ingeschreven metbehulp van een wedstrijdformulier, dat hij het verschuldigd inschrijfgeld heeftbetaald, dat hij akkoord is gegaan met de voorwaarden waaronder de wedstrijddoor Princenhage werd aangeboden

In de overeenkomst stondeen exoneratieclausule. De clausule luidde: “de wedstrijdgevende organisatie,noch ieder andere betrokkene bij de wedstrijd kan op enigerlei wijzeaansprakelijk en of verantwoordelijk worden gesteld omtrent schade in welkevorm dan ook aan personen, paarden en of materiaal. Zowel deelnemers alsbezoekers nemen deel en of zijn aanwezig op eigen risico.”

De ruiter meent, dat dezeclausule hem niet kan worden tegengeworpen op grond van maatstaven vanredelijkheid en billijkheid. De rechtbank is het met de ruiter eens. Princenhage is op grond van de overeenkomst gehouden om de ruiter een wedstrijd parcours aante bieden, dat voldort aan de veiligheidsregels. Wanneer het parcours hierin tekortschiet,zoals in dit geval, door handelen of nalaten van de parcoursbouwer is dit aanPrincenhage als organiserende vereniging toe te rekenen.

Het feit dat er geensprake was van opzet of roekeloosheid van Princenhage, dat de ruiter wist dater behoorlijke risico's aan deelname zaten en dat de ruiter op de hoogte wasvan de exoneratieclausule zijn voor de rechtbank niet doorslaggevend voorbeoordeling van de vraag of de clausule tussen partijen aansprakelijkheid in deweg staat. Anders ligt dat bij de verzekerbaarheid: vaststaat dat Princenhage (maarook de andere gedaagden) zich hebben verzekerd juist tegen het risico van ditsoort ongevallen. Gedaagden hebben dat gedaan omdat niet alleen het risico opeen ongeval groot is, maar ook omdat de schade in voorkomende gevallenaanzienlijk kan zijn. Nu zij juist met het oog op dit type schades deverzekeringsovereenkomst hebben gesloten ten behoeve van onder andere de ruitervalt niet in te zien, waarom Princenhage in redelijkheid nog een beroep opexoneratie toe zou moeten komen.

Princenhage is dusaansprakelijk voor de schade en het beroep op de exoneratieclausule gaat nietop.

De rechtbank acht ook deparcoursbouwer aansprakelijk. De parcoursbouwer verweert zich door te stellendat hij slechts werkte op verzoek van Princenhage, daar geen vergoeding voorkreeg en dat de technisch afgevaardigden hebben bevestigd dat de hindernis inorde was. Al deze argumenten overtuigen de rechtbank niet. Volgens de rechtbankvalt niet in te zien waarom de parcoursbouwer, als ontwerper en bouwer, van dehindernis niet aansprakelijk zou zijn, als vaststaat dat de schade het gevolg is van een of meer fouten aande hindernis.

De aansprakelijkheid vande Koninklijke Hyppische Sportfederatie wijst de rechtbank af. Feitelijk heeft deKoninklijke Hyppische Sportfederatie geen bemoeienis gehad bij de organisatievan de wedstrijd. Het enkele feit dat deze wedstrijd werd georganiseerd onderhaar auspiciën maakt haar immers nog geen mede organisator. De rechtbank vindtdan ook dat de Koninklijke Hyppische Sportfederatie niet aansprakelijk gesteldkan worden.

De rechtbank veroordeeltPrincenhage en de parcoursbouwer (nog) niet tot het betalen van schadevergoedingaan de ruiter. De rechtbank biedt Princenhage en de parcoursbouwer nog demogelijkheid om te bewijzen dat de schade ook zou zijn ontstaan als het parcourswel goed zou zijn opgebouwd.

De uitspraak staat HIER

maandag 5 maart 2012

Voor de paardenliefhebber: van hoefbevangenheid, laster, luchtzuiger en artrose

Hieronder vier vrijrecente uitspraken over de koop van een paard, waarbij de koper uiteindelijkniet blij was met de koop en zich tot de rechter wendde.

Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 01-11-2011
Inhoudsindicatie:
Paard met hoefbevangenheid. Overeenkomst gesloten o.i.v. dwaling. Koper vordertvergoeding van het geleden nadeel (art. 6:230 lid 2 BW). Vordering toegewezen.


Datum uitspraak: 01-02-2012
Datum publicatie: 17-02-2012
Inhoudsindicatie:
Vervolg op LJN: BP 3414.non-conformiteit van een paard. Na deskundigenbericht oordeelt de rechtbank datde non-conformiteit wegens de artrose en/of vanwege het (na wijziging van degrondslag van de eis aangevoerde) niet aan de teugel kunnen lopen, niet iskomen vast te staan. De buitengerechtelijke ontbinding door eiseres heeft dusgeen effect gehad. Vorderingen afgewezen, ook op de (meer) subsidiairegrondslagen nu daaraan hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt en degestelde feiten niet zijn komen vast te staan.

Datum uitspraak: 18-01-2012
Datum publicatie: 10-02-2012
Inhoudsindicatie:
Door eiseres van gedaagde gekochte pony "zuigtlucht" en is daarmee gebrekkig. Er is op tijd geklaagd en er is geensprake van schending van een onderzoeksplicht door eiseres. De stelling vangedaagde dat vanwege de aard van de zaak, te weten een levend dier, hetwettelijke bewijsvermoeden zoals neergelegd in artikel 7:18 lid 2 BW niet zougelden, gaat gelet op de wetsgeschiedenis niet op. Bewijsopdracht aan gedaagdedat het gebrek niet aanwezig was ten tijde van de aflevering van de pony

Datum uitspraak: 14-12-2011
Datum publicatie:12-01-2012
Inhoudsindicatie:
Afwijzing vordering tot nakoming van koopovereenkomst metbetrekking tot paard. Onmogelijkheid tot afgifte paard doordat paard isverkocht en overgedragen aan een derde leidt tot wanprestatie en lost zichnoodgedwongen op in schadevergoeding. Reconventionele vordering tot stakinglasterpraktijken. Artikel 6:171 BW niet van toepassing op een in privé gegevenopdracht.