maandag 23 juni 2014

Licentievergoedingen om het WK 2014 op grote schermen te laten zien

Naar aanleiding van het bericht in Metro: "Kroegbazen blijven zich verzetten tegentelevisie-licentieplicht" het volgende.

Videma is aangewezen om bij publieke vertoning van deze wedstrijden namens NOS/FIFA de zogenaamde Public Viewing rechten te regelen.
 Als u in 2014 een WK-evenement organiseert en één of meer WK wedstrijden vertoont, dient u te beschikken over een WK 2014 Licentie. De daaraan verbonden vergoeding is afhankelijk van het aantal wedstrijden en het maximaal aantal kijkers.

De vraag is of de vergoedingen niet te hoog zijn. Zie hierover :"Is de heffing voor voetbal in de kroeg te hoog?" (Red.)

Let op: Als u de WK licentie aanvraagt, accepteert u naast de reguliere licentievoorwaarden van Videma ook de aanvullende voorwaarden. Deze voorwaarden houden vooral verband met het beschermen van de belangen van de officiële FIFA sponsors. Belangrijkste regel is dat het niet is toegestaan dat een concurrent van een officiële sponsor zich direct of indirect met een WK vertoning associeert.

Via onze speciale aanvraagpagina kunt u eenvoudig en snel de licentie aanvragen voor de wedstrijd(en) die u gaat vertonen.

Indien u verdere toelichting wenst, bijvoorbeeld over de aanvullende voorwaarden, kunt u contact opnemen via info@videma.nl.

Vertoning in 3D/Bioscopen
Videma kan geen toestemming verlenen voor vertoning van WK-wedstrijden in theaters en 3D in bioscopen. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot Rook Vlot (rook.vlot@videma.nl) of rechtstreeks tot FIFA (cinemalicensing@fifa.org).

Informatie voor gemeenten
Gemeenten die lokale organisatoren willen voorzien van informatie over Videma, kunnen de onderstaande documenten/teksten gebruiken:




vrijdag 20 juni 2014

Sportschool mag bij de werving van baliemedewerker kiezen voor een man, omdat die de herenkleedkamers moet schoonmaken


Situatie
Een vrouw heeft in oktober 2013 gesolliciteerd bij De Fitness Factory als baliemedewerker. In een e-mail schrijft de sportschool dat de vrouw is afgewezen, omdat ze op zoek zijn naar een mannelijke baliemedewerker. De vrouw schrijft daarna aan de sportschool dat het maken van onderscheid op grond van geslacht niet is toegestaan. De sportschool neemt haar sollicitatie daarna alsnog in behandeling, maar schrijft dat ze toch wordt afgewezen omdat ze bij een concurrent werkt en een fout heeft gemaakt in haar curriculum vitae. De vrouw heeft nog steeds het gevoel dat ze is afgewezen, omdat ze een vrouw is en vraagt het College om een oordeel.

Oordeel College
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelt dat De Fitness Factory B.V. geen verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht bij de werving en selectie, door de vrouw vanwege haar geslacht af te wijzen voor de functie van baliemedewerker.

Toelichting

Fitness Factory erkent dat in oktober 2013 werd gezocht naar een mannelijke baliemedewerker. Deze moet naast het baliewerk ook de kleedkamers en douches schoonmaken. De dameskleedkamer wordt schoongemaakt door vrouwen en de herenkleedkamer door mannen. Daarom is het nodig dat er voldoende mannelijke en vrouwelijke baliemedewerkers zijn. In oktober 2013 was de sportschool op zoek naar een mannelijke baliemedewerker. Het College oordeelt dat de vrouw mede vanwege haar geslacht is afgewezen en dat daarom direct onderscheid op grond van geslacht is gemaakt. In de wet staat dat je in bepaalde gevallen een man of een vrouw mag werven, als sprake is van werkzaamheden die ernstige schaamtegevoelens oproepen. Volgens het College speelt dat bij sporters als zij zich in het bijzijn van iemand van het andere geslacht moeten omkleden en douchen. De sportschool mag daarom, in verband met de schoonmaak van de kleedkamers, bij de werving en selectie van baliemedewerkers rekening houden met het geslacht. Geen verboden onderscheid.

Discriminatie door sportschool door vrouw die transgender is niet meer toe te laten tot de dameskleedkamer en sauna


Situatie
Een vrouw die transgender is (van man naar vrouw) en die nog geen geslachtsveranderende operatie heeft ondergaan, mocht van de sportschool gebruik maken van de dameskleedkamer en sauna. Na een paar maanden mocht dit niet meer, omdat er volgens de sportschool tientallen klachten van leden waren die de vrouw als een man zien. Zij hebben het mannelijk geslachtsdeel van de vrouw in de dameskleedkamer en in de sauna gezien. De vrouw zegt dat haar maar twee of drie klachten bekend zijn en biedt aan om de klagers haar situatie uit te leggen. De sportschool heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.

Oordeel College
Het College voor de Rechten van de Mens oordeelt dat Trainmore ’s-Hertogenbosch B.V. jegens de vrouw verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt door haar de toegang tot de dameskleedkamer en sauna te ontzeggen.

Toelichting
De sportschool heeft vanwege klachten van haar leden besloten de vrouw niet meer toe te laten tot de dameskleedkamer en sauna. Omdat deze klachten verband houden met het feit dat de vrouw transgender is, heeft de sportschool direct onderscheid op grond van geslacht gemaakt. Het College heeft er begrip voor dat de sportschool het al haar leden naar de zin wil maken, maar door mee te gaan in de klachten van haar leden, is de sportschool tegemoet gekomen aan hun discriminatoire wens de vrouw te weren van de dameskleedkamer en de sauna en heeft daarom direct onderscheid op grond van geslacht gemaakt. Direct onderscheid is verboden tenzij er een wettelijke uitzondering is.

In het Besluit gelijke behandeling is een uitzondering opgenomen op grond waarvan het is toegestaan onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen bij het gebruik van onder andere de sauna en kleedruimte, voor zover voor beide geslachten gelijkwaardige voorzieningen aanwezig zijn. Gezien de bijzondere positie van de vrouw als transgender, is het College van oordeel dat de sportschool haar niet, met een beroep op voornoemde uitzondering, de toegang tot de vrouwenkleedkamer kan weigeren als ware zij een man. Het College oordeelt dat de sportschool rekening had moeten houden met de bijzondere positie van de vrouw als transgender en dat de sportschool in dit geval geen beroep kan doen op de uitzondering.


Er is niet gebleken dat er een andere wettelijke uitzondering van toepassing is. Het gemaakte onderscheid is dan ook verboden.                       

dinsdag 17 juni 2014

BNR Juridische Zaken 17 juni 2014: WK-poule op het werk

Vandaag was ik te gast in het BNR programma "Juridische Zaken" om te praten over de WK pool op het werk. De uitzending beluisteren kan HIER

vrijdag 13 juni 2014

Tijdschrift voor Sport & Recht 2014 nummer 1

In dit nummer van het Tijdschrift voor Sport &Recht de volgende onderwerpen: 

Mr. drs. E. Huisman, Staatssteun en sport: een onvermijdelijke combinatie

De kop van het artikel ‘Nieuw stadion Feyenoord aan zijden draadje’ vat de kern van dit artikel samen: (verboden) financiële steun van (lokale) overheden aan sportclubs en de juridische en financiële risico’s die dat met zich mee kan brengen. Samengevat staat de Gemeente Rotterdam voor de keuze of zij garant wil staan voor een lening van € 165 miljoen voor de bouw van een nieuw stadion ten behoeve van wedstrijden van voetbalclub Feyenoord. Dergelijke vragen spelen niet alleen bij de Gemeente Rotterdam dan wel in het (betaald) voetbal. De Europese Commissie heeft inmiddels besloten dat de financiële hulp van de Provincie Fryslân met betrekking tot de vernieuwing van ijsstadion Thialf verenigbaar is met de interne markt en dus geen verboden staatssteun oplevert. Blijkens de brief van de Europese Commissie d.d. 1 oktober 2012 heeft de Europese Commissie de afgelopen jaren meerdere klachten ontvangen betreffende staatssteun ter zake professionele voetbalclubs. De kaders van dergelijke financiële maatregelen worden gevonden in het Europese recht, meer in het bijzonder in artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
 In dit artikel wordt een antwoord gegeven op de vraag wanneer sprake is van staatssteun en welke mogelijkheden er zijn om – ondanks het verbod op staatssteun – alsnog financieel bij te springen bij een noodlijdende sportclub.

Het volledige artikel staat HIER (voor abonnees)


Mr. D. Sprecher, mr. dr. J.G.C.M. Galle, mr. M.E.P.A.R. Jans-van Wieringen, De break-even-verplichting bij voetbalclubs. Naleven of aanvechten?
  
Nederlandse voetbalclubs die zich kwalificeren voor Europees voetbal moeten met ingang van het huidige voetbalseizoen voldoen aan de door de UEFA geïntroduceerde ‘Financial Fair Play’-regelgeving (FFPR). Het belangrijkste element van die regelgeving is de break-even-verplichting (BEV). De BEV houdt kort gezegd in dat een voetbalclub haar inkomsten en uitgaven in balans moet brengen. Voetbalclubs die niet aan de BEV voldoen worden gesanctioneerd. De sancties variëren van bijvoorbeeld een transferverbod tot uitsluiting van Europees voetbal als zwaarste sanctie. Op 28 februari 2014 maakte de UEFA bekend dat zij van 76 clubs nadere financiële gegevens zou opvragen omdat die clubs volgens haar berekeningen na de afsluiting van het boekjaar 2012 niet aan de BEV voldeden. Vlak voor de publicatie van dit artikel werd bovendien bekend dat Manchester City en Paris Saint Germain – voetbalclubs die vaak in één adem genoemd worden met kritiek op FFPR omdat zij gigantische bedragen aan transfersommen betaald hebben sinds de overname van deze clubs door sjeiks – zeer waarschijnlijk gesanctioneerd worden door UEFA wegens niet-naleving van de regelgeving. Maar ook het Nederlandse Vitesse, dat het huidige voetbalseizoen waarschijnlijk afsluit met kwalificatie voor Europees voetbal, is een van de clubs die om opheldering is gevraagd. Wat nu als de UEFA in de toekomst besluit om een Nederlandse club de toegang tot Europees voetbal te weigeren? Kan dat besluit met succes worden aangevochten? Een nadere analyse.
  
Het volledige artikel staat HIER (voor abonnees)

  - Jurisprudentie
 Mr. M.I. van Dijk, T. Wilms


Het volledige artikel staat HIER (voor abonnees)

maandag 9 juni 2014

Gokken op het WK: wat mag wel en wat mag niet bij deelname voetbalpool?


Wanneer je als consument meedoet aan een voetbalpool gelden er verschillende regels. Wat wel en niet is toegestaan hangt af van een aantal elementen.

Toegestaan: zonder inleg
De eerste vraag die belangrijk is, is of er sprake is van een inleg. Er zijn uiteraard in huiselijke kring gevallen mogelijk waarbij dit niet het geval is waarbij het vooral gaat om de eer, de onderlinge spanning en het competitie gevoel. Daarnaast wordt er ook geen inleg gevraagd wanneer een kansspel als een promotionele actie wordt georganiseerd door een commercieel bedrijf.
Voor het organiseren van promotionele kansspelen kan geen vergunning worden verleend op grond van de Wet op de kansspelen. Indien echter wordt voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in de Gedragscode promotionele kansspelen 2014(175 kB), is het toegestaan een pool als promotioneel kansspel te organiseren of eraan deel te nemen.

Met inleg
In Nederland heeft De Lotto (Toto) als enige aanbieder een vergunning voor het aanbieden van betaalde weddenschappen op voetbalwedstrijden.
Zonder een vergunning is het organiseren van een pool mét inleg op grond van de Wet op de kansspelen alleen toegestaan indien deze pool besloten en niet-bedrijfsmatig wordt georganiseerd. Bij besloten gelegenheden kunt u bijvoorbeeld denken aan een pool binnen een vriendenkring of op het werk.

Niet toegestaan
Wat niet is toegestaan is (semi)professioneel, bedrijfsmatig aanbod met een commercieel oogmerk. Van dergelijk aanbod is sprake indien er op geregelde en stelselmatige wijze gelegenheid wordt gegeven tot deelname, bijvoorbeeld door het huren van een zaal, het heffen van entreegeld, en/of te adverteren.


Stroomschema


Belastingen
Wanneer het prijzengeld meer dan 454 euro bedraagt moet er 29 procent kansspelbelasting worden afdragen aan de belastingdienst.
Zie hierover:

donderdag 5 juni 2014

Geen toepassing artikel 22 lid 4 CAO Sport. Gevolg: tijdens tweede ziektejaar 70 % en niet 100 % salaris


De feiten
Een zieke werknemer is sinds 1 januari 2008 in dienst bij de werkgever en is sinds eind september 2012 arbeidsongeschikt. De CAO Sport is door middel van een incorporatiebeding op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
Bij brief van 18 september 2013 heeft de werkgever de zieke werknemer het volgende laten weten:
Met ingang van 25 september 2013 vangt de tweede periode van 52 weken loondoorbetalingsverplichting aan. In overeenstemming met de ter zake geldende wetgeving
zal gedurende deze periode het salaris maximaal 70% van het laatstgenoten volledig salaris
bedragen. (...)”.

Artikel 22 van de CAO Sport vermeldt onder meer het volgende:
Uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid
1. Indien een werknemer door ziekte of arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de wettelijke bepalingen, voor zover hierna niet anders is bepaald.

2. a. In geval van arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer, wiens eerste ziektedag is gelegen op en/of na 1 januari 2004, zolang het dienstverband voortduurt doch gedurende maximaal de eerste 52 weken 100% van het maandsalaris worden doorbetaald.

b. Aan de in lid 2 sub a van dit artikel bedoelde werknemer zal in geval van arbeidsongeschiktheid, zolang het dienstverband voortduurt doch gedurende maximaal de tweede 52 weken 70% van het maandsalaris worden doorbetaald.

3. Indien de in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer al dan niet op therapeutische basis werkzaamheden verricht, ontvangt deze werknemer de krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte betaling van 70% van het maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot 100% van zijn maandsalaris.

4. De in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer, van wie de Arbo-arts heeft aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op herstel, ontvangt zijn maandsalaris bestaande uit de krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte betaling van 70% van het maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot 100% van zijn maandsalaris.

(...)”.

In de toelichting op voormeld artikel staat:
“Artikel 22 CAO Sport geeft een regeling voor de eerste twee ziektejaren van de werknemer.
Het eerste ziektejaar zal de werkgever 100% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen. Het tweede jaar zal de werkgever 70% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen.
(...)
Achterliggende gedachte van cao-partijen ten aanzien van lid 4 is dat het inkomen van de werknemer ook in het tweede ziektejaar niet omlaag dient te gaan als een werknemer echt
niet kan werken, tijdelijk of definitief. Echter, als de werknemer niet of niet volledig wil
meewerken, en zich derhalve niet positief opstelt, dan kan van de werkgever niet verwacht
worden dat hij aanvult . ( …)”


De bedrijfsarts heeft op 3 december 2013 in het kader van een periodieke evaluatie van de zieke werknemer onder meer het volgende opgemerkt:
“(…)
Het verwachte doel
Medisch gezien zou hij kunnen terugkeren in eigen werkzaamheden. Echter spelen ook andere factoren die de terugkeer in het eigen werk in de weg staan.
(…)”

Op de website van de werkgever  kan worden doorgelinkt naar de medewerkers. Dienaangaande vermeldt de site blijkens de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde uitdraai het volgende:
“Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende afdelingen, met daarbij o.a. contactgegevens van die medewerkers, waarop u als klant rechtstreeks een beroep kunt doen. (...)”.

De zieke werknemer foto en contactgegevens staan niet (meer) op die site.

De rechtsvraag
In deze procedure staat de vraag centraal of de zieke werknemer op grond van de CAO Sport gedurende de tweede periode van 52 weken van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op aanvulling tot 100% van zijn maandsalaris.

Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de zieke werknemer afgewezen.

Standpunt werknemer
De zieke werknemer stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zieke werknemer zich niet bevindt in de situatie als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO Sport en dat ten onrechte is geoordeeld dat zijn maandsalaris niet tot 100% behoeft te worden aangevuld.

Standpunt werkgever
Dde werkgever  stelt voorop dat aan de zijde van de zieke werknemer het voor de gevraagde voorzieningen vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Voorts stelt de werkgever zakelijk weergegeven, dat de zieke werknemer niet kan worden aangemerkt als een werknemer als bedoeld in artikel 22 lid 2 sub b van de CAO Sport en is zij van mening dat de voorzieningenrechter met zijn oordeel de CAO op de juiste wijze heeft uitgelegd.

Oordeel gerechtshof
Spoedeisend belang?
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437). Naar het oordeel van het hof vloeit het spoedeisend belang in dit geval voort uit de aard van de vordering, nu aannemelijk is dat de zieke werknemer, mede in het licht van zijn recente echtscheiding, dusdanige vaste lasten heeft dat hij problemen ondervindt bij het voorzien in zijn dagelijkse levensonderhoud.

Inhoudelijke beoordeling
Het hof komt daarmee toe aan een beoordeling van de vraag of het maandsalaris van de zieke werknemer gedurende het tweede ziektejaar moet worden aangevuld tot 100% op grond van de CAO Sport. Voor de beantwoording van deze vraag dient het hof artikel 22 van de CAO Sport uit te leggen. Het hof stelt voorop dat krachtens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bij de uitleg van een bepaling van een cao de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Daarbij komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de cao gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief, uit de tekst van de cao en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is. (o.a. HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059, HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 en HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3719).
Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de zieke werknemer een werknemer is als bedoeld in artikel 22 lid 2 sub b van de CAO Sport. Eveneens staat vast dat de zieke werknemer geen werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 22 lid 3 van deze cao. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft de Arbo-arts niet aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op herstel van de zieke werknemer, als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO Sport. Voor zover de zieke werknemer dit wil betogen, volgt het hof hem hierin niet, gelet op hetgeen de bedrijfsarts in het kader van de periodieke evaluatie van de zieke werknemer op 3 december 2013 heeft opgemerkt Dit behelst geenszins het oordeel dat geen enkel vooruitzicht op herstel bestaat. Voor de door de zieke werknemer bepleite aanvulling van zijn salaris tot 100% biedt artikel 22 van de CAO Sport derhalve geen aanknopingspunten.
Aan de zieke werknemer kan worden toegegeven dat de toelichting bij artikel 22 van de CAO Sport, meer in het bijzonder het woord ‘tijdelijk’ daarin kan duiden op een achterliggende “gedachte” bij de contractsluitende partijen, gericht op aanvulling van het salaris tot 100% in een geval als het onderhavige.
Het hof overweegt dat het niet de toelichting bij een cao is, die in voorkomend geval door de rechter moet worden uitgelegd, maar de cao bepaling zelf. Daarin kunnen in dit geval, zoals hiervoor overwogen, naar objectieve maatstaven geen aanknopingspunten worden gevonden voor de door de zieke werknemer bepleite uitleg van artikel 22 lid 4 van de CAO Sport. Aan de hand van alleen de toelichting op een cao kunnen naar het oordeel van het hof geen bepalingen worden ingelezen die naar objectieve maatstaven niet uit de bewoordingen van de CAO volgen. Dat het in dit geval gaat om een leemte in de cao die door het hof kan en ook moet worden aangevuld is door partijen niet gesteld en is ook niet aannemelijk, gelet op de wijze van totstandkoming, de aard en strekking van de cao.


Vordering van zieke werknemer wordt afgewezen