zaterdag 21 september 2013

Kabinet pakt voetbalgeweld steviger aan

Burgemeesters kunnen straks voor een langere periode een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod opleggen aan voetbalsupporters die voor het eerst worden betrapt op ernstige verstoring van de openbare orde. Bijvoorbeeld als hooligans rond wedstrijden stenen gooien naar de politie. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, mede namens minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De middenstip van een voetbalveld
Nu kunnen burgemeesters een ‘first offender’, ook als deze zich ernstig heeft misgedragen, slechts één of twee voetbalwedstrijden uit de omgeving van het voetbalstadion weren, zonder dat zij daarbij een meldplicht kunnen opleggen. Dit maakt het lastig de voetbaloverlast en de schade die daarvan het gevolg kan zijn, te voorkomen.

De maatregel is onderdeel van een verscherpte aanpak om misstanden rond voetbalwedstrijden te voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat de huidige wet in de praktijk voldoet, op een paar knelpunten na. De voorstellen van het kabinet nemen deze obstakels weg.

Nieuw is dat een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod rond een thuiswedstrijd kan worden uitgebreid naar uitwedstrijden. Burgemeesters die een betaald voetbalorganisatie in hun gemeente hebben, kunnen daarover onderling afspraken maken. Voorwaarde is dat er een ernstige vrees bestaat dat de hooligan de uitwedstrijd bezoekt en zich daarbij zal misdragen.

Ook krijgen burgemeesters de mogelijkheid een stadionverbod van de KNVB of van een voetbalclub te ‘versterken’ met een meldplicht of een gebiedsverbod. Zij moeten wel de stellige indruk hebben dat de openbare orde zal worden verstoord. Dat kan het geval zijn als een voetbalhooligan op de tribune heeft gevochten of vuurwerk heeft gegooid naar een vak met supporters van de tegenpartij.

Straks kan een burgemeester ook een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod opleggen voor de duur van 90 afzonderlijke dagen, verspreid binnen één jaar. Daarmee kan een hooligan doelgerichter worden aangepakt; zo’n sanctie sluit beter aan bij het wedstrijdschema in het betaald voetbal. De periode van drie aaneengesloten maanden die nu geldt, houdt een hooligan slechts enkele wedstrijden uit het risicogebied.

Nieuw is ook een gebiedsgebod dat de stafrechter kan opleggen. Het is een soort huisarrest waarmee wordt voorkomen dat hooligans op verschillende plaatsen strafbare feiten plegen.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer


vrijdag 20 september 2013

Arbitragecommissie KNVB: Wel arbeidsovereenkomst trainer en club, beroep redelijkheid en billijkheid en onvoorziene omstandigheden afgewezen

Arbitragecommissie KNVB, 17 september 2013, nr. 1378a + 1378b (Van den Berg/ARC)

Tussen Van den Berg en Alphense Racingclub (hierna: ARC) is een arbeidsovereenkomst gesloten voor de bepaalde duur van één jaar van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013. Van den Berg werd door ARC aangesteld als hoofdtrainer van de A-selectie (senioren).Het salaris van Van den Berg bedroeg € 2.572,70 bruto per maand, inclusief 8% vakantiegeld. In december 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen Van den Berg en het bestuur. Partijen hebben daarbij overeenstemming bereikt over de voortzetting van de arbeidsrelatie met nog één jaar, waarbij het salaris (anders dan het bestuur in eerste instantie wenste) ongewijzigd bleef.
In de digitale nieuwsbrief van ARC van februari 2013 heeft de voorzitter in het voorwoord het volgende vermeld:

"In de eerste maanden  van 2013 zijn er al voorbereidingen getroffen voor het nieuwe seizoen.  Het contract met Ron van den Berg werd verlengd;  ook zijn er gesprekken gevoerd met de jeugdselectietrainers en worden er stappen gezet die gericht zijn op een goede en volwaardige samenstelling van ons selectieteam Daar hoort bij dat we een goed inzicht hebben in de financiële (on)mogelijkheden van onze vereniging. De economische vooruitzichten maken het voor ons op dit moment in ieder geval niet eenvoudig."

Na de winterstop van het seizoen 2012/2013 zijn strubbelingen in de technische staf ontstaan.
Begin april 2013 heeft Van den Berg bepaald dat de maandagavondtraining zou worden geschrapt. Van den Berg heeft dat niet - vooraf - met het bestuur van ARC gecommuniceerd. Het bestuur besluit vervolgens Van den Berg op non-actief te stellen.

Beoordeling van het geschil

Wel of geen arbeidsovereenkomst?
De arbitragecommissie oordeelt als volgt. De meest vergaande stelling van ARC is dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de verlenging van de arbeidsovereenkomst na ommekomst van het eerste contractsjaar. ARC stelt in dat kader dat er met Van den Berg weliswaar in december 2012 overeenstemming is bereikt over een voortzetting van de arbeidsrelatie gedurende nog één jaar onder handhaving van het salaris, maar stelt dat daarmee geen overeenstemming is bereikt over alle essentialia van de arbeidsovereenkomst. Indien het tot het tekenen van een nieuwe arbeidsovereenkomst zou zijn gekomen, stelt ARC dat zij, conform de standaardclausules van de KNVB, een tussentijdse opzegmogelijkheid zou zijn overeengekomen en dat een voorziening zou zijn getroffen voor de situatie dat ARC zou degraderen.
De arbitragecommissie verwerpt de stelling van ARC.
De arbitragecommissie acht het niet aannemelijk dat ARC tijdens het overleg in december 2012 ook maar enig voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de verlenging van de arbeidsovereenkomst en de daarbij volgens ARC nader overeen te komen clausules. Niet alleen betwist Van den Berg zulks nadrukkelijk, maar voorts blijkt uit de nieuwsbrief van de voorzitter van februari 2013 onomwonden dat ook het bestuur van ARC er destijds van uitging dat met Van den Berg een verlenging van de arbeidsovereenkomst was overeengekomen. Indien, zoals ARC het doet voorkomen, slechts een intentie zou zijn uitgesproken om tot een verlenging te komen, had voor de hand gelegen dat die bewoordingen in die nieuwsbrief zouden zijn gebruikt. Bovendien geldt op voet van het bepaalde artikel 7:667 lid 3 BW dat een tussentijdse opzegmogelijkheid slechts schriftelijk kan worden overeengekomen. Dat ARC, zoals zij zelve ter zitting heeft gesteld, "maanden achterligt" bij het vastleggen van gemaakte afspraken, dient voor haar rekening en risico te blijven.
Ook de stelling van ARC dat zij nadere afspraken wilde maken over een beperking van het loon bij degradatie van ARC, is niet aannemelijk geworden. Ter zitting is gebleken dat ARC tijdens de onderhandelingen in december 2012 er bij Van den Berg op heeft aangedrongen dat hij genoegen zou nemen - in het tweede contractsjaar- met een lager salaris. Van den Berg heeft dat van de hand gewezen, waarna partijen overeenstemming hebben bereikt over handhaving van het salaris. Indien ARC afspraken had willen maken voor het geval de club zou degraderen, had ARC dat destijds- in december 2012- dienen af te spreken.
Overigens merkt de arbitragecommissie op dat in het door ARC overgelegde blanco arbeidscontract dat zij thans stelt te hanteren, ook geen voorziening bij degradatie of promotie is opgenomen.
Partijen zijn derhalve naar het oordeel van de arbitragecommissie een verlenging van hun arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar overeengekomen, onder handhaving van het salaris.

Beroep ARC op redelijkheid en billijkheid en onvoorziene omstandigheden
ARC stelt voorts dat van haar in redelijkheid niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst na te komen. ARC stelt dat nu het contract werd gesloten terwijl ARC in de hoofdklasse speelde, dat een essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst was en met de degradatie daarmee niet werd ingelost. Onder die - veranderde - omstandigheid kan van ARC niet worden verwacht de arbeidsovereenkomst na te komen. Ook dit standpunt wordt door de arbitragecommissie verworpen.
Voor zover ARC een beroep doet op het bepaalde in artikel 6:248 BW, wordt dat beroep niet gehonoreerd. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van zodanige omstandigheden, dat ongewijzigde handhaving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Degradatie (en ook promotie) is onlosmakelijk verbonden met de voetbalsport. Indien partijen ter zake geen contractuele voorziening zijn overeengekomen, zal dan ook niet snel worden geoordeeld dat handhaving van een eerdere contractuele afspraak vanwege degradatie/promotie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat klemt in casu temeer, nu partijen expliciet in december 2012 over het salaris hebben gesproken en kennelijk ARC dat element toen niet in die discussie heeft ingebracht.
Voor zover door ARC beoogd is te stellen dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid, wordt ook dat beroep afgewezen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat aan de in artikel6:258 BW bedoelde wijziging van omstandigheden niet spoedig zal zijn voldaan, temeer omdat de redelijkheid en billijkheid immers op de eerste plaats trouw verlangen aan het gegeven woord en afwijking slechts bij hoge uitzondering is toegestaan.
Los van de vraag of een degradatie niet reeds  - naar zijn aard - voor rekening en risico van de voetbalclub komt (en niet van de trainer) als gevolg waarvan een beroep op artikel 6:258
BW voor de voetbalclub al op voorhand is uitgesloten, geldt dat de arbitragecommissie meent, temeer nu in december 2012 expliciet over het salaris is gesproken, Van den Berg van ARC instandhouding mag verwachten.
Daarmee staat vast dat ARC, totdat aan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig een einde komt (uiterlijk op 30 juni 2014), het salaris aan Van den Berg dient door te betalen. De door Van den Berg ter zake gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven.

Oordeel
Verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen Van den Berg en ARC met een jaar is verlengd en daarom een looptijd heeft tot en met 30 juni 2014. De arbitragecommissie neemt bij de hoogte van de schadevergoeding mee dat de financiële positie van ARC zorgelijk is. Tevens is de arbitragecommissie van oordeel dat van Van den Berg had mogen worden verwacht dat hij -juist gelet op de strubbelingen binnen de technische staf- de beslissing om de maandagavondtraining, waar de A-1 jeugd meetrainde, te schrappen vooraf met het verantwoordelijke bestuurslid zou hebben gedeeld.

Van den Berg krijgt niet de volledige schade maar de commissie is van oordeel dat een bedrag van € 13.500,-- billijk is en ontbindt per 1 oktober 2013 de arbeidsovereenkomst.

donderdag 19 september 2013

Kort geding verloren door Ajax fans: Geen buscombi-regeling voor Ajax-supporters

KG rechtbank Osst Brabant, 19 september 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:5173
De gemeente Eindhoven hoeft niet in te stemmen met een buscombi-regeling voor Ajax-supporters. Dat betekent dat zij de wedstrijd PSV-Ajax op 22 september a.s. niet kunnen bijwonen. Dat is de uitkomst van een kort geding bij de rechtbank Oost-Brabant dat Ajax, supportersclub AFCA en de supportersvereniging Ajax aanspanden tegen de gemeente Eindhoven. Ajax vroeg de rechter de burgemeester van Eindhoven te bevelen een besluit te nemen waarbij aan Ajax-supporters de mogelijkheid wordt geboden de wedstrijd PSV-Ajax aanstaande zondag bij te wonen onder verplichtstelling van een buscombi-regeling. Een treincombi-regeling die normaalgesproken verplicht zou zijn bij deze wedstrijd kan niet worden uitgevoerd. De Nederlandse Spoorwegen en ProRail voeren zondag namelijk werkzaamheden uit aan de spoortunnel ter hoogte van Best waardoor er geen treinverkeer mogelijk is aan de noordzijde van Eindhoven. Ajax en de NS hebben uitvoerig overlegd over mogelijke alternatieven over het spoor, maar die bleken niet haalbaar. Ajax heeft de gemeente Eindhoven vervolgens voorgesteld gebruik te maken van een buscombi-regeling, maar dat voorstel wees burgemeester Van Gijzel van de hand, mede naar aanleiding van een veiligheidsanalyse van de politie. Volgens Ajax is de opstelling van burgemeester Van Gijzel onaanvaardbaar, onjuist en in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid nu hij vasthoudt aan de treincombi-regeling ook al is er een passend alternatief aanwezig, namelijk de buscombi-regeling. De Amsterdamse lokale (sub)driehoek (met politie, burgemeester en openbaar ministerie) geeft zonder meer groen licht voor een buscombi vanuit Amsterdam naar Eindhoven. De leden van die driehoek maken zich juist zorgen over de verstoring van de openbare orde en de veiligheidsrisico’s die in en rond PSV-stadion kunnen ontstaan door het weigeren van Ajaxsupporters. Volgens Ajax is niet gebleken dat burgemeester Van Gijzel hiermee rekening heeft gehouden.

Oordeel rechter 

De burgemeester is volgens de wet belast met de handhaving van de openbare orde. Daarbij heeft hij de vrijheid om eigen afwegingen te maken. Een rechter mag niet op de stoel van de burgemeester gaan zitten en moet van de wetgever heel terughoudend toetsen. Daarom mag de rechter zich er niet over uitspreken of Van Gijzel terechte argumenten aanvoert in verband met gevaar voor de openbare orde. De voorzieningenrechter mag ook niet bepalen of moet worden vastgehouden aan de opgelegde treincombi of dat kan worden volstaan met een buscombi. De rechter kan in dit kort geding alleen de vraag beantwoorden of burgemeester Van Gijzel binnen zijn bevoegdheden heeft kunnen oordelen dat het bijwonen van de wedstrijd door de Ajax-supporters met een buscombiregeling teveel risico’s met zich brengt voor de openbare orde, of dat de weigering om genoegen te nemen met een buscombi-regeling als willekeur moet worden gekwalificeerd. De adviezen van de districtschef van de politie zijn doorslaggevend geweest voor het oordeel van burgemeester Van Gijzel. Op grond van deze adviezen, die Ajax niet inhoudelijk heeft betwist, heeft burgemeester Van Gijzel kunnen oordelen dat vanuit het perspectief van de openbare orde vervoer met bussen geen reële optie is. Het valt de rechter wel op dat de districtchef in zijn advies van 11 september 2013 minder stellig is dat een buscombi-regeling geen reële optie is dan in zijn advies van 17 september 2013. In beide adviezen adviseert de districtschef echter vast te houden aan de geplande treincombiregeling. De districtchef raadt een buscombi-regeling af omdat er geen structurele fysieke afscheiding is voor de ontvangst van de supporters per bus tijdens risicowedstrijden bij het PSV-stadion waardoor het risico op een confrontatie tussen de beide supportersgroepen aanmerkelijk vergroot wordt. Die fysieke afscheiding is wel aanwezig als de supporters van Ajax met de trein reizen. Bovendien leidt de in- en uitstroom van Ajax-supporters per bus door Eindhoven tot een verhoogd risico voor een treffen met PSV-aanhangers. De voorzieningenrechter kan deze opmerkingen van de districtchef niet negeren. De rechter oordeelt daarom dat er onvoldoende garanties zijn dat de openbare orde gewaarborgd is als de rechter het verzoek van Ajax zou toewijzen. De voorzieningenrechter kan ook geen andere voorziening toewijzen die tegemoet komt aan de wens van Ajax dat de supporters van Ajax de wedstrijd PSV-Ajax op 22 september 2013 kunnen bijwonen en tegelijkertijd voldoende garanties geeft voor de openbare orde. Het betoog van Ajax dat de openbare orde juist dreigt te worden verstoord als de supporters van Ajax de wedstrijd niet kunnen bijwonen, vindt geen basis in het dossier. De rechtbank begrijpt dat de uitspraak zuur is voor de supporters van Ajax die niet verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie, “maar het is niet anders”, aldus de rechtbank.

Bron: Rechtspraak.nl

vrijdag 13 september 2013

Staatssteun voor cultuur, sport en innovatie straks vrijgesteld van melding Europese Commissie?

De Europese Commissie wil het aantal steuncategorieën waarvoor decentrale overheden alleen een kennisgeving hoeven te doen, uitbreiden. De Commissie startte daarom op 24 juli een nieuwe consultatieronde over de herziening van de Algemene Groepsvrijstellingverordening (AGVV). Dit in het kader van de modernisering van staatssteunregels.



Consultatie
Decentrale overheden hebben tot 10 september de mogelijkheid om hun mening te geven over het gebruik van de groepsvrijstelling.

Categorieën
In het voorstel werkt de Commissie de nieuwe categorieën uit die in de Machtigingsverordening zijn opgenomen. De volgende categorieën worden voorgesteld om aan de AGVV toe te voegen:
- Het herstellen van schade veroorzaakt door natuurrampen;
- Sociale steun voor het vervoer van inwoners van afgelegen regio’s;
- Bepaalde breedband infrastructuur;
- Innovatie;
- Cultuur en bescherming van cultureel erfgoed;
- Sport en multifunctionele infrastructuur.
In een later stadium worden hier mogelijk nog meer categorieën aan toegevoegd.

Staatssteun en AGVV
Staatssteun die de mededinging op de interne markt verstoort is in principe verboden. Staatssteun moet in principe aangemeld worden bij de Commissie. Deze beoordeelt vervolgens de verenigbaarheid met de interne markt. Er zijn vele vrijstellingen op de aanmeldingsplicht, waaronder de AGVV.
Het doel van de AGVV is voor bepaalde sectoren de staatssteunregels te verlichten en doelstellingen van algemeen belang makkelijker te vervullen. Steun die onder de AGVV valt, hoeft niet ter goedkeuring bij de Commissie worden aangemeld. De eenvoudigere kennisgevingsprocedure volstaat dan.

Modernisering staatssteunregels
Sinds mei 2012 is de Commissie bezig met de herziening van de staatssteunregels. De regels moeten beter aansluiten bij de EU2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De staatssteunregels moeten simpeler en effectiever worden en meer gericht zijn op de zaken die de grootste invloed hebben op de interne markt.

Hoe verder?
De Commissie verwerkt na de sluiting van de consultatieronde de bijdrages en voegt mogelijk andere categorieën toe. In een volgende consultatie eind 2013 worden de criteria voor de nieuwe categorieën opgesteld.

Door:
Lisanne Vis-Boer en Veerle Nielen, Europa decentraal

dinsdag 10 september 2013

Arbitragecommissie KNVB: Spelersmakelaar niet tekortgeschoten in nakoming spelersmakelaarsovereenkomst met Arica


Arica heeft vanaf 2003 bij de jeugdelftallen  van Ajax gespeeld. Arica had tot 30 juni 2013 een doorlopende  arbeidsovereenkomst met Ajax.
In de periode van december 2010 tot augustus 2012 werden de belangen van Arica behartigd door spelersmakelaar Arie Treffers. Op verzoek van Arica is de spelersmakelaarsovereenkomst met Arie Treffers beëindigd. Tussen Ajax en de toenmalige zaakwaarnemer van Arica, Arie Treffers, is gesproken  over een nieuwe/verlengde  arbeidsovereenkomst tussen Ajax en Arica.
Door Ajax is in de loop van 2012 het voorstel gedaan de doorlopende arbeidsovereenkomst open te breken en een arbeidsovereenkomst voor de duur van 2 jaren aan te gaan, zulks vanaf 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2014. Onderdeel van dat aanbod was dat Arica in de periode van 1 juli 2012 tot 30 juni 2013 € 50.000,-- bruto als salaris zou gaan verdienen en in de periode 1 juli 2013 tot 30 juni 2014 € 75.000,-- bruto.
Arica heeft het aanbod van Ajax destijds niet aanvaard.
In de zomer van 2012 heeft EL H&B Arica benaderd met het verzoek hem te mogen begeleiden. Arica heeft daarmee ingestemd.
EL H&B Sportsmanagement B.V. heeft een spelersmakelaarsovereenkomst gesloten met Arica. In de overeenkomst d.d. 13 oktober 2012 is onder andere het volgende bepaald.
"1.1     De spelersmakelaar is exclusief bevoegd de speler bij te staan in de ontwikkeling van zijn professionele carrière en te vertegenwoordigen bij het benaderen van, en onderhandelen met clubs en diens vertegenwoordigers, één en ander met als doelstelling het realiseren van een arbeidsovereenkomst tussen de speler en de club.

1.4       De speler is gehouden bij elke toenadering door een derde betreffende een onderwerp dat valt onder deze overeenkomst te verwijzen naar de exclusieve vertegenwoordigingsbevoegdheid van de spelersmakelaar. De speler onthoudt zich van het aangaan van onderhandelingen zonder tussenkomst van de spelersmakelaar.

2.1                   De Spelersmakelaar ontvangt gedurende de looptijd van dit contract een vergoeding gelijk aan 10 procent van de bruto inkomsten die de speler uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met de club genereert. Hieronder wordt verstaan het salaris en het tekengeld.
Daarop heeft EL H&B namens Arica op 14 oktober 2012 een tegenvoorstel  gedaan, waarbij werd voorgesteld de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2012 open te breken en te laten voortduren tot 30 juni 2015 tegen een salaris van € 150.000,-- in de periode 1 oktober 2012 tot 30 juni 2013 en voor de resterende duur € 175.000,-- per jaar. Arica was van dat (tegen)voorstel op de hoogte.
Volgens ontstaat er om de één of andere reden een vertrouwensbreuk, tussen EL H&B en Arica met als gevolg dat op op 22 oktober 2012Arica met de directeur voetbalzaken gaat praten de heer Overmars.
Nadat de heer Overmars nader overleg hebben gevoerd - niet in aanwezigheid van EL H&B - heeft de heer Overmars bij e-mail d.d.22 oktober 2012 Arica als volgt bericht

" Hallo Yener,
Zoals vanochtend besproken waarbij je aangaf niet open te staan voor een verfenging van 3 jaar.
2 jaar zoals jij wilt kunnen we als club geen toekomstvisie op los laten.
Ajax trekt zijn aanbieding  in en we vinden het heel erg jammer dat we niet verder samen kunnen werken.
Maar dit is jouw keuze. Succes gewenst.



M. Overmars, directeur voetbalzaken".


Bij e-mail d.d. 30 oktober 2012 heeft Arica EL H&B als volgt bericht:
" Beste Fouad en Yassin,

Er zijn met betrekking van onze samenwerking  toerekenbare tekortkomingen waardoor er geen vertrouwensrelatie meer is welke benodigd is voor een verdere samenwerking, hierdoor beêindig ik per direct onze samenwerking.


Met vriendelijke groet, Yener Arica".

Bij e-mail d.d. 31 oktober 2012 heeft EL H&B Arica als volgt bericht:
" Yener, hierbij ons reactie op jou mail.
1. Bij de reden: "toerekenbare tekortkomingen" hebben we helemaal geen herkenning.
2. Wat opzegging betreft verwijs ik je naar ons overeenkomst d.d. 13 oktober 2012. Groet, Yassin Boutahar".

Tussen EL H&B en Arica is daarna geen contact meer geweest, ondanks pogingen van EL H&B Arica- telefonisch- te spreken.
Arica heeft eind 2012/begin 2013 met de Turkse voetbalclub Kayserispor een arbeidsovereenkomst gesloten. Arica heeft EL H&B daarover niet geïnformeerd en EL H&B niet bij de onderhandelingen betrokken.
Bij brief d.d. 22 januari 2013 is Arica aansprakelijk gesteld voor de gestelde schade van EL H&B.

Het geschil
Partijen verschillen van mening of de tussen hen gesloten spelersmakelaarsovereenkomst al dan niet rechtsgeldig door Arica - buitengerechtelijk- is ontbonden en of El H&B Sportsmanagement B.V. al dan niet een schadevergoeding toekomt op grond van vermeende toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de spelersmakelaarsovereenkomst door Arica.
EL H&B stelt zich op het standpunt dat de spelersmakelaarsovereenkomst tussen partijen nog vigeert en Arica, door EL H&B niet te betrekken bij de onderhandelingen rond de totstandkoming van zijn arbeidsovereenkomst met Kayserispor. jegens EL H&B toerekenbaar tekort is geschoten in de op hem uit hoofde van de makelaarsovereenkomst drukkende verplichtingen als gevolg waarvan EL H&B schade heeft geleden, welke schade Arica dan aan EL H&B dient te vergoeden.
Arica stelt zich op het standpunt dat EL H&B verplichtingen uit de tussen partijen gesloten spelersmakelaarsovereenkomst niet is nagekomen en deze tekortkomingen de (buitengerechtelijke) ontbinding van de spelersmakelaarsovereenkomst rechtvaardigden.

Het oordeel
De arbitragecommissie meent dat- voor zover die stelling van Arica al juist zou zijn- niet als een tekortkoming heeft te gelden dat Arica geen nadere mogelijkheid is geboden de spelersmakelaarsovereenkomst door een deskundige te laten beoordelen. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat Arica daarom heeft gevraagd, is vast komen te staan dat tussen partijen in september 2012 een vergelijkbare spelersmakelaarsovereenkomst is gesloten en Arica derhalve bij de ondertekening van de tweede versie -desgewenst opnieuw- de mogelijkheid had om zich van de juistheid van de daarin opgenomen bepalingen te vergewissen. Ook heeft Arica na 12 oktober 2012 bij EL H&B op geen enkel moment aangegeven dat hij het met de spelersmakelaarsovereenkomst­ bij nader inzien - toch niet eens was.
Dat tussen Arica en EL H&B zou zijn afgesproken dat Arica van alle contacten en correspondentie op hetzelfde moment (via een cc) op de hoogte zou worden gebracht, is de arbitragecommissie niet gebleken. In casu is voor de arbitragecommissie voldoende komen vast te staan dat het tegenvoorstel dat door EL H&B namens Arica op 14 oktober 2012 aan Ajax is gedaan, vooraf met Arica is besproken. Het uiteindelijke voorstel is, nadat het aan de heer Overmars is gemaild, binnen een uur ook aan Arica gemaild. De arbitragecommissie acht dat toereikend. Van een tekortkoming aan de zijde van EL H&B is dan ook geen sprake.
EL H&B en Arica zijn met het aantreden van de heer Overmars als directeur voetbalzaken bij Ajax geconfronteerd met een nieuw beleid. Anders dan voorheen was Ajax niet langer bereid om Arica een verbeterde arbeidsovereenkomst voor een kortere periode aan te bieden. Ajax wenste Arica voor een langere periode te contracteren. Het is de arbitragecommissie niet gebleken dat EL H&B in strijd met de instructies van Arica met Ajax heeft onderhandeld. De arbitragecommissie meent dat ook het tegenvoorstel van 14 oktober 2012 in lijn is met de instructies van Arica. Dat dat tegenvoorstel niet tot overeenstemming heeft geleid, kan EL H&B niet worden toegerekend; Ajax wenste immers een langere contractduur dan door EL H&B namens Arica was voorgesteld.
Ook op dit punt is EL H&B jegens Arica niet tekortgeschoten.
Dat IEL H&B aan Arica advies heeft gegeven hoe- in de onderhandelingsperiode-op te treden, past in de visie van de arbitragecommissie in de rol die EL H&B als spelersmakelaar had. Die handelwijze vormt- in de gegeven omstandigheden - geen toerekenbare tekortkoming.
De arbitragecommissie overweegt al met al dat EL H&B niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens Arica en de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst dan ook geen doel treft.
Dat maakt dat de spelersmakelaarsovereenkomst tussen partijen niet (rechtsgeldig) door Arica is opgezegd c.q. beëindigd en dat Arica gehouden is de schade te vergoeden die EL H&B heeft geleden.
Zulks brengt mede dat de arbitragecommissie heeft te onderzoeken of EL H&B schade heeft geleden als gevolg van het feit dat Arica haar niet heeft betrokken bij de totstandkoming van diens arbeidsovereenkomst met Kayserispor en zo ja, hoe hoog die schade redelijkerwijs is, zulks mede indachtig het bepaalde in artikel19.7 van de FIFA Regulations on the Transfer of Players . In dat kader heeft EL H&B zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat Arica zich in die onderhandelingen en bij de totstandkoming van die arbeidsovereenkomst door een andere spelersmakelaar heeft laten bijstaan. Ook gelet op het uitdrukkelijke (getuigen)bewijs dat EL H&B ter zake heeft aangeboden, zal EL H&B in de gelegenheid worden gesteld deze stelling te bewijzen.


maandag 9 september 2013

Arbitragecommissie KNVB (Teering/Eendracht): Geschil over bestaan en duur arbeidsovereenkomst

  
Feiten
Teering is als trainer aangetrokken door Eendracht Arnhem "om de vereniging weer op orde te krijgen".  Teering krijgt eind februari 2013 van het bestuur te horen dat als hij zou blijven, een aantal spelers zou vertrekken. Teering heeft opgemerkt dat het bestuur hem dan beter gelijk kon 'afhalen van de groep'. Eendracht zou de heer Rogier Kamerbeek hebben aangewezen als opvolger van Teering. Teering stelt dat hij een mondelinge afspraak had met het bestuur over een driejarig contract en dat hij Eendracht heeft voorgesteld om dit af te kopen tegen betaling van de drie resterende maanden ad € 1.850,00. Teering was dan bereid om zijn vordering voor de overige twee jaar te laten vallen. Volgens Teering heeft het bestuur de helft van deze drie maanden (€ 900,--) aangeboden, waarop hij niet is ingegaan.
Op 27 mei 2013 heeft verzoeker, hierna te noemen: "Teering", een verzoek ingediend bij de arbitragecommissie, strekkend tot veroordeling van verweerster,"Eendracht", tot betaling aan hem van € 1.850,00.

De rechtsvraag
De arbitragecommissie dient een beslissing te nemen over de aard en de omvang van de door Teering ten behoeve van Eendracht verrichte werkzaamheden en vat het geschil tussen partijen als volgt samen. Bestaat er tussen partijen een afspraak dat Teering in opdracht van Eendracht de trainingen zou gaan verzorgen en zo ja, gebeurde dat op basis van een arbeidsovereenkomst? Als partijen zulke afspraken gemaakt hebben, ongeacht de kwalificatie van de overeenkomst, voor hoe lang hebben zij dan die afspraken gemaakt en tegen welke beloning of vergoeding?

Het oordeel
Als erkend dan wel onvoldoende weersproken staat volgens de arbitragecommissie tussen partijen vast dat Teering gedurende zekere tijd in ieder geval ruim een jaar tegen een beloning van € 600,-- per maand werkzaamheden heeft verricht voor Eendracht waarbij hij verantwoording diende af te leggen aan het bestuur. In  de brief van 11 maart 2013 van Eendracht aan Teering, merkt Eendracht o.a. op dat zij Teering niet heeft ontslagen en dat Teering van mening is dat hij niet zelf ontslag genomen heeft. Deze termen zien onmiskenbaar op een arbeidsrelatie tussen partijen op basis van een arbeidsovereenkomst.  Bovendien stelt Eendracht dat gesproken is over een contract van maximaal één jaar en dat zij Teering aangeboden heeft om de rest van het seizoen, zijnde de maanden maart, april en mei een bedrag van € 300,00 per maand te betalen, zijnde de helft van de overeengekomen  vergoeding. Dit omdat Teering zijn werkzaamheden niet meer heeft aangeboden na einde februari 2013.
Hieruit leidt de arbitragecommissie af dat er in ieder geval een rechtsvermoeden bestaat dat partijen een arbeidsovereenkomst  zijn aangegaan.  
De vraag is vervolgens voor welke duur deze arbeidsovereenkomst is aangegaan. Niet is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst voor langer dan het seizoen 2012/2013 is aangegaan. Bewijs dat de overeenkomst voor drie jaar is aangegaan, heeft Teering niet aangeboden noch geleverd. De vraag is of Teering recht heeft op de volledige, als loon aan te merken bedongen, vergoeding van € 1.800,00 over de resterende drie maanden dan wel genoegen moet nemen met het door Eendracht aangeboden bedrag van € 900,00. Teering is- naar onweersproken door Eendracht is gesteld -weliswaar na februari 2013 niet meer op het werk verschenen, maar in het licht van de feiten en omstandigheden valt hem dat niet toe te rekenen en komt het gegeven dat hij na februari 2013 geen werkzaamheden  in dienst van Eendracht heeft verricht, overeenkomstig  het bepaalde in artikel 7:628 BW in redelijkheid voor rekening en risico van Eendracht. Eendracht heeft immers niets meer richting Teering ondernomen na het telefoongesprek met de voorzitter van 25 februari 2013 over zijn eventuele aanwezigheid bij het gesprek op 26 februari 2013 met de spelers en heeft met directe ingang een opvolger voor de groep geplaatst. Dat Teering op dat moment niet bij dat
gesprek aanwezig wilde zijn, valt te begrijpen gelet op de emotie die een gevolg was van het feit dat een groot deel van de spelers zich van hem afkeerde. Onder deze omstandigheden  acht de arbitragecommissie dat het niet-verrichten van werkzaamheden  door de fungerend trainer voor risico van Eendracht behoort te komen.

Oordeel

Dit leidt ertoe dat de loonvordering  voor een bedrag van € 1.800,00 netto toegewezen moet worden. Teering heeft weliswaar €1.850,00 gevorderd, maar ter zitting heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd  op grond waarvan hij € 50,00 extra vordert. Dit deel van de vordering wordt dus afgewezen.
De uitspraak staat HIER