dinsdag 21 oktober 2014

Supporters gestraft voor voetbalgeweld bij stadion "De Vijverberg"

De rechtbank Gelderland heeft vandaag acht voetbalsupporters gestraft voor voetbalgeweld bij stadion "De Vijverberg" in Doetinchem.
Op 16 mei 2013 is er na een voetbalwedstrijd tussen De Graafschap en Roda JC geweld gebruikt tussen de supporters van beide clubs. Hierbij heeft een slachtoffer ernstig letsel opgelopen. ​
De verdachten hebben alle acht deelgenomen aan deze openlijke geweldpleging, waarbij zowel de supporters van De Graafschap als de supporters van Roda JC deelnamen aan het geweld.
De verdachten zijn veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen, forse werkstraffen en tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer.

Rechtbank Gelderland 21-10-2014,ECLI:NL:RBGEL:2014:6653

Bron: rechtspraak.nl

vrijdag 10 oktober 2014

Arbitragecie KNVB: Benaderen van één of enkele spelers door vertrekkende trainer onvoldoende voor ontslag op staande voet


De feiten
Tussen Harleman en IJsselstreek is een arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van 10 maanden, ingaande 1 augustus 2013 en derhalve eindigende op 31 mei 2014. Het salaris van Harleman bedroeg € 7.000,00 netto per jaar, uit te betalen in tien gelijke maandelijkse termijnen.
Ruim voor 1 januari 2014 werd tussen partijen duidelijk dat de arbeidsovereenkomst na 31 mei 2014 niet verder zou worden verlengd.
Eind februari 2014, begin maart 2014 vernam het bestuur van IJsselstreek-via via­ dat Harleman enkele spelers van het elftal dat hij training gaf, had benaderd om te komen voetballen bij de club waaraan hij met ingang van het seizoen 2014/2015 als trainer/coach zou zijn verbonden.
Harleman is door het bestuur van IJsselstreek uitgenodigd te verschijnen op 6 maart 2014. Het bestuur wenste Harleman alsdan te confronteren met uitingen van een viertal spelers die door Harleman zouden zijn benaderd. Harleman heeft het bestuur bericht dat hij op het door het bestuur aangegeven tijdstip was verhinderd.
Het bestuur heeft Harleman- zonder hem nader te horen- op 6 maart 2014 per e­ mail en een daarbij gevoegde brief van dezelfde datum medegedeeld dat deze op staande voet werd ontslagen.

Het geschil
Harleman  stelt dat het ontslag op staande voet dat hem door IJsselstreek op 6 maart 2014 is gegeven nietig is en dat IJsselstreek derhalve gehouden is het Harleman toekomende salaris ad € 2.100,00 netto over de periode met welke het contract nog zou doorlopen te voldoen. IJsselstreek stelt dat het gegeven ontslag op staande voet correct is.

Oordeel arbitragcommissie
Harleman heeft uitdrukkelijk betwist spelers te hebben benaderd. Gelet op over en weer overgelegde- en in sommige gevallen kennelijk weer ingetrokken ­ getuigenverklaringen heeft de arbitragecommissie, voordat aan een eventuele bewijsopdracht wordt toegekomen, eerst te beoordelen of de door IJsselstreek in de brief van 6 maart 2014 gestelde feiten in de gegeven  omstandigheden kan leiden tot een dringende  reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW.
Met IJsselstreek  meent de arbitragecommissie dat van een bezoldigd trainer in het amateurvoetbal mag worden verlangd dat deze tijdens het dienstverband geen spelers benadert met het verzoek om het lidmaatschap bij de werkgever te beëindigen en te gaan uitkomen voor een andere vereniging. Van een bezoldigd trainer mag worden verlangd dat deze in ieder geval tot het einde van de arbeidsovereenkomst zich erop richt de belangen van zijn werkgever te dienen. Van dit laatste is geen sprake in geval van het benaderen van spelers om (al dan niet na het seizoen) bij een andere vereniging te komen voetballen.
De arbitragecommissie acht evenwel, zoals door IJsselstreek wordt gesteld, het enkele benaderen van één of enkele spelers in zijn algemeenheid niet voldoende  voor het aannemen  van een dringende  reden. Van een dringende reden zal eerst sprake kunnen zijn indien de benadering  van spelers plaatsvindt onder bijzondere door de werkgever te stellen en, zo nodig, na uitdrukkelijke betwisting daarvan door de werknemer, te bewijzen bijkomende omstandigheden. Zulks wordt mede ingegeven  door het feit dat een ontslag op staande voet binnen het arbeidsrecht als ultimum remedium heeft te gelden.
Als bijkomende - in het individuele geval te beoordelen - omstandigheden zouden bijvoorbeeld kunnen gelden dat de spelers in het kader van het benaderen op enigerlei wijze onder druk zijn gezet of sancties in het vooruitzicht zijn gesteld door de trainer, dan wel dat het benaderen herhaaldelijk plaatsvindt. Hetzelfde geldt indien gesproken kan worden van een gerichte gecoördineerde actie van de trainer met of op verzoek van de nieuwe club. Ook kan meewegen of partijen ter zake contractuele afspraken hebben gemaakt. Voorts kan een rol spelen of de trainer eerder door de club is gewaarschuwd zich te onthouden van het benaderen van spelers dan wel met hen gedurende de contractperiode te overleggen over een mogelijke overstap.
In casu zijn door IJsselstreek  één of meer van voornoemde bijkomende omstandigheden niet, althans onvoldoende gesteld en is daarvan evenmin gebleken, terwijl ook geen andere omstandigheden zijn gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat het optreden van Harleman in de bewuste periode grond opleverde  voor het op 6 maart 2014 gegeven ontslag op staande voet  Dat maakt dat de handelwijze  van Harleman, zo deze inderdaad- zoals IJsselstreek stelt en door Harleman, daarnaar expliciet gevraagd tijdens de mondelinge behandeling, stellig is ontkend- de vier door IJsselstreek  gestelde spelers zou hebben benaderd, weliswaar verwijtbaar is maar deze handelwijze niet zodanig ernstig is dat zulks in casu ook als een objectief dringende reden voor ontslag heeft te gelden.
Het vorenstaande maakt dat de reconventionele vorderingen van IJsselstreek worden afgewezen en de vorderingen  van Harleman, behoudens ten aanzien van de wettelijke verhoging,  zullen worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke verhoging oordeelt  de arbitragecommissie dat met het oog op de aan de orde zijnde omstandigheden matiging tot nihil billijk is te achten.

De arbitragecommissie verklaart voor recht dat het door IJsselstreek aangezegd ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en derhalve nietig is en veroordeelt  IJsselstreek  aan Harleman te betalen een bedrag van € 2.100,00 netto.

zaterdag 4 oktober 2014

Organisator sportevenement niet aansprakelijk voor letselschade die minderjarige deelnemer oploopt op stormbaan


De feiten
Op 27 juli 2012 heeft een jongen die op dat moment elf jaar oud was, deelgenomen aan een door Combiwel georganiseerd sportevenement in sporthal. De jongen heeft die dag (onder meer) gebruik gemaakt van de zogeheten Stormbaan Mega Balls (hierna: de stormbaan).
De jongen is ten val gekomen op de stormbaan (hierna: het ongeval) en heeft daarbij letsel opgelopen aan zijn elleboog.
De stormbaan bestaat uit een groot luchtkussen met daarop een, met lucht gevuld, schuin naar boven lopend deel waarachter vier grote, met lucht gevulde, ballen zitten. Aan de andere zijde loopt het luchtkussen weer schuin naar beneden. Het geheel is aangesloten op een compressor. De bedoeling is dat een deelnemer aan de ene kant van het luchtkussen via het schuine deel naar boven loopt, van de ene bal naar de andere bal springt en aan de andere kant weer naar beneden loopt. Wanneer een deelnemer van een van de ballen afvalt, komt hij terecht op het luchtkussen. Aan de zijkanten van de stormbaan staan met lucht gevulde pilaren waar netten tussen gespannen zijn om te voorkomen dat een deelnemer die van een bal valt naast het luchtkussen belandt.
Combiwel heeft de stormbaan gehuurd bij bedrijf X. Op de website van bedrijf X staat bij de omschrijving van de stormbaan vermeld:
“Leeftijdsindicatie: vanaf 7 jaar”.
De ouders van de jongen stellen Combiwel aansprakelijk voor de schade

De beoordeling
In geschil is of Combiwel aansprakelijk is voor de door de jongen ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade.

Risicoaansprakelijkheid Combiwel?
De stelling van de ouders dat op Combiwel een risicoaansprakelijkheid rust, is in het geheel niet onderbouwd. Combiwel heeft er terecht op gewezen dat een dergelijke risicoaansprakelijkheid voor de organisatoren van sportevenementen niet volgt uit de wet. De rechtbank zal dan ook aan deze stelling van de ouders voorbij gaan.

Onrechtmatige daad Combiwel?
Volgens de rechtbank moet de vraag beantwoord dient worden of Combiwel voldoende en passende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van het risico van een ongeval en de gevolgen daarvan. De rechtbank merkt in dat kader op dat het feit dat het risico op een ongeval zich in dit geval verwezenlijkt heeft, niet zonder meer betekent dat sprake is van onrechtmatig handelen van Combiwel.
De volgende omstandigheden zijn van belang:
- Combiwel heeft onweersproken gesteld dat er medewerkers van Combiwel en vrijwilligers aanwezig waren bij de stormbaan, waarmee voorafgaand was besproken hoe de stormbaan gebruikt moest worden en welke veiligheidsaspecten van belang waren.
- Combiwel heeft aangevoerd dat er een medewerker aan het begin van de stormbaan stond om erop toe te zien dat er maar één kind tegelijk op de stormbaan was en om instructies te geven over de wijze waarop de stormbaan gebruikt moest worden. Daarbij werd volgens Combiwel verteld dat de deelnemers niet mochten rennen, maar van bal naar bal moesten springen en dat het maken van salto’s niet was toegestaan. Tasjes, brillen, telefoons en dergelijke moesten de kinderen aan het begin van de stormbaan laten liggen.
- Aan het eind van de stormbaan stond een vrijwilliger om de deelnemers op te vangen en te voorkomen dat kinderen aan de achterzijde de stormbaan op zouden lopen. 
De ouders hebben de hiervoor omschreven maatregelen niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken.
- Gesteld nog gebleken is dat er ten tijde van het ongeval sprake was van een gevaarlijke situatie op de stormbaan ten gevolge van de aanwezigheid van meerdere kinderen of rondvliegende voorwerpen op de stormbaan. Ook uit de getuigenverklaringen volgt dat er medewerkers althans vrijwilligers aanwezig waren aan het begin en het einde van de stormbaan en dat de deelnemers instructies kregen over het gebruik van de baan.
- Combiwel heeft voorts aangevoerd dat er twee vrijwilligers op de stormbaan stonden om de deelnemers (zo nodig) aan de hand over de ballen te begeleiden naar de overkant van de stormbaan en/of om ze op te vangen. De ouders hebben betwist dat de jongen door twee vrijwilligers naar de overkant van de stormbaan werd begeleid ten tijde van het ongeval. Volgens de ouders had dat wel moeten gebeuren. De rechtbank overweegt dat nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de jongen wel of niet naar de overkant begeleid werd op het moment van het ongeval. De rechtbank acht het antwoord op die vraag echter niet van doorslaggevend belang voor haar beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende toezicht en begeleiding aanwezig was bij de stormbaan op om gevaarlijke situaties te voorkomen. Combiwel heeft met de hiervoor omschreven maatregelen voldoende en passende voorzorgsmaatregelen getroffen ter voorkoming of beperking van het risico van een ongeval en de gevolgen daarvan. De omstandigheid dat de jongen wellicht niet door twee vrijwilligers naar de overkant van de stormbaan werd begeleid ten tijde van het ongeval doet daar niet aan af. Het begeleiden van een deelnemer naar de overkant van de stormbaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een noodzakelijke voorzorgsmaatregel worden aangemerkt. Hoewel de kans dat een deelnemer die van de ene op de andere bal springt om de overkant van de stormbaan te bereiken valt aanzienlijk is, nu dat inherent is aan een stormbaan en sommige jeugdige deelnemers wellicht niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid zullen betrachten, is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan en de kans dat die ongevallen ernstige gevolgen zullen hebben klein. Niet in geschil is immers dat een deelnemer die valt altijd op het luchtkussen landt en dus zacht terecht komt. Ook de jongen is op het luchtkussen gevallen. Daarbij is hij kennelijk ongelukkig terecht gekomen op zijn elleboog. De gevolgen van de val van de jongen waren voor Combiwel echter niet voorzienbaar en zij behoefde dan ook geen verdere voorzorgsmaatregelen te treffen om dit ongeval en de daaruit voortvloeiende schade te voorkomen, voor zover het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade al had kunnen worden voorkomen.


Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat van onrechtmatig handelen van Combiwel jegens de jongen niet gebleken is. Combiwel is niet aansprakelijk voor de door de jongen ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade. De vorderingen van de ouders zullen dan ook worden afgewezen.