donderdag 31 mei 2012

Olympic ban for... florist


Ok. Daar gaan  we.... Onderstaand bericht moet gezien worden tegen de (extreem?) strenge wetgeving in de UK: The Olympic Symbol, Etc (Protection) Act 1995. Die wet verbiedt het gebruik van de olympische ringen of "London 2012" of zelfs "2012" etc. in advertenties voor producten of diensten.
Wie meer informatie over die wet wil kan dat HIER vinden: BEWARE! Olympic brand is fiercely protected
De dames kijken er ook erg sneu bij... nou ja, bericht komt uit "The Sun"


Olympic ban for... florist

Lisa Cross and staff with rings display
Rings of fury ... florist threatened with legal action over paper display 

Caters News Agency
Published: 28th May 2012

A FLORIST has been ordered to take down Olympic rings made from tissue paper — because it breached trademark laws. 

More HERE

Arbitragecommissie KNVB: Geschil over de betaling opleidingsvergoeding van Sparta aan Feyenoord.

Arbitraal vonnis KNVB nr.1336, d.d. 22 mei 2012 (Feyenoord/Sparta)
De feiten
Feyenoord verzoekt de arbitragecommissie om voor recht te verklaren dat Sparta, aan Feyenoord een opleidingsvergoeding verschuldigd is en Sparta aan Feyenoord een bedrag van € 10.840,-- moet betalen.
De arbitragecommissie gaat in haar beoordeling uit van onderstaande feiten en omstandigheden die naar het oordeel van de arbitragecommissie voldoende zijn komen vast te staan:
a.         de speler Henk Dijkhuizen is als jeugdspeler een aantal jaren uitgekomen voor Feyenoord;
b.         Feyenoord heeft de heer Dijkhuizen een brief d.d. 8 mei 2008 ter hand gesteld met de volgende  inhoud:

"Betref.: vrijgave Henk Dijkhuizen

Geachte heer,

Hierbij verklaar ik dat Feyenoord Rotterdam NV geen enkele claim meer heeft op Henk
Dijkhuizen en genoemde speler derhalve vrij is om een nieuwe club te kiezen. Ik hoop u met het bovenstaande voldoende te hebben ingelicht.
Met vriendelijke groet,

Martin van der Kooij, manager jeugdopleiding Feyenoord NV";

c.         in de zomer van 2008 is de heer Dijkhuizen overgegaan naar de opleiding van Sparta, in eerste instantie als amateur;
d.         medio december 2010 heeft Sparta met de heer Dijkhuizen per 1 januari 2011 een            arbeidsovereenkomst  gesloten voor de duur van 2,5  jaar;

e.         Feyenoord heeft zich bij brief d.d. 13 april 2011 op het standpunt gesteld dat Sparta aan Feyenoord op grond van artikel 12 van het KNVB Reglement  "Overschrijvingsbepalingen Algemeen, Opleidingsvergoeding en Solidariteitsbijdrage" een vergoeding verschuldigd is van totaal € 10.840,--.

Standpunten van partijen
Sparta is van mening dat uit de brief van Van der Kooij, manager van Feyenoord, volgt dat Feyenoord geen aanspraak maakt op enige vergoeding van Sparta.

Primair stelt Feyenoord zich op het standpunt dat Van der Kooij niet bevoegd is om namens Feyenoord afstand te doen van enige vergoeding, laat staan van een opleidingsvergoeding.
Subsidiair stelt Feyenoord zich op het standpunt dat uit bedoelde brief niet voortvloeit dat Feyenoord jegens Sparta afstand van enig recht heeft gedaan; naar het oordeel van Feyenoord was de brief d.d. 8 mei 2008 bedoeld om de speler de mogelijkheid te geven direct na voornoemde datum tot aan de uiterste overschrijvingsdatum al bij een andere club te gaan trainen, stage te lopen of (vriendschappelijke)  wedstrijden te spelen en de speler vervolgens vrij kon overgaan naar een andere club.

Beoordeling
De Arbitragecommissie gaat niet in op de vraag of Van der Kooij al dan niet bevoegd is.
De arbitragecommissie is van oordeel dat- anders dan Sparta stelt - uit de brief van
8 mei 2008 niet voortvloeit dat Feyenoord jegens Sparta afstand heeft gedaan van de
opleidingsvergoeding.
De brief d.d. 8 mei 2008 is niet aan Sparta of aan een andere voetbalorganisatie  gericht. Uit het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de ouders van de heer Dijkhuizen de verklaring van Feyenoord hebben gevraagd; daarbij is niet aan Feyenoord medegedeeld of anderszins bekend gemaakt dat de heer Dijkhuizen bij Sparta (of een andere betaald voetbalorganisatie) zou gaan spelen.
Uit de letterlijke tekst van de brief volgt ook naar het oordeel van de arbitragecommissie niet dat Feyenoord van al haar claims, hoe ook genaamd en jegens wie dan ook, op of in verband met de heer Dijkhuizen afstand deed, maar (slechts) dat Feyenoord geen vordering meer op de heer Dijkhuizen had.
Zowel Sparta als Feyenoord hebben ter zitting aangegeven dat het afstand doen van een opleidingsvergoeding door een betaald voetbalorganisatie zeer zelden voorkomt, mede gelet op het mogelijke -forse -financiële belang dat met de opleidingsvergoeding gepaard kan gaan.
Nu de brief van 8 mei 2008 niet aan Sparta was gericht en uit de letterlijke tekst van de brief niet (direct) volgt dat Feyenoord jegens andere betaald voetbalorganisaties  afstand deed van (onder meer) de opleidingsvergoeding én het doen van afstand van bedoelde vergoeding zeer zelden voorkomt, had het - ook gelet op het bepaalde in artikel 6:160 BW­ op de weg van Sparta gelegen om bij Feyenoord te informeren of Feyenoord ook bedoeld had van de opleidingsvergoeding afstand te doen.
Nu Sparta dat heeft nagelaten, mocht zij er ook niet gerechtvaardigd  op vertrouwen dat uit de brief d.d. 8 mei 2008 (ook) voortvloeide dat Feyenoord jegens haar afstand deed van de opleidingsvergoeding.

Oordeel
De arbitragecommissie veroordeelt Sparta om aan Feyenoord te voldoen een bedrag van € 10.840,--.

Beslissing staat HIER

Sport & EU Review May 2012




Sport&EU Review vol. 4, no. 1 for May 2012 has now been published. This issue features, among other, an original article on football fan culture written by Jonas Havelund, Lise Joern and Kristian Rasmussen, a legal commentary on contractual stability in basketball penned by Boaz Sity and a forum contribution on football players’ lifelong education authored by Andy Harvey. Followers of the FREE kick research programme will be interested in Albrecht Sonntag’s report column, while participants of the 7th Sport & EU Conference in Lausanne in June will have a chance to review the conference programme and the accepted abstracts. Rounding up the contents are the regular sections on upcoming conferences and new book releases


Download HERE

woensdag 30 mei 2012

FIFA verbiedt Glasgow Rangers naar de rechter te gaan

De Glasgow Rangers zijn naar de rechter gegaan in verband met een door de Schotse voetbalbond opgelegd transferverbod. De rechter in de zaak was van mening dat transferverboden alleen mogen worden opgelegd door de UEFA of FIFA. De statuten van de FIFA verbeiden clubs om hun geschillen aan de rechter voor te leggen en stellen arbitrage verplicht. De FIFA wil dat de Schotse bond actie onderneemt tegen de Rangers.
Meer HIER en HIER en HIER

dinsdag 29 mei 2012

HvJ: "F1" merk heeft onderscheidend vermogen en nationaal merk kan niet worden betwist bij aanvraag gemeenschapsmerk



Het Hof vernietigt het arrest van het Gerecht waarbij op merkenrechtelijk gebied het onderscheidend vermogen van het teken „F1” niet is erkend.
Noch het BHIM noch het Gerecht is bevoegd om de geldigheid ter discussie te stellen van nationale merken op grond waarvan oppositie tegen de inschrijving van een gemeenschapsmerk kan worden ingesteld

Opmerking:
Commentaar op arrest op: markmatters.com 

De feiten
In april 2004 heeft Racing-Live SAS bij het BHIM (Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt) een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend voor het volgende beeldteken voor verschillende waren en diensten (tijdschriften, boeken, publicaties, plaatsreservering voor voorstellingen en organisatie van competities op internet):
Formula One Licensing BV heeft evenwel oppositie ingesteld tegen deze aanvraag. De oppositie was gebaseerd op het bestaan van een internationaal woordmerk en twee nationale woordmerken voor „F1” en op het bestaan van het volgende gemeenschapsbeeldmerk voor dezelfde waren en diensten als die welke in de inschrijvingsaanvraag van Racing-Live SAS zijn opgegeven:
Bij een in oktober 2008 vastgestelde beslissing heeft het BHIM de oppositie afgewezen en daarbij vastgesteld dat er geen gevaar voor verwarring bestond tussen het aangevraagde merk en de merken waarvan Formula One Licensing houdster was. Verder heeft het BHIM gepreciseerd dat het woordteken „F1” een beschrijvend element was in het aangevraagde merk.
Formula One Licensing heeft vervolgens het Gerecht verzocht, deze beslissing van het BHIM te vernietigen. Bij arrest van 17 februari 20112 heeft het Gerecht dit beroep verworpen en de beslissing van het BHIM bevestigd. Formula One Licensing verzoekt thans het Hof, het arrest van het Gerecht te vernietigen.
In zijn arrest van vandaag herinnert het Hof eerst eraan dat het gemeenschapsmerk niet in de plaats treedt van de nationale merken van de lidstaten en dat deze twee types van merken naast elkaar bestaan in het economisch verkeer in de Unie. Het Hof preciseert dat in dit duaal merkensysteem de inschrijving van nationale merken uitsluitend de taak van de lidstaten is, en dat derhalve het BHIM en het Gerecht noch voor inschrijving noch voor nietigverklaring van deze merken bevoegd zijn. In deze omstandigheden stelt het Hof dat de geldigheid van een nationaal merk niet kan worden betwist in het kader van een oppositieprocedure tegen een gemeenschapsmerkaanvraag, maar alleen in een nietigheidsprocedure die wordt ingeleid in de lidstaat waar het nationale merk is ingeschreven.
Verder is het Hof van oordeel dat in het kader van een dergelijke oppositieprocedure niet kan worden vastgesteld dat een teken dat gelijk is aan een nationaal merk, geen onderscheidend vermogen heeft, te weten niet geschikt is om het publiek in staat te stellen de door dit teken aangeduide waren te associëren met de onderneming die de inschrijving ervan heeft aangevraagd. Een dergelijke vaststelling zou immers de bescherming die nationale merken geacht worden te bieden, kunnen tenietdoen.
Derhalve stelt het Hof zich op het standpunt dat in een situatie als de onderhavige, het BHIM en derhalve het Gerecht enkel met betrekking tot het aangevraagde merk moeten nagaan op welke wijze het relevante publiek het teken dat gelijk is aan het nationale merk percipieert en, in voorkomend geval, de mate van onderscheidend vermogen van dit teken moeten beoordelen. Op dit punt wijst het Hof met klem erop dat een zekere mate van onderscheidend vermogen moet worden toegekend aan een nationaal merk waarop een oppositie tegen de inschrijving van een gemeenschapsmerk is gebaseerd.
In deze omstandigheden oordeelt het Hof dat het Gerecht, door te oordelen dat het teken „F1”, dat gelijk is aan de nationale merken van Formula One Licensing, elk onderscheidend vermogen miste, de geldigheid van deze merken ter discussie heeft gesteld in het kader van een inschrijvingsprocedure voor een gemeenschapsmerk en aldus de verordening inzake het gemeenschapsmerk heeft geschonden.
Bijgevolg vernietigt het Hof het arrest van het Gerecht en, aangezien het Hof niet in staat is de zaak zelf af te doen, verwijst het de zaak naar het Gerecht.

De uitspraak staat HIER

maandag 28 mei 2012

De boze marathonloopster



Zie ook publicatie op SOLV.nl
  
[eiser] is bestuurder geweest van de BV [A] (hierna: [A]). [A] heeft in het jaar 2007 het tijdschrift Sportswomen.nl uitgegeven. Op 8 april 2008 is [A] failliet verklaard. Wegens gebrek aan baten is het faillissement op 9 februari 2010 opgeheven.
 [gedaagde 1], een voormalig professioneel marathonloopster, heeft in opdracht van [A] in 2007 vier artikelen voor Sportswomen.nl geschreven. De afgesproken vergoeding voor [gedaagde 1] voor het schrijven van deze artikelen is onbetaald gebleven.
Gedaagde publiceert in 2008 op haar website een bericht dat waarin weinig vleiende mededelingen worden gedaan over [eiser]. Ook wordt er een foto van [eiser] bij het bericht geplaatst. De aangepaste versie van dat bericht is HIER te vinden.
[eiser] begint een kort geding waarin hij verwijdering van het bericht en de foto vordert.

De beoordeling
Met betrekking tot de foto
Tussen partijen is niet in geschil dat de bij het Artikel geplaatste Foto een zonder opdracht vervaardigd portret in de zin van artikel 21 Auteurswet (Aw) betreft en dat [eiser] geen toestemming heeft verleend aan [gedaagden]. om de Foto bij het Artikel of elders op de website van [W] te plaatsen. [eiser] komt mitsdien in beginsel het recht toe om deze publicatie van deze Foto - op grond van het hem toekomend portretrecht in de zin van artikel 21 Aw - te (doen) verbieden, reeds op grond van het enkele feit dat de Foto zonder zijn toestemming bij het Artikel is geplaatst.
 Dit recht kan [eiser] alleen ontzegd worden indien geoordeeld moet worden dat hij geen redelijk belang heeft bij een verzet tegen openbaarmaking. Binnen dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat een redelijk belang van [eiser] zich tegen de publicatie van de Foto bij het Artikel verzet, nu [eiser] zeer herkenbaar op de foto staat in de context van een artikel waarin zijn persoonlijke levenssfeer wordt aangetast; er worden immers gedetailleerde en niet vleiende mededelingen omtrent zijn wijze van zakendoen gedaan. Uit het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vloeit voort dat indien de openbaarmaking van een portret inbreuk maakt op dit recht, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet dat zich tegen die openbaarmaking verzet (HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1000). Dat de belangen van [gedaagden]. bij plaatsing en handhaving in deze zwaarder wegen dan het belang van [eiser] bij verwijdering van de Foto bij het Artikel is niet aannemelijk geworden. Weliswaar is sprake van een zeker belang van [gedaagden]. (zie hierna onder 5.9) bij het verstrekken van informatie, maar niet aannemelijk is geworden dat daartoe de Foto noodzakelijk zou zijn; daarbij is in aanmerking genomen dat de aard van de waarschuwing niet meebrengt dat voor het algemene publiek, dat [eiser] van de Foto zonder meer zal herkennen, zodanige herkenning zinvol, laat staan nodig is. [gedaagden]. hebben op dat punt ook niets concreets gesteld.

Met betrekking tot het artikel
Met betrekking tot het artikel als zondanig,overweegt de voorzieningenrechter na zelf een beetje gegoogled te hebben:
[eiser] heeft hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt om een spoedeisend belang bij het onder I gevorderde, dat door [gedaagden]. wordt betwist, aan te kunnen nemen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het Artikel al bijna vier jaar geleden op het internet is geplaatst. Voorts betwisten [gedaagden]. en is ook niet aannemelijk dat dit Artikel thans als één van de eerste zoekresultaten wordt weergegeven als men - via Google - zoekt op de naam [eiser], dan wel [eiser]. Ook op de website van [W] springt het Artikel niet snel in het oog. Dat het Artikel te vinden is bij enig nader zoeken is wel aannemelijk, maar dat is, tegen de achtergrond van de omstandigheid dat dit al jaren het geval is, van onvoldoende gewicht, zelfs als in aanmerking wordt genomen dat de verwijzing naar "[eiser]" van december 2011 dateert.

Het oordeel
Vordering tot verwijdering van de foto wordt toegewezen. Vordering tot verwijdering van het artikel wordt afgewezen.

De uitspraak staat HIER

zondag 27 mei 2012

Leuker kunnen we het niet maken.. Arbeidsrelatie tussen coach en hockeyclub geen arbeidsovereenkomst



De feiten
Een hockeytrainer heeft verzocht om een VAR-wuo(winst uit onderneming). De belastingdienst heeft een VAR-loon afgegeven voor zijn activiteiten als coach van een hockeyelftal en een VAR-row(resultaat overige werkzaamheden) voor zijn marketing en advies werkzaamheden. Uitleg over de verschillende VAR verklaringen en de inhoud ervan is HIER te vinden. Volgens de belastingdienst moet de arbeidsrelatie tussen eiser en de hockeyclub als een (fictieve) dienstbetrekking worden aangemerkt.

De overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:402, eerste lid, van het BW. Partijen hebben duidelijk de bedoeling gehad een overeenkomst van opdracht te sluiten en hebben daaraan ook op die wijze uitvoering gegeven (vgl. Hoge Raad 25 maart 2011, nr. 10/02146, LJN: BP3887, BNB 2011/205c*).
De rechtbank is van oordeel dat:
- De overgelegde overeenkomst geen andere conclusie toelaat dan dat de hockeytrainer en de hockeyclub uitdrukkelijk hebben beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten en geen arbeidsovereenkomst.
- Voorts kan op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld dat partijen ook feitelijk uitvoering aan die overeenkomst hebben gegeven. Zo heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ondernemersrisico loopt, bestaande uit een incassorisico voor betalingen en het ontbreken van enige ontslagbescherming.
- Ook loopt eiser het risico voor arbeidsongeschiktheid en dient hij een verzekering af te sluiten voor eventuele schade die hij veroorzaakt bij de uitoefening van zijn werkzaamheden. - Verder heeft eiser op geloofwaardige wijze verklaard dat hij zijn eigen tijd kan indelen, ook tegen de wensen van de hockeyclub in, dat hij zelf de trainingsschema's vaststelt en de wijze van coaching invult.
- Verder is de tijdsbesteding voor andere opdrachtgevers substantieel, zeker in vergelijking met een relatief kort hockeyseizoen van zes maanden. Dat het bestuur van de hockeyclub aanwijzingen heeft gegeven, is niet gebleken, en evenmin dat dergelijke aanwijzingen in een ander kader zouden worden gegeven dan overeenkomstig artikel 7:402 van het BW. Dit geldt eveneens voor de verantwoording die eiser zo nodig dient af te leggen. Voor zover de belastingdienst in dit verband heeft gewezen op de uitlatingen van bestuursleden zoals die blijken uit notulen van bestuursvergaderingen uit 2009 en 2010, dan kunnen die uitlatingen niet aan het voorgaande afdoen. Niet alleen duiden die uitlatingen niet zonder meer op werkgeversgezag in plaats van het geven van een aanwijzing als opdrachtgever, maar ook zijn die uitlatingen gedaan in verband met de voorganger van de hockeytrainer, waarvan niet duidelijk is in welke arbeidsverhouding die stond ten opzichte van de hockeyclub. Dat eiser geen aangiften omzetbelasting heeft gedaan dwingt evenmin tot de conclusie dat sprake is van een dienstbetrekking.

De beslissing
De rechtbank stelt de hockeytrainer in het gelijk.

De uitspraak staat HIER

Tijdschrift voor Sport & Recht 2012, nr. 1

In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor Sport & Recht 2012, nr. 1:
  • Instrumenten ter voorkoming van agressie op en rond sportvelden: breedtesport. Mr. dr. M. Olfers en mr. M.S. de Andrdade
  • Tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van betaaldvoetbalorganisaties voor wanordelijkheden in stadions. Mr. P.H.J. Nij Bijvank
  • Topsportschool; Vlaams belang of cordon sanitaire?! Mr. J.A.L.J. Vermeulen
  • Column: Het doek is gevallen. Mr. dr. M. Olfers
  • Profiel: Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB)
  • Jurisprudentie

donderdag 24 mei 2012

Juridische constructies rondom sportaccommodaties

Iedere sportvereniging binnen de gemeente heeft er behoefte aan: een goede accommodatie. De ene vereniging is eigenaar van haar sportvelden, terwijl de andere de grond en het clubhuis van de gemeente huurt of in erfpacht heeft. De belangen van de vereniging en de gemeente lopen niet altijd parallel. Waar dient u als gemeente bedacht op te zijn. Lees verder

Overnemen concept "kamperen in stadion" levert geen onrechtmatige daad op


De feiten
Pootentieel BV is een organisatie die zich bezig houd met sportmarketing en evenementen. Pootentieel BV heeft jarenlang een succesvol evenement georganiseerd in de Amsterdam Arena genaamd “ChampCamp”. ChampCamp houdt in dat kinderen op het veld van het stadion kamperen in tenten en de ochtend daarna ontbijten met de selectie.

Het geschil
Pootentieel BV heeft het concept van Champcamp ook aangeboden bij SC Heereveen maar Heerenveen heeft dit vanwege tegenvallende prestaties afgewezen. Tijdens een benefit diner, georganiseerd, door SC Heereveen, is besloten om op eigen initiatief een gelijksoortig evenement te organiseren, genaamd “kamperen op de middenstip”.
Pootentieel BV vordert primair dat SC Heereveen wordt verboden, om gedurende een jaar gelijksoortige evenementen als ChampCamp te organiseren en secundair, dat SC Heereveen gedurende 6 weken op de homepage plaatst dat Heerenveen zonden toestemming van Pootentieel hun concept van ChampCamp heeft gebruikt en dat “Kamperen op de middenstip” gebaseerd was op ChampCamp.
Pootentieel legt aan haar vordering ten grondslag dat Heerenveen onrechtmatig gebruik maakt van de know-how van Pootentieel om zo’n evenement te organiseren. Pootentieel beroept zich niet op een auteursrecht maar op een éénlijnsprestatie, dat wil zeggen een prestatie van dien aard dat zij op één lijn valt te stellen met die welke toekenning van een absoluut recht van intellectueel eigendom rechtvaardigt.

De beoordeling
De voorzieningsrechter is van oordeel dat een evenement als ChampCamp niet is  te beschouwen als een met een IE-recht gelijk te stellen éénlijnsprestatie omdat de werkzaamheden van Pootentieel vooral organisatorisch zijn. En zelfs al zou juist zijn dat SC Heerenveen door de presentatie van Pootentieel op het idee is gebracht, dan nog is het gebruik van dat (onbeschermde) idee en de over de uitwerking daarvan verschafte informatie op zichzelf beschouwd niet  onrechtmatig, nu er geen geheimhoudingsovereenkomst tussen partijen is gesloten.


De beslissing
De voorzieningsrechter wijst de vorderingen van Pootentieel af en veroordeeld Pootentieel in de proceskosten.

De uitspraak staat HIER

Update 13 juni 2012:
Of hier de samenvatting van de uitspraak op IEPT.nl:




woensdag 23 mei 2012

Arbitragecommissie KNVB: moeten kunstgrasvelden die niet aan de norm voldoen vervangen worden?

Arbitragecommissie KNVB, Arbitraal Vonnis nr.1318, 7-5 2012
De feiten
Voetvalvereniging “De Flamingo’s” huurt kunstgrasvelden van Stadion Alkmaar Beheer BV. Partijen verschillen van mening of de kunstgrasvelden B en C die “De Flamingo’s” van Stadion Alkmaar Beheer BV huurt in een zodanige conditie verkeren, dat zij niet langer voldoen aan de daarvoor geldende normen en of de velden vervangen dienen te worden dan wel hersteld dienen te worden.

Het geschil
Beide partijen zijn het er over eens dat de gebruiksnorm NOCNSF-KNVB2-18 van toepassing is. De kunstgrasvelden voldoen niet aan die norm.

Stadion Alkmaar Beheer BV stelt zich op het standpunt dat enkel de schending van deze norm niet met zich mee brengt dat automatisch het hele veld vervangen hoeft te worden. Daarnaast stelt Stadion Alkmaar Beheer BV zich op het standpunt dat mochten de velden niet voldoen aan de norm, zij daarmee nog niet toerekenbaar tekort schiet jegens de Flamingo’s.
Voetvalvereniging “De Flamingo’s” is van mening dat zij er van uit mochten gaan dat de velden gedurende de looptijd van het contract aan de norm zou blijven voldoen. Nu dit niet het geval is eisen zij dat de velden vervangen dan wel hersteld worden.

De beslissing
De arbitragecommissie volgt de laatste stelling van Stadion Alkmaar Beheer BV niet en geeft aan dat van doorslaggevend belang is hetgeen partijen van elkaar hadden mogen verwachten bij het aangaan van het contract.
Volgens de arbitragecommissie mocht voetvalvereniging “De Flamingo’s” er inderdaad vanuit gaan dat gedurende de looptijd van het contract de velden aan de geldende normen bleven voldoen.
Volgens twee deskundigen zijn de velden niet zodanig slecht dat volledige vervanging genoodzaakt is. De eis tot vervanging wordt dus verworpen.
De eis tot het verrichten van herstelwerkzaamheden wordt wel toegekend door de arbitragecommissie toegekend omdat voetvalvereniging “De Flamingo’s”mogen verwachten dat velden tijdens de looptijd van het contract voldoen aan de geldende normen.

De beslissing staat HIER

woensdag 16 mei 2012

GEEN ongewenste intimiteit coach/begeleider rolstoelhockey



Een wel zeer zwaar geanonimiseerde uitspraak (o.a. sport wordt niet vermeld). Gaat over rolstoelhockey, dat blijkt uit het vonnis in eerste aanleg LJN: BU2936 (Staat HIER). In die uitspraak wordt de sport wel vermeld.
Uitspraak in eerste aanleg is beschreven in column van M. Olfers in het Tijdschrift voor Sport en Recht, 2011-4, p.146

De feiten
Zaak in hoger beroep. Op de terugreis van het WK rolstoelhockey zat een speler alleen in een hotelkamer. Zijn coach kwam bij hem de kamer binnen toen hij nagenoeg zonder kleding op bed lag. De coach heeft hem toen omarmd. De tuchtcommissie heeft besloten dat de coach voor onbepaalde tijd geen lid meer mag zijn en geen werkzaamheden mag uitvoeren voor den sportbond. De coach is tegen deze uitspraak bij de tuchtcommissie in beroep gegaan. De commissie van beroep heeft het hoger beroep van de coach gegrond verklaard en de uitspraak van de Tuchtcommissie ingetrokken. Daarbij heeft de commissie van beroep overwogen dat het tuchtrecht niet van toepassing is, omdat de coach geen lid is van de rolstoelhockey vereniging en dat om die reden de uitspraak van de tuchtcommissie wegens onbevoegdheid dient te worden vernietigd. De hockeyer is daarna een kort geding begonnen waarin hij vordert dat de coach een jaar niet aanwezig mocht zijn op rolstoelhockey evenementen en tevens de coach te verbieden contact met hem te leggen. Deze vordering werd door de rechter toegewezen en de coach gaat daar nu tegen in beroep.

Het geschil
Bij memorie van grieven heeft de coach vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende, tot afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen van de hockeyer.

Volgens grief 1 heeft de voorzieningenrechter ten onrechte overwogen dat de coach niet heeft betwist dat de hockeyer de gedragingen van de coach onder de geschetste omstandigheden als onplezierig en bedreigend heeft kunnen ervaren en dat de coach daardoor in elk geval op onacceptabele wijze in de nabijheid van de hockeyer is gekomen.
Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de coach kennelijk geen voor dergelijke situaties naar behoren ontwikkeld gevoel heeft. Grief 3 bevat de klacht dat de voorzieningenrechter geen belangenafweging heeft gemaakt en slechts oog heeft gehad voor het belang van de hockeyer terwijl grief 4 is gericht tegen de proceskostenveroordeling. 

Zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, leent een kort geding zich niet voor bewijslevering. Dit betekent dat ook in dit hoger beroep niet de door hockeyer gestelde gedragingen, maar enkel de door coach erkende en aldus vaststaande gedragingen uitgangspunt zijn, te weten dat de coach een arm op de schouder van de hockeyer heeft gelegd terwijl hij gekleed in een boxershort, op zijn bed in zijn hotelkamer tv zat te kijken. 
In de kern verwijt de coach in de grieven 1 en 2 de voorzieningenrechter dat deze zijn gedragingen subjectief en niet objectief heeft uitgelegd. De voorzieningenrechter heeft volgens de coach te veel waarde gehecht aan de wijze waarop de hockeyer de gedragingen heeft ervaren.

Gelet op het feit dat de hockeyer rolstoelafhankelijk was, 15 jaar oud, voor het eerst van huis zonder zijn vader en net een WK finale had verloren, was het naar het oordeel van het hof onder deze omstandigheden voor de coach als begeleider gerechtvaardigd om de hotelkamer van de hockeyer binnen te gaan om met eigen ogen te zien hoe het met hem was. Dat de coach vervolgens toen hij de hockeyer, gekleed in een boxershort, down en moe op zijn bed zag zitten een schouder om zijn arm heeft geslagen om hem te troosten, is alleszins begrijpelijk. Gebrek aan respect kan daaruit niet worden afgeleid. Gelet op de intentie van de coach om de hockeyer te troosten en mede gelet op de aard van dit gebaar is het hof van oordeel dat deze gedraging in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet als ongewenst c.q. als een inbreuk op de persoonlijke integriteit van de jongen kan worden aangemerkt. Evenmin acht het hof het optreden van de coach in objectieve zin intimiderend.
De conclusie is dan ook dat de coach geen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van de hockeyer en dus niet onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.

De uitspraak 
Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: 
wijst de gevorderde voorzieningen af.

dinsdag 15 mei 2012

UEFA laat filmpje Bavaria van youtube verwijderen

DE UEFA is blijkbaar niet blij met het filmpje van Bavaria. De UEFA heeft het van youtube laten verwijderen. Het filmpje van Bavaria is nog wel via GS te zien:

maandag 14 mei 2012

Bruikleenovereenkomst paard dient te worden opgezegd



De feiten
X was enig aandeelhouder van De IJzeren Man (dressuur en springstal). De IJzeren Man heeft een paard aan Appellante ter beschikking gesteld voor de beoefening van de dressuursport.
Op 14 april 2011 is een handgeschreven overeenkomst opgemaakt die het volgende inhoudt: De IJzeren Man stelt het paard ter beschikking van Appellante. De complete verzorging en alle bijkomende kosten zullen door Appellante gedragen worden.
De duur van de overeenkomst is zes maanden. Mocht het paard geblesseerd zijn zodat het niet meer op wedstrijden kan verschijnen dan zal hij onmiddellijk teruggebracht worden. Na 6 maanden zal op dezelfde voorwaarden doorgegaan worden zoals de eerste 6 maanden. X is op 18 april 2011 overleden.
De IJzeren Man heeft beslag gelegd op het paard. Appellante is 24 oktober 2011 bij brief meegedeeld de huurovereenkomst ten aanzien van het paard op te zeggen en hen gesommeerd binnen 24 uur te bevestigen dat De IJzeren Man het paard kan ophalen. Als redengeving is in die brief onder meer vermeld dat Appellante het paard niet voor de wedstrijdsport gebruikt waardoor het reputatieschade lijdt en dat het paard zal worden geveild. Appellante heeft het paard niet afgegeven. Vervolgens heeft De IJzeren Man de onmiddellijke afgifte van het paard gevorderd.

Het Geschil
Partijen verschillen van mening over de juridische basis waarop De IJzeren Man het paard aan Appellante ter beschikking heeft gesteld. Volgens De IJzeren Man was dit op basis van een huurovereenkomst, volgens Appellante gaat het om een bruikleenovereenkomst.
Appellante behoefde aan De IJzeren Man alleen de kosten voor de verzorging en voeding van het paard te voldoen en was daarboven geen vergoeding voor het gebruik van het paard verschuldigd. De kosten die Appellante moest dragen kunnen niet worden aangemerkt als de voor een huurovereenkomst essentiële tegenprestatie. Het hof zal daarom uitgaan van een bruikleenovereenkomst.
Appellante betoogt dat deze bruikleenovereenkomst niet kan worden opgezegd en slechts eindigt als het paard dat in bruikleen is gegeven niet langer kan worden gebruikt voor het doel waarvoor het ter beschikking is gesteld. Zolang Appellante het paard op wedstrijden kan uitbrengen duurt de overeenkomst voort, aldus Appellante.
Met het opnemen van de zes maandentermijn is kennelijk bedoeld tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een bruikleenovereenkomst voor bepaalde tijd, die telkens stilzwijgend voor een gelijke termijn wordt verlengd. Een dergelijke overeenkomst dient te worden opgezegd. 

De Beslissing
Het hof heeft aangenomen dat de gebruiksovereenkomst in beginsel niet eerder kon worden opgezegd dan tegen het einde van een termijn van zes maanden. Nu De IJzeren Man op 24 oktober 2011 heeft opgezegd is de bruikleenovereenkomst door die opzegging op 14 april 2012 geëindigd.
Het hof wijst er in dit verband nog op dat de opzegging, gezien de over en weer aanwezige belangen, niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid kan worden geacht. De IJzeren Man heeft er ontegenzeggelijk belang bij dat de bruikleen-overeenkomst ten einde komt, waardoor de activiteiten van De IJzeren Man na het overlijden van X kunnen worden afgebouwd en zij haar verplichtingen uit de inmiddels gesloten koopovereenkomst kan nakomen. Het belang van Appellante legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal, laat staan dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

De uitspraak staat HIER


zaterdag 12 mei 2012

UEFA's battle for it's brand


by François Gindrat, Legal Counsel, UEFA,
This second in a series of articles on intellectual property (IP) and sport outlines the approach used by the Union of European Football Associations (UEFA) to safeguard the IP rights with which it generates revenue that helps finance major sporting events and contributes to the long-term development of the sport.
Two red-letter days – May 19 and July 1 – are, no doubt, already marked in the calendars of soccer fans across the globe. On these dates, Europe’s top national soccer teams will lock horns in the match play finals of two of European football’s blue riband competitions - the UEFA Champions League and UEFA EURO 2012 respectively. This article considers how UEFA gores about protecting one of the world’s well-known brands
More HERE

vrijdag 11 mei 2012

Ouders zijn van mening dat hun kind op landelijk niveau moet kunnen turnen en spannen kort geding aan tegen turnvereniging




Een zaak in de categorie: "Blij dat het mijn ouders niet zijn" 

De feiten
[het kind] turnde vanaf september 2010 bij een vereniging in Leek, waar op regionaal niveau wordt getraind. Vanwege zijn groei in niveau is [het kind] medio 2011 aangemeld bij turnvereniging WIK-FTC, waar ook op landelijk niveau kan worden getraind.
De trainers van de vereniging zijn van mening dat [het kind] in potentie over talent beschikt. Echter, alle omstandigheden in overweging nemende is [het kind] thans onvoldoende ontwikkeld om uit te komen in de Benjamins Talenten Divisie. Niet moet worden uitgesloten dat [het kind] in de nabije toekomst wél in deze divisie zal uitkomen. De huidige situatie van [het kind] laat dit echter niet toe.

Beoordeling van de rechter
 5.2.  De rechtsverhouding tussen WIK-FTC en [het kind], zijnde een vereniging en een lid van die vereniging, wordt beheerst door het rechtspersonenrecht. Uit artikel 2:8 lid 1 BW volgt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens strijd met - onder meer -de redelijkheid en billijkheid of wegens strijd met een reglement. Van vernietigbaarheid is sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de gedragsregel van artikel 2:8 BW. Toetsingsmaatstaf daarbij is, volgens vaste jurisprudentie, de vraag of het orgaan dat het besluit heeft genomen bij afweging van álle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 lid 1 BW bedoelde personen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen (HR 9 januari 1987, NJ 1987, 959). Dit veronderstelt een marginale toetsing van het bestreden besluit. Het is niet aan de (voorzieningen)rechter om de aan het besluit ten grondslag liggende belangenafweging volledig te toetsen.

5.3.  Uit de stellingen van [de ouders] leidt de voorzieningenrechter af dat het belang van [het kind] en zijn ouders is het bereiken door [het kind] van een zo hoog mogelijk niveau in de turnsport, welk belang als zodanig ook niet in strijd is met de doelstelling van WIK-FTC. Kennelijk is [de ouders] van mening dat aan dit belang slechts recht wordt gedaan indien WIK-FTC [het kind] (thans al) in een trainingsgroep onder leiding van [A] plaatst. Anders dan [de ouders] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet aannemelijk is dat WIK-FTC een bindende toezegging heeft gedaan aangaande trainingen van [het kind] onder leiding van [A], nu uit het daartoe door [de ouders] aangevoerde e-mailbericht van 2 september 2010 slechts kan volgen dat [het kind] tijdens de proefperiode tot 1 januari 2012 onder leiding van [A] mocht trainen. Weliswaar heeft [het kind] vervolgens nog enige tijd bij [A] getraind, maar WIK-FTC heeft ter zitting genoegzaam toegelicht dat dit op grond van een compromis met [de ouders] is gebeurd. Een (bindende) toezegging, inhoudende dat [het kind] ongeacht het oordeel van (al) zijn trainers over zijn niveau op landelijk niveau zou mogen (blijven) trainen, kan ook daaruit niet worden afgeleid. Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de gedragsregels van de KNGU op dit geschil van toepassing zijn, vloeit daaruit geen verplichting voor WIK-FTC voort om [het kind] in de groep onder leiding van [A] in te delen, nu daarin slechts is opgenomen dat, afhankelijk van het niveau, in overleg met de ouders van de minderjarige gymnast concrete doelen worden vastgesteld. Instemming van de ouders is derhalve geen vereiste.

5.4.  Het besluit van WIK-FTC van 12 april 2012 is - naar zij onweersproken heeft gesteld - unaniem en in overleg met de betreffende trainers - waaronder kennelijk ook [A] - en de hoofdtrainer genomen, terwijl tussen partijen niet in geschil is dat WIK-FTC over deskundige trainers beschikt. Aan dit besluit zijn voorafgegaan een besluit van 24 maart 2012, een gesprek met [de ouders] op 8 maart 2012 en correspondentie met (de advocaat van) [de ouders] In het besluit wordt gerefereerd aan het huidige niveau van [het kind] en wordt expliciet gesteld dat ook WIK-FTC niet uitsluit dat [het kind] in de nabije toekomst wel op een hoger niveau zal uitkomen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat ook het belang van [het kind], te weten het bereiken van een zo hoog mogelijk niveau, door WIK-FTC in de belangenafweging is betrokken. Bovendien heeft WIK-FTC naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht veel waarde gehecht aan het oordeel van haar trainers over het niveau van [het kind]. De vraag of WIK-FTC op grond van de belangenafweging terecht tot het oordeel is gekomen dat de recreatie/voorbereidingsgroep het meest aangewezen traject is voor [het kind] om zich verder te ontwikkelen, valt buiten de reikwijdte van de marginale toetsing door de voorzieningenrechter.

5.5.  Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat WIK-FTC in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 12 april 2012 om [het kind] in de voorbereidingsgroep te plaatsen. Van strijd met de redelijkheid en billijkheid of strijd met een reglement in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub b en sub c BW - en daarmee vernietigbaarheid van het besluit - is derhalve geen sprake. De voorzieningenrechter acht dan ook niet aannemelijk dat in een bodemprocedure het gewraakte besluit vernietigd zal worden door de rechtbank. Schorsing van het besluit is aldus niet aan de orde. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [de ouders] dan ook afwijzen.

De uitspraak staat HIER

donderdag 10 mei 2012

Voetganger krijgt hockeybal tegen hoofd. Speelster aansprakelijk?




Update: 16 mei 2012
De media pikken dit verhaal ook op:
Omroep Brabant
- Geenstijl.nl: Snel rijk worden? Ga kijken bij de hockey!

Feiten
Tijdens een hockeytraining slaat een speelster een bal over het doel. Een voetganger wordt door de bal aan het hoofd geraakt.
Vraag die centraal staat in de procedure: Is er sprake van een onrechtmatige gedraging van de hockeyster?

Verweer
ZLM(de verzekeringsmaatschappij van de hockeyster) en de hockeyster hebben tot hun verweer het volgende aangevoerd. Het gedrag van de hockeyster is niet onrechtmatig op de enkele grond dat deze gedraging tot gevolg heeft gehad dat de voetgangerletsel heeft opgelopen en schade heeft geleden. Er is geen sprake van het bewust of onbewust onzorgvuldig slaan van de bal. De hockeyster stond recht voor het doel en sloeg op normale wijze en overeenkomstig de haar opgedragen ‘oefening op de goal’ de bal in de richting van de goal. De ballen gaan doorgaans over het pad heen, de vijver in. Deze keer viel de bal op het pad, hetgeen normaliter niet het geval is. Er is sprake van een toevalstreffer en van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De hockeyster heeft onder de gegeven omstandigheden niet meer risico gelopen dan redelijkerwijs verantwoord was. Dat de hockeyster bij de uitvoering van de oefening het doel heeft gemist is inherent aan het trainingsaspect.
 De kosten van rechtsbijstand worden vergoed door de rechtsbijstandverzekeraar en niet door de voetganger Tussen rechtsbijstand- en aansprakelijkheidsverzekeraars is bovendien een regeling getroffen die uitgaat van een vergoeding van kosten wanneer tussen partijen een minnelijke regeling wordt getroffen ten aanzien van de totale schade en daarvan is thans geen sprake.

Oordeel kantonrechter
Samengevat komt het erop neer dat de schade voorzienbaar was. De kantonrechter overweegt dat de mogelijkheid dat de hockeyster bij de uitvoering van deze oefening een of meer ballen over de ballenvanger zou slaan die op hoofdhoogte over het voetpad zouden gaan, was daarom voor haar voorzienbaar. De hockeyster was er mee bekend dat het achter het doel gelegen voetpad druk werd gebruikt door voetgangers die van de parkeerplaats naar de tennisbanen gingen en dat er ook tijdens de uitvoering van dit onderdeel van de training voetgangers van het voetpad gebruik maakten. De mogelijkheid dat een over de ballenvanger geslagen bal een op het voetpad aanwezige voetganger zou raken, was voor de hockeyster eveneens voorzienbaar. De hockeyster is niet met de oefening gestopt op het moment dat de voetganger over het voetpad achter het doel liep. Overigens is gesteld noch gebleken dat zij een waarschuwing heeft geroepen naar de voetganger toen de bal over de ballenvanger ging. De hockeyster heeft het voor haar kenbare risico genomen dat de voetganger door een hockeybal zou worden geraakt door de oefening uit te voeren terwijl de voetganger over het voetpad achter het doel liep. Dit levert een onrechtmatige gedraging op van de hockeyster tegenover de voetganger. De hockeyster moet daarom aansprakelijk worden gehouden voor het ontstaan van de letselschade zodat dienovereenkomstig zal worden beslist. ZLM heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om bij vaststelling van de aansprakelijkheid te beslissen dat zij gehouden is om de schade volledig aan de voetganger te vergoeden, zodat ook dat verzoek zal worden toegewezen.

De uitspraak staat HIER

woensdag 9 mei 2012

Al meer dan 100 reclamecampagnes die aanhaken bij EK


Nederland begint warm te lopen voor het EK2012. Op Oranjebarometer.nl zijn al bijna 100 activatie campagnes geteld inhakend op Oranje of EK2012. Ook dit jaar zullen Trendbox en Activate&co het Oranje Barometer onderzoek houden waarbij 500 consumenten ondervraagd worden over de verschillende Oranje en EK2012 acties.
De lijst staat HIER

Het Oranje Barometer onderzoek loopt al sinds 2000. Elke EK/WK waar Nederland van de partij is werd steeds onderzoek gedaan bij de Nederlandse consument naar de deelname bereidheid van de verschillende inhaak activiteiten. Op basis van de resultaten van deze vijf EK/WK Oranje Barometer onderzoeken hebben we een nieuwe Oranje Top 15 Aller Tijden samengesteld. Zie HIER



No Guerilla Marketing During This Championship

Grappig filmpje van Bavaria: Bron: versereclame.nl

dinsdag 8 mei 2012

High Court decides Sportradar not liable for use of statistics relating to UK football matches


Today the English High Court handed down judgment in the Football Dataco Limited & Othrs v Sportradar GMBH and Sportradar AG database right infringement case. The case was brought by certain English and Scottish Football Leagues and their licensees against an online sports data company, Sportradar. Read more HERE

Full Judgment HERE

CGB: KNHB heeft verboden direct onderscheid op grond van nationaliteit gemaakt jegens de Hockeyvereniging


Commissie Gelijke Behandeling, Oordeelnummer 2012-63, Datum 12 april 2012

Opmerking: de KNHB heeft het oordeel van de Commissie in deze zaak overigens naast zich neergelegd.  Lees HIER verder


Situatie
De Koninklijke Nederlandse Hockey Bond hanteert een Bondsreglement. Hierin zijn voorwaarden opgenomen voor het opstellen van een speler van buiten de EER voor een wedstrijd in de landelijke hoofdklassecompetitie. De hockeyvereniging voor wie de speler uitkomt moet een kopie van zijn verblijfs- en tewerkstellingsvergunning naar het bondskantoor sturen. Daarna moet de bond schriftelijk toestemming verlenen aan de hockeyvereniging dat de speler mag worden opgesteld. Als een speler wordt opgesteld, terwijl niet aan deze voorwaarden is voldaan, worden aan het team onder andere drie wedstrijdpunten in mindering gebracht. Hockeyvereniging ‘s-Hertogenbosch heeft vorig jaar een speler van buiten de EER - een speler met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit - opgesteld voor een wedstrijd in de hoofdklassecompetitie. Deze speler had een geldige verblijfs- en tewerkstellingsvergunning. De hockeyvereniging heeft voor die wedstrijd geen kopie van die vergunningen naar de bond gestuurd en daarom geen toestemming van de bond ontvangen dat zij die speler mocht opstellen. Naar aanleiding hiervan heeft de bond de hockeyvereniging een straf opgelegd van drie wedstrijdpunten. De hockeyvereniging heeft aangevoerd dat de bond verboden onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt door het hanteren van de regel dat spelers van buiten de EER pas mogen worden opgesteld voor een wedstrijd in de landelijke hoofdklassecompetitie na schriftelijke toestemming van de bond.

Oordeel
De Commissie oordeelt dat Koninklijke Nederlandse Hockey Bond jegens Vereniging Hockeyclub ’s-Hertogenbosch verboden onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt bij het aanbieden van een dienst.

Toelichting
De bond is een vereniging die alleen diensten aanbiedt aan zijn leden. Daarom heeft de Commissie eerst onderzocht of de bond een beroep kan doen op de verenigingsvrijheid van artikel 8 van de Grondwet. De Commissie heeft vastgesteld dat de bond voorwaarden stelt bij het aanbod van diensten. Immers spelers van buiten de EER mogen pas worden opgesteld na het toesturen van de vergunningen aan het bondskantoor en de schriftelijke toestemming van de bond dat de speler mag worden opgesteld. De Commissie beoordeelt of deze voorwaarden bij het aanbod van diensten verband houden met het doel van de bond. Dit is niet het geval, zodat de bond geen beroep kan doen op zijn recht op verenigingsvrijheid en de Commissie bevoegd is om te beoordelen of deze voorwaarden onderscheid op grond van nationaliteit tot gevolg hebben. De Commissie is van oordeel dat de bond direct onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt door extra voorwaarden te stellen voor het opstellen van spelers van buiten de EER. Hiervan ondervinden verenigingen die een speler van buiten de EER willen opstellen nadeel. Zij moeten er namelijk voor zorgen dat de vergunningen naar het bondskantoor worden gestuurd en dat de bond schriftelijk toestemming heeft verleend om de speler op te stellen. Als zij niet aan deze voorwaarden voldoen, legt de bond strafpunten op, ook als de speler van buiten de EER in het bezit is van de juiste vergunningen. Er is niet gebleken dat een van de wettelijke uitzonderingen op het verbod van direct onderscheid van toepassing is, zodat de bond verboden direct onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt.

Lees HIER het volledige oordeel.

Lees HIER het commentaar op het oordeel van GMW advocaten.

maandag 7 mei 2012

Geen algemeen recht voor werknemer op tewerkstelling


LJN BW4029, Gerechtshof Leeuwarden , Datum 24-04-2012

De feiten
BV Sport wil het contract van een werknemer ontbinden omdat hij niet (tijdig) een diploma heeft behaald. De kantonrechter heeft eerder bepaald dat het niet (tijdig) halen van het diploma door de werknemer, in de risicosfeer van de werkgever ligt. De vordering tot ontbinding werd afgewezen. De werknemer van BV Sport zou aan de slag gaan als docent lichamelijke opvoeding bij een basisschool maar mag dit nu niet omdat hij niet in het bezit is van zijn ALO diploma. De werknemer wordt nu niet toegelaten tot zijn werkzaamheden als combinatiefunctionaris bij BV Sport. BV Sport wil hem nu als toezichthouder in een zwembad tewerk stellen, maar de werknemer weigert dit.

Het geschil
Stellende dat hij een spoedeisend belang heeft, heeft de werknemer in eerste aanleg gevorderd dat BV Sport hem, op straffe van een dwangsom, zal toelaten tot zijn werkzaamheden als combinatiefunctionaris. BV Sport heeft de vordering betwist.

BV Sport heeft aangevoerd dat het voor haar onmogelijk is om de werknemer te werk te stellen als combinatiefunctionaris, omdat de scholen waar hij zou moeten werken, dit weigeren omdat hij niet over de voor deze functie vereiste diploma's beschikt en evenmin een ALO-opleiding volgt.

De beoordeling
Met BV Sport is het hof van oordeel dat hiermee haar belang bij de weigering om de werknemer tot zijn werkzaamheden als combinatiefunctionaris toe te laten, is gegeven.

Daar komt nog eens bij dat zelfs nadat BV Sport met het vonnis van de voorzieningsrechter, waarin stond dat de werknemer in dienst moest blijven, bij verschillende basisscholen is langs gegaan, de basisscholen alsnog de werknemer van BV Sport niet in dienst wilde nemen.

Tegenover het belang van BV Sport moet het belang van de werknemer om zijn werkzaamheden uit te kunnen oefenen, worden afgewogen. De werknemer heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat en waarom hij belang bij wedertewerkstelling heeft om zijn kennis en vaardigheden te onderhouden en zich voor te bereiden op het volgen van de ALO-opleiding.
Het ging immers vanaf het moment waarop de werknemer in eerste aanleg wedertewerkstelling vorderde, nog slechts om een periode van enkele maanden. De werknemer had daarvoor ook al geruime tijd geen werkzaamheden verricht zonder dat dit aanleiding voor hem was om een vordering tot wedertewerkstelling aanhangig te maken.

Het voorgaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat van de werknemer redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij ingaat op het aanbod van BV Sport om de periode tot aanvang ALO-opleiding, en dus de periode dat hij (nog) niet als combinatiefunctionaris aan de slag kan, als toezichthouder zwembad te gaan werken.

De beslissing
Het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd, de vorderingen van de werknemer worden alsnog afgewezen en hij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

De uitspraak staat HIER

zondag 6 mei 2012

Een paard verwondt een ander paard. Eigenaar voor volledige schade aansprakelijk?




Tijdens "warming up" voor springconcours slaat ene paard Romeo, het andere paard, Robin, waardoor Robin een been breekt en afgemaakt moet worden. Robin liep vlak achter Romeo langs. Is hier sprake van eigen schuld?
Het hof komt tot de conclusie dat er sprake is van "eigen schuld" in de zin van artikel 6:101 BW, welke is gelegen in het feit dat de eigenaar van Romeo met Romeo te dicht achter Robin is langsgelopen. Artikel 6:101 BW bepaalt: Wanneer de schade het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen, in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.
Het hof stelt de mate van eigen schuld de eigenaar van Romeo op 50% vast.

De uitspraak staat HIER