vrijdag 22 november 2013

The Court of Arbitration for Sport (CAS) partially upholds WADA’s appeal against Anthony West and FIM

The Court of Arbitration for Sport (CAS) has issued its decision in the appeal arbitration procedure between the World Anti-Doping Agency (WADA), the Australian professional motorcycle rider Anthony West and the Fédération Internationale de Motocyclisme (FIM). The appeal filed by WADA has been partially upheld, the FIM decision to suspend the rider for one month has been set aside and a period of ineligibility of 18 months has been imposed on the rider.
WADA appealed to  the  CAS against the decision issued on 2  October 2012 by the  FIM International Disciplinary Court (FIM IDC) in which the rider was sanctioned with a one-month ban  following a  positive anti-doping control for  methylhexaneamine,a  stimulant which is prohibited in competition. In its appeal, WADA requested that the FIM IDC’s decision be annulled and that a two-year period of ineligibility be imposed on the rider. For his defence, the rider admitted that he had been slightly careless and argued that he committed a minor doping violation and that a three month period of ineligibility should be the maximum proportional sanction. He also added that in motorcycling, cheating involves the equipment rather than the rider.
The case was referred to a panel of CAS arbitrators (Prof. Jan Paulsson, Bahrain (President), Prof. Richard H. McLaren, Canada, and Mr Efraim Barak, Israel), who heard the parties, their witnesses and their legal representatives at a hearing held in Lausanne on 21 August 2013.
The rider explained that the prohibited substance had entered his system through an energy drink (“Mesomorph”) that he had purchased, prepared, and consumed on the assumption that it did not contain any prohibited substances since it was purchased in a nutritional shop.
The CAS Panel found that an anti-doping rule violation had occurred and that, according to the applicable regulations, a maximum of two-year suspension could be imposed, unless there were grounds for it to be eliminated or shortened. In light of the circumstances of the case and the degree of fault of the athlete, as well as the fact that methylhexaneamine is a stimulant with short term effects which are not insignificant in competition, the Panel considered it appropriate to impose an eighteen-month period of ineligibility, less the one month provisional suspension already served. The start date of the ban was set back to the date of sample collection, 20 May 2012, and all sporting results obtained by the athlete from 20 May 2012 to the end of the sanction are invalidated.

The arbitral award will be published on the CAS website in the next few days.

dinsdag 19 november 2013

College Rechten van de Mens: Voetbalvereniging Germania heeft klacht over discriminatie door haar supporters voldoende zorgvuldig behandeld


Feiten
Een vrouw van Molukse afkomst is toeschouwer bij een voetbalwedstrijd bij Voetbalvereniging Germania. Volgens de vrouw worden er tijdens de wedstrijd discriminatoire opmerkingen gemaakt door de supporters van de voetbalvereniging. Zij dient hierover een klacht in bij de voetbalvereniging en bij Stichting Artikel 1 Overijssel (hierna: de Stichting), die personen bijstaat die menen dat zij zijn gediscrimineerd. De voetbalvereniging reageert binnen de gestelde termijn per brief van 21 mei 2012 op de discriminatieklacht. In de brief staat dat over en weer, door beide supportersgroepen, woorden zijn gevallen, dat niet meer kan worden achterhaald wie wat heeft gezegd en dat het bestuur afstand neemt van de door de vrouw gestelde discriminatoire opmerkingen. De vrouw is niet tevreden over de afhandeling van haar klacht, omdat niet duidelijk is hoe haar klacht is onderzocht en hoe discriminatie in de toekomst wordt voorkomen. Ook voert zij aan dat zij niet is gehoord en dat niet is gereageerd op een voicemailbericht van de Stichting dat zij niet tevreden is over de klachtbehandeling. De voetbalvereniging zegt dat zij deze voicemail nooit heeft ontvangen en pas op 11 juli 2013 begreep dat de vrouw niet tevreden was over de klachtbehandeling toen zij hierover een brief ontving van het College.   

Oordeel College
Het College voor de Rechten van de Mens spreekt als zijn oordeel uit dat niet is gebleken dat Voetbalvereniging Germania jegens de vrouw onderscheid heeft gemaakt op grond van ras door de wijze waarop zij haar discriminatieklacht heeft behandeld.

Toelichting
Het verbod van onderscheid, omvat tevens de verplichting om klachten over discriminatie zorgvuldig te behandelen. In dit geval moet ervan worden uitgegaan dat de voetbalvereniging pas wist dat de vrouw de klacht niet zorgvuldig behandeld vond toen zij hierover een brief ontving van het College. Dit was ruim een jaar na haar schriftelijke reactie van 21 mei 2012 op de discriminatieklacht. Omdat de voetbalvereniging stelt dat zij de voicemail van de Stichting nooit heeft ontvangen, kan namelijk niet worden vastgesteld dat de vrouw na de reactie van 21 mei 2012 nog contact heeft opgenomen met de voetbalvereniging. Ter zitting is verder komen vast te staan dat de voetbalvereniging naar aanleiding van de discriminatieklacht 5 á 6 mensen heeft gehoord en dat zij met ingang van 19 februari 2013 een gedragscode heeft waarin staat dat discriminatie niet wordt geaccepteerd en aanleiding kan zijn voor sancties. Tot slot is relevant dat de voetbalvereniging tijdig en binnen de door de Stichting gestelde reactietermijn heeft gereageerd op de klacht. Daarom is niet gebleken dat de voetbalvereniging onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door de wijze waarop zij de discriminatieklacht heeft behandeld.


donderdag 14 november 2013

Arbitragecommissie KNVB (ADO/FDS): Spelersmakelaar heeft ook recht op commissie bij uitleen speler Lex Immers


Voor meer Sport en recht, volg mij op Twitter

ADO is op 1 januari 2011 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, namelijk voor  de  periode  1  januari  2011  tot  en  met  30  juni  2014,  met  Lex  Immers aangegaan.  Eveneens op 1 januari 2011 heeft ADO een overeenkomst (hierna aangeduid als commissieovereenkomst)   met    de    Stichting    Fair    Deal Sportsmanagement (FDS), waarbij partijen onder andere zijn overeengekomen:

"1.1.    Voor  de  door  de  Spelersmakelaar ten  behoeve  van  Speler  verrichte diensten betreffende de totstandkoming van de Arbeidsovereenkomst, meer specifiek de arbeidsbemiddeling in de zin van de WAAD/, ontvangt Spelersmakelaar van   CLUB de navolgende vergoeding,  waarbij Spelersmakelaar verklaart dat niets van deze vergoeding ten goede zal komen aan de Speler zelf of een door Speler aangewezen (rechts-)persoon:

Gedurende de arbeidsovereenkomst, zijnde de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2014, per seizoen een vergoeding  van 5% van het door CLUB en de Speler overeengekomen  bruto jaarsalaris, plus vakantiegeld   doch   exclusief   de       door CLUB en Speler overeengekomen premies, bonussen en/of hand en tekengeld.
2010-2011      5% over € 100.000,00 + vakantiegeld
2011-2012      5% over € 200.000,00 + vakantiegeld
2012-2013      5% over€  200.000,00 +vakantiegeld
2013-2014      5% over € 200.000,00 + vakantiegeld

De vergoedingen van het seizoen 201112012 en de volgende overeengekomen  seizoenen zullen door CLUB jaarlijks op 1 juli van ieder seizoen  verschuldigd  zijn.  Voor seizoen  2010/2011  geldt dat deze vergoeding  verschuldigd  is door CLUB  op het moment  van ondertekening van deze overeenkomst.

3.2  Indien de Arbeidsovereenkomst om welke reden dan ook tussentijds eindigt (derhalve voor de overeengekomen  einddatum),  eindigt per einddatum van de Arbeidsovereenkomst  van rechtswege (zonder dat opzegging is vereist) eveneens deze overeenkomst alsmede de vergoedingsplicht van CLUB uit hoofde van de onderhavige overeenkomst.
3.3. Indien de Arbeidsovereenkomst  (tussentijds)  wordt verlengd zonder dat de Spelersmakelaar daarbij betrokken is, eindigt per ingangsdatum van de verlengde/nieuwe arbeidsovereenkomst tussen Speler en Club van rechtswege (zonder dat opzegging is vereist) onderhavige overeenkomst alsmede de in deze overeenkomst opgenomen vergoedingplicht van CLUB.
(..)
4.6.     Op  deze  overeenkomst  zijn  de  statuten  en  reglementen  van  de  KNVB alsmede de FIFA Players' Agents Regulations van toepassing. Ingeval van tegenstrijdigheden tussen de reglementen van de KNVB en de FIFA Players'Agenets Regulations prevaleren de reglementen van de KNVB."

Het geschil
AOO heeft op 5 juni 2012 met Feyenoord Rotterdam N.V. een uitleenovereenkomst betreffende Lex Immers gesloten. ADO weigert tijdens de uitleen de vergoeding aan spelersmakelaar FDS te betalen. FDS  stelt  dat  met  ADO is  overeengekomen dat  zij  gedurende het bestaan van de arbeidsovereenkomst (tussen Lex Immers en ADO) recht heeft op de commissie als omschreven in artikel 1.1 van de commissieovereenkomst.
  
Oordeel arbitragecommissie
De arbitragecommissie neemt ook in deze zaak tot uitgangspunt dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet enkel kan worden beantwoord op grond van een taalkundige uitleg  van  de  bewoordingen  van  de  overeenkomst,  maar dat  het aankomt op de bedoelingen die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen, en op hetgeen zij te dien aanzien  redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
ADO beroept zich op artikel 3.3. en subsidiair op artikel 3.2 van de commissieovereenkomst tussen FDS en ADO. ADO stelt dat deze bepaling(en) aldus moet(en) worden begrepen dat de uitleen door ADO van Lex Immers met ingang van 1 juli 2012 een tussentijdse verlenging van de arbeidsovereenkomst tussen ADO en Lex Immers oplevert, waardoor een nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan zonder dat FDS daar als spelersmakelaar bij betrokken was.
ADO stelt dat FDS bij de uitleen van Lex Immers aan Feyenoord niet betrokken is geweest en dat het arbeidsvoorwaardenpakket voor de uitleenperiode en de arbeidsovereenkomst tussen Lex Immers en Feyenoord ingaande 1 juli 2014, tot stand is gekomen met bijstand van mr. A Nederveen. Onder verwijzing naar artikel 2 van de uitleenovereenkomst stelt ADO dat het volledige salaris van de speler werd overgenomen door Feyenoord. Op grond daarvan is ADO van mening dat er een nieuwe overeenkomst tussen ADO en Lex Immers in de zin van artikel 3.2 respectievelijk 3.3 van de commissieovereenkomst is ontstaan.
De arbitragecommissie volgt dit betoog van ADO niet. ADO zelf stelt dat het arbeidsvoorwaardenpakket als gevolg van de uitleenperiode is gewijzigd en dat daardoor de arbeidsovereenkomst in gewijzigde vorm is voortgezet. Er is geen sprake van een nieuwe arbeidsovereenkomst tussen ADO en  Lex Immers. Ter zitting heeft ADO aangeboden de nieuwe arbeidsovereenkomst te overleggen die Feyenoord namens ADO met Lex Immers zou hebben gesloten. Aan dit bewijsaanbod gaat de commissie voorbij omdat artikel 3.3 van de  commissieovereenkomst spreekt over een verlengde arbeidsovereenkomst en ADO zelf stelt dat er geen sprake is van een verlenging maar van een nieuwe overeenkomst met voor Lex Immers betere arbeidsvoorwaarden. Evenmin heeft ADO aannemelijk gemaakt dat de arbeidsovereenkomst tussen haar en Lex Immers als bedoeld in artikel 3.2 van de commissieovereenkomst is beëindigd.
ADO heeft onvoldoende gesteld en onvoldoende aannemelijk gemaakt dat partijen de situatie, zoals die zich heeft voorgedaan, hebben willen begrijpen onder artikel 3.2 of 3.3 van de commissieovereenkomst In de arbeidsovereenkomst die ADO zelf met Lex Immers heeft gesloten, wordt al rekening gehouden met het uitlenen van de speler. In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst wordt daarover opgemerkt dat de voorwaarden en gevolgen van een uitlening worden vastgelegd in een uitleenovereenkomst, maar dat gedurende de uitleenperiode de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgever (lees: Lex Immers en ADO) van kracht blijft, en dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen tijdens deze uitleenperiode blijven voortbestaan, zulks met inachtneming van het bepaalde in die uitleenovereenkomst
Ook in de uitleenovereenkomst die ADO met Feyenoord heeft gesloten, wordt uitgegaan van het voortduren van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst tussen ADO en Lex Immers. In de considerans van deze uitleenovereenkomst wordt bovendien verwezen naar de arbeidsovereenkomst tussen Lex Immers en ADO. In artikel 2 van de uitleenovereenkomst wordt overeengekomen dat Feyenoord gedurende de uitleenperiode het salaris voor haar rekening neemt en dat Feyenoord een aparte afspraak zal maken met de speler voor de arbeidsvoorwaarden gedurende deze periode. In de uitleenovereenkomst wordt expliciet benoemd dat de arbeidsovereenkomst met Lex Immers bij ADO met ingang van 1 juli 2014 eindigt, de datum waarop inderdaad conform de oorspronkelijke  arbeidsovereenkomst tussen Lex Immers en ADO de arbeidsovereenkomst al zou eindigen.
  
Het beroep van ADO op artikel 20 lid 3 van de zogeheten Regulations Players' Agents leidt evenmin tot een ander oordeel. In die regelgeving wordt gesproken over het tot stand komen  van een nieuwe arbeidsovereenkomst, zonder bemoeienis van de makelaar. Daarvan is hier geen sprake. Evenmin gaat de verwijzing door ADO naar de uitspraak van de FIFA van 24 april 2012 op, omdat, anders dan in het daar berechte geval, in deze zaak sprake is van een verplichting zijdens ADO om de makelaar te belonen en niet van een verplichting van de speler, die een volmacht had verstrekt aan de vereniging om namens de speler de spelersmakelaar te betalen.
Evenmin kan ADO zich beroepen op de bepaling dat ADO feitelijk geen salaris meer betaalt aan Lex Immers. Het gegeven dat ADO deze verplichting met instemming van Lex Immers feitelijk overlaat aan Feyenoord, maakt dit niet  anders. In  artikel 1.1  van de commissieovereenkomst wordt namelijk gesproken over het "overeengekomen" salaris, niet over het feitelijk betaalde salaris.
De wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf 15 dagen na factuurdatum, omdat zulks in artikel 2.1 van de commissieovereenkomst tussen partijen is overeengekomen. ADO had deze rente kunnen vermijden door desnoods onder protest van gehoudenheid, tot betaling van de factuur over te gaan en deze als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Dat heeft zij om haar moverende redenen niet gedaan zodat er geen reden is om de wettelijke handelsrente te matigen.
Een en ander leidt ertoe dat de vorderingen van FDS, nu ADO niet tegen de hoogte van de facturen als zodanig heeft geprotesteerd, worden toegewezen. De arbitragecommissie zal de vorderingen exclusief BTW toewijzen, nu er tussen partijen kennelijk onduidelijkheid bestaat over de hoogte van het verschuldigde BTW-percentage met betrekking tot in ieder geval de factuur d.d. 11 juli 2013 betreffende seizoen 2013/2014. ADO zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de procedure.


Arbitragecommissie KNVB: Onmiddellijke schorsing lid na discriminerende uitlatingen niet terecht


Thissen lid van R.K.V.V. Emplina. Bij e-mail d.d. 8 mei 2013 heeft Thissen aan de heer Van Dam een e-mail gestuurd en deze ook cc toegezonden aan het bestuur en de seniorcommissie van R.K.V.V. Emplina. 
In de e-mail is onder meer het navolgende opgenomen:

"Wanneer  komen die LAMME KLOOTJAVANEN van het bestuur in beweging om deze kwestie mede te regelen zonder daar steeds alleen de spelers rriee op te zadelen en hen het bos in te sturen?"

Zoals te verwachten was, viel deze formulering niet bij iedereen in de smaak. Het bestuur van R.K.V.V. Emplina stuurt s'avonds een mail aan Thissen waar o.a. het volgende in is opgenomen:

" Geachte heer Thissen,
Het Hoofdbestuur van R.K.V.V. Emplina heeft kennisgenomen van uw (cc. aan het Hoofdbestuur) email (onderwerp: Volgend seizoen) en uw verdere reacties (naar aanleiding van) hierop van 8 mei 2013. Hierbij deel ik u namens het Hoofdbestuur  mede, dat de uitlatingen die u in uw mail doet volstrekt onacceptabel  en kwetsend zijn. Hiermee heeft u in ernstige mate artikel 5.6 van de statuten van de vereniging geschonden. In verband hiermee bent u per onmiddellijke ingang geschorst als lid van R.K.V. V. Emplina.Om uw beweegreden  nader toe te lichten, verzoek ik u zich aanstaande  zaterdag 11 juni 2013 om 1100 uur te melden in de bestuurskamer  van R.K.V.V. Emplina om u hiervoor te verantwoorden.  Deze uitnodiging is niet vrijblijvend. Ook bij het niet nakomen zullen we zonder uw aanwezigheid  ter zake besluiten. (…)"

Het geschil
Partijen twisten bij de arbitragecommissie over de vraag of Thissen al dan niet terecht door het bestuur van R.K.V.V. Emplina is geschorst. Voorts twisten zij over de vraag of Thissen zich zou hebben schuldig gemaakt aan racisme/discriminatie.

Het oordeel
De arbitragecommissie is van oordeel dat binnen de interne verhoudingen van R.K.V.V. Emplina op grond van de statuten, het bestuur in beginsel de mogelijkheid leden disciplinair te straffen. Zulks brengt met zich dat de arbitragecommissie de besluitvorming van het bestuur slechts marginaal toetst.
Ter zitting heeft R.K.V.V. Emplina de arbitragecommissie medegedeeld dat haar e-mail d.d. 8 mei 2013 in reactie op de e-mail van Thissen van dezelfde datum waarin Thissen met onmiddellijke ingang werd geschorst, als ordemaatregel moeten worden beschouwd teneinde rust binnen de vereniging te creëren. Gelet op die ordemaatregel - zo heeft R.K.V.V. Emplina ter zitting gesteld - behoefde zij niet vooraf Thissen te horen.
De arbitragecommissie volgt het bestuur van R.K.V.V. Emplina daarin niet.
Nog daargelaten dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat binnen de vereniging een zodanige onrust was ontstaan dat een redelijk handelend bestuur tot een onmiddellijke schorsing zou kunnen komen, volgt ook uit de e-mail d.d. 8 mei 2013 niet dat sprake was van een ordemaatregel. In de e-mail deelt het bestuur Thissen immers mede dat hij met onmiddellijke ingang is geschorst en dat het bestuur zich zal beraden over nadere stappen.
Het beginsel van hoor en wederhoor is in zijn algemeenheid, maar juist ook in de onderhavige situatie naar het oordeel van de arbitragecommissie van groot belang. Daarbij klemt dat Thissen in zijn latere e-mail van 8 mei 2013 - na de reactie van de heer Welcker­ direct heeft aangegeven niet de bedoeling te hebben gehad met zijn (schofferende) woordkeuze te willen discrimineren of te beledigen. Waarom nog een onmiddellijke ordemaatregel noodzakelijk was, is de arbitragecommissie niet duidelijk geworden. Ook is van belang dat Thissen reeds op 9 mei 2013 aan het bestuur heeft medegedeeld op zaterdag 11 mei 2013 niet te kunnen verschijnen. Een nieuwe uitnodiging is door het bestuur niet verzonden. Ook is niet gebleken dat het bestuur anderszins contact met Thissen heeft gezocht (bijvoorbeeld telefonisch). Het onder deze omstandigheden opleggen van een feitelijk definitieve schorsing acht de arbitragecommissie niet in lijn met de handelwijze van een redelijk handelend bestuur.
Dat maakt dat de schorsing niet op deze wijze had mogen worden opgelegd en derhalve dient te worden opgeheven.
Ten overvloede merkt de arbitragecommissie nog op, zoals ook ter zitting is geschied, dat de door Thissen gebezigde kwalificatie als volstrekt ongepast heeft te gelden. Naar het oordeel van de arbitragecommissie is de uitlating in de e-mail d.d. 8 mei 2013 van Thissen "lamme klootjavanen" tenminste als bruuskerend en schofferend te beschouwen. Ook de wijze waarop Thissen zich in het vervolg heeft opgesteld, heeft bepaald niet bijgedragen aan
de-escalatie. Aan de andere kant kan dat ook voor de houding van het bestuur gelden.
Al met al meent de arbitragecommissie dat het bestuur - na hoor en wederhoor- tot een disciplinaire maatregel had kunnen komen op basis waarvan in beginsel van Thissen had kunnen worden gevergd de interne weg van het beroep van de algemene ledenvergadering te volgen, maar is de wijze waarop het bestuur tot schorsing is gekomen in casu naar het oordeel van de arbitragecommissie te zeer in strijd met de door de arbitragecommissie genoemde uitgangspunten.
Het verzoek van het bestuur van RK.V.V. Emplina om Thissen op te leggen zich bij betrokkene schriftelijk te verontschuldigen voor zijn gedane uitlatingen, zal de arbitragecommissie ook niet toewijzen. Zulks zou te zeer in strijd zijn te achten met de vrijheid van meningsuiting; het opleggen van het maken van excuses verhoudt zich daar immers niet mee. Thissen heeft ter zitting overigens toegezegd zich nog met de heer Welcker sr. te zullen verstaan.

De beslissing

De arbitragecommissie gelast RK.V.V. Emplina de aan Thissen opgelegde schorsing op te heffen en bepaalt dat Thissen de contributie over het seizoen 2013/2014 aan RK.V.V. Emplina is verschuldigd.