vrijdag 31 augustus 2012

Arbitragecommissie KNVB: De Graafschap tegen Wim van Zeist ontbinding arbeidsovereenkomst



De feiten
Van Zeist is op 1 juli 1994 voor onbepaalde tijd bij De Graafschap in dienst getreden. Hij is werkzaam als techniektrainer  tegen een salaris van € 3.634,69 bruto per maand. De Graafschap, heeft op 24 augustus 2012 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Van Zeist, ingediend. De Graafschap verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2012.
Van Zeist heeft een verweerschrift ingediend, gedateerd 27 augustus 2012, strekkende primair tot afwijzing en subsidiair tot referte ten aanzien van de verzochte ontbinding, onder toekenning van een vergoeding van € 92.500,-- bruto.

Het geschil
Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of de omstandigheden  zodanig zijn veranderd, dat deze een gewichtige reden in de zin van artikel 7:685 BW opleveren en de arbeidsovereenkomst mitsdien thans dient te worden ontbonden, al dan niet onder toekenning van een vergoeding.

Standpunten partijen
De Graafschap is van mening  dat zij genoodzaakt is om als gevolg  van de degradatie naar de Eerste  Divisie een reorganisatie door te voeren.  Op grond  van bedrijfseconomische redenen  komt de functie  van Van Zeist naar het oordeel  van De Graafschap dan ook te vervallen.  De Graafschap benadrukt dat binnen haar organisatie geen andere  passende functies  voor Van Zeist voorhanden zijn, dan wel op kort termijn  voorhanden zullen komen.
De Graafschap merkt  op dat, omdat zij Van Zeist geen verwijt  kan maken  ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zij bereid is aan Van Zeist een vergoeding te betalen  bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang  van 1 september 2012 van
€ 92.500,--  bruto.
Van Zeist erkent dat zijn functie in de gewijzigde structuur  zal komen te vervallen  en merkt op dat hem ter zake geen enkel verwijt te maken  valt. In geval de arbitragecommissie tot het oordeel komt dat de arbeidsovereenkomst dient te worden  ontbonden, gaat hij akkoord  met de door De Graafschap aangeboden vergoeding.

Oordeel
Uit de stellingen van partijen blijkt genoegzaam dat sprake  is van een zodanige wijziging  van omstandigheden, dat het verzoek  tot ontbinding  voor toewijzing gereed  ligt met ingang  van 1 september 2012.
De arbitragecommissie ontbindt  de arbeidsovereenkomst met ingang  van 1 september 2012,  onder toekenning van een vergoeding van € 92. 500,-- bruto, en veroordeelt De Graafschap tot betaling  van dit bedrag  aan Van Zeist.

De uitspraak staat HIER

woensdag 29 augustus 2012

Hockeyclub Den Bosch krijgt wedstrijdpunten terug

LJN: BX5810, Rechtbank Utrecht, 29 augustus 2012

Op 2 oktober 2011 heeft een Zuid-Afrikaanse speler deelgenomen aan een uitwedstrijd van het eerste herenteam van Hockeyclub Den Bosch tegen Hockeyclub Bloemendaal. Op die datum beschikte deze speler over een verblijfs- en tewerkstellingsvergunning, maar deze vergunningen waren nog niet aan de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB) ter beschikking gesteld.
De KNHB heeft vervolgens (bij brief van 14 oktober 2011) besloten om voor deze wedstrijd drie wedstrijdpunten in mindering te brengen en een boete op te leggen van € 75,00. Zij heeft dit besluit gebaseerd op artikel B.8.5.j van het Bondsreglement 2011, waarin is bepaald dat een buitenlandse speler van buiten de Europees Economische Ruimte (EER) die uitkomt in de hoofdklasse slechts speelgerechtigd is, indien van hem een kopie van de benodigde vergunningen op het bondsbureau aanwezig is en de vereniging, in wiens eerste team de betreffende speler uitkomt, schriftelijk de bevestiging van de KNHB heeft gekregen, dat de betreffende speler speelgerechtigd is.
In het vonnis van 29 augustus 2012 heeft de rechtbank Utrecht geoordeeld dat dit besluit van de KNHB niet rechtsgeldig is, omdat het besluit is gebaseerd op een bepaling (artikel B.8.5.j van het Bondsreglement 2011) die in strijd is met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb).
Volgens de rechtbank valt de wijze van organisatie van wedstrijden door de KNHB, waaronder de wijze waarop een speler toegang tot de door de KNHB georganiseerde wedstrijden verkrijgt, onder de reikwijdte van de Awbg, zodat de toepassing van het Bondsreglement aan de Awgb kan worden getoetst. De vrijheid van vereniging staat daaraan niet in de weg.
Door de toepassing van artikel B.8.5.j van het Bondsreglement heeft de KNHB een direct onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Uit de betreffende bepaling vloeit immers rechtstreeks voort voor welke nationaliteiten de aanvullende eisen (het verstrekken aan de KNHB van de benodigde vergunningen en het verstrekken door de KNHB van een schriftelijke bevestiging dat de speler speelgerechtigd is) wel gelden, en voor welke nationaliteiten niet. Het maken van een dergelijk onderscheid door een sportinstelling is in strijd met artikel 7 lid 1 Awgb. Dat de KNHB - zoals zij stelt - een legitiem doel nastreeft met de door haar gestelde aanvullende eisen, namelijk het tegengaan van competitievervalsing en het bevorderen van een ordentelijk spelverloop, kan zo zijn, maar dat is bij het maken van direct onderscheid door een sportinstelling niet relevant.
De KNHB wordt veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de gevolgen van het besluit ongedaan te maken. Dit betekent onder meer dat Hockeyclub Den Bosch over het seizoen 2011-2012 de drie wedstrijdpunten terugkrijgt die door de KNHB in mindering waren gebracht.

De uitspraak staat HIER

zondag 26 augustus 2012

Precontractuele onderhandelingen: geen verplichting tot betalen schadevergoeding T.O.P. Oss aan beoogd verenigingsmanager




Zie ook DIT bericht op sportwerkgever.nl

De feiten
Bij brief van 13 december 2007 heeft de gemeente Oss voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2011 een subsidie toegekend van maximaal € 99.000,- voor het project ‘Verenigingsmanager s.v. T.O.P.’  
Bij brief van 3 juni 2009 heeft de gemeente T.O.P. het volgende bericht:
“(…)
- de inzet van de verenigingsmanager heeft niet de gewenste opbrengst geleverd (…).
- de subsidie aan de s.v. T.O.P. voor de verenigingsmanager wordt per 1 juni 2009 voor onbepaalde tijd opgeschort, maar blijft behouden voor het doel om de vereniging te ontwikkelen tot een moderne sportieve onderneming (…).
- de s.v. T.O.P. legt uiterlijk 1 september 2009 aan de gemeente financieel verantwoording af over het project (…).
- de gemeente neemt het initiatief om de beleidsontwikkeling van de s.v. T.O.P. te versnellen door de inzet van een externe deskundige (…).
In september 2009 is [X] benaderd met de vraag of hij geïnteresseerd was om als verenigingsmanager in dienst te treden bij T.O.P.. In december 2009 is er een kennismakingsgesprek geweest.
 Op 7 mei heeft [Y] (algemeen bestuurder T.O.P.) aan [X] het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) We hebben gisteravond tot laat zitten vergaderen en hebben een nieuwe structuur gemaakt voor het bestuur van TOP. Ik ga vandaag nog even wat spullen richting jou verzamelen zodat jij snel vooruit kunt. Hopelijk kunnen we dan snel richting de gemeente om de functie van verenigingsmanager in te vullen. Wij zijn het er in ieder geval over eens dat wij graag gebruik maken van jouw expertise. Dinsdag 18 mei komen we bij elkaar om de nieuwe structuur voor te leggen aan het onlangs geformeerde jeugdbestuur. Misschien niet onverstandig als jij daar ook bij aanwezig kunt zijn. (…)”
In de notulen van de vergadering Jeugdbestuur van T.O.P. van 18 mei 2010 staat het volgende vermeld:
“(…)[X]luiten: (…)
6. [X] wordt, met subsidie van de Gemeente Oss, aangesteld als verenigingsmanager.
(…)
Actiepunten:
1. [Z] en [Y] spreken met [X] af op 31 mei 2010 om afspraken inzake verenigingsmanagement te formaliseren. (…)”
Op 19 mei 2010 heeft [W] (bestuurslid algemene zaken T.O.P.) het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…)
In de cc heb ik meegenomen:
[X], de nieuwe verenigingsmanager die onder andere de Talentencampus in zijn portefeuille gaat krijgen (…)”
Op 19 mei 2010 heeft [Z] (voorzitter van T.O.P.) aan [X] het volgende e-mailbericht gestuurd :
“(…) Ik heb voor jou het e-mail adres verenigingsmanager@svtop.nl voor je aangemaakt.(…)”
In de notulen van de vergadering van T.O.P. van 31 mei 2010 staat het volgende vermeld:
“(…) Besproken:
* sv TOP heeft behoefte aan een verenigingsmanager en is daarover in gesprek met [X]
* sv TOP wil de afspraken formaliseren en subsidie krijgen van de Gemeente Oss
* Target is om de verenigingsmanager 2 a 3 dagen (24 uur) in dienst bij sv TOP te hebben, bijvoorbeeld 2 dagen vast, 1 dag flexibel
* we moeten subsidie aanvragen voor uren + onkosten (werkplek, reiskosten)
* Sinds September 2009 heeft sv TOP geen gebruik gemaakt van subsidiemogelijkheid
* Taken verenigingsmanager zijn besproken en belang van het maatschappelijk belang is benadrukt
* [X] maakt een voorstel dat dient als basis voor de subsidieaanvraag.(…)”
Bij brief van 7 juni 2010 heeft T.O.P. aan de gemeente Oss het volgende geschreven:
“(…)
Inleiding
(…)Op aanbeveling van dhr. [T] , die in nauw overleg met de gemeente de toekomstvisie van de SV TOP heeft opgesteld, is de SV TOP in contact gekomen met dhr. [X]. Deze heeft een lange staat van dienst als beleidsmedewerker / directeur binnen een landelijke koepelorganisatie in het betaalde voetbal, is goed op de hoogte van de lokale aangelegenheden binnen de gemeente Oss en voldoet uitstekend aan de 2007 opgestelde profielschets voor de verenigingsmanager. We willen dan ook graag met hem komen tot een dienstbetrekking die per 1 juli 2010 kan ingaan. (…)
SUBSIDIETRAJECT, 2e FASE
Organisatorisch
Met ingang van 1 juli 2009 heeft de SV TOP in de persoon van [X] een nieuwe verenigingsmanager. In vergelijking met het bovenstaande zouden de volgende wijzigingen optreden in de overeenkomst tussen SV TOP en verenigingsmanager en tussen SV TOP en de gemeente Oss:
- Met [X] wordt een dienstbetrekking aangegaan, in eerste instantie twee keer voor een half jaar en daarna bij gebleken geschiktheid voor onbepaalde tijd met de ontbindende voorwaarde dat het arbeidscontract gekoppeld zal zijn aan het verkrijgen van de subsidie vanuit de gemeente Oss.
- (…) de SV TOP wil met [X] overeenkomen dat zijn dienstbetrekking uitkomt op 24 uur per week, te werken op twee nader over te komen vaste dagen en de resterende acht uur inzetbaar op basis van de die week gebleken behoefte. Uit de vaststelling dat het een reguliere dienstbetrekking betreft, volgt de consequentie dat het om 52 weken per jaar gaat en vloeien eveneens verplichtingen voort ten aanzien van vakantiegeld, reiskosten ed. De SV TOP verzoekt de gemeente Oss op basis van deze gewijzigde gegevens de hoogte van de toegezegde subsidie te herzien.
Verzoek
De SV TOP verzoekt op bovenstaande gegevens:
- vrijgeven per 1 juli as. van de subsidie t.b.v. de verenigingsmanager om met ingang van deze datum een dienstbetrekking te kunnen aangaan met dhr. [X]
- verhoging van de subsidie gedurende de periode juli 2010-juli 2013 om een dienstbetrekking te kunnen aangaan voor 24 uur per week en gedurende 52 weken per jaar (…)”

Op 23 juli 2010 heeft T.O.P. [X] telefonisch medegedeeld dat hij niet in dienst zou treden als verenigingsmanager van T.O.P..
Op 11 augustus 2010 heeft [X] aan [Z] het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) Op vrijdag 23 juli jl. hebben we telefonisch contact gehad, waarin je me meedeelde dat ik vooralsnog niet de verenigingsmanager zou worden van SV TOP. Ik wil je vragen hiervan van de vereniging een officiële schriftelijke mededeling te mogen ontvangen, met de vermelding van de redenen waarop op dit moment nog geen overeenkomst tussen SV TOP en ons kan worden gesloten. (…)”

Op 13 augustus 2010 heeft [Z] aan [X] het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…) Ik denk dat ik in onze telefoongesprekken in voldoende mate heb toegelicht hoe wij tot deze beslissing hebben moeten komen. Een verdere schriftelijke bevestiging lijkt mij niet noodzakelijk. (…)”

Standpunten partijen
Standpunt [X]
[X] heeft, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij er gezien de uitlatingen en gedragingen van de bestuursleden van T.O.P. gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij bij T.O.P. in dienst zou treden als verenigingsmanager. Daartoe stelt hij dat hij vanaf de kennismaking in december 2009 door T.O.P. is betrokken bij vergaderingen en de te ontwikkelen nieuwe structuur, in de notulen en e-mails genoemd wordt als de nieuwe verenigingsmanager en toegang heeft gekregen tot de website en de Talentencampus.
Standpunt T.O.P.
T.O.P. heeft hiertegen ingebracht dat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst tussen partijen en dat [X] er evenmin gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat in ieder geval een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. T.O.P. wilde [X] graag hebben, maar er is altijd duidelijk de voorwaarde gesteld dat de subsidie nog door de gemeente verleend moest worden. Omdat de vorige verenigingsmanager niet succesvol was, wilde de gemeente bovendien meer zeggenschap over de persoon van de aan te stellen verenigingsmanager. [X] heeft er dus nooit op kunnen vertrouwen dat er zonder meer een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. Partijen bevonden zich in de 2e fase van de precontractuele onderhandelingen, niet in de 3e. Ook het salaris was in zijn geheel nog niet besproken, zodat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. T.O.P. is wel bereid de uren die [X] daadwerkelijk aan T.O.P. heeft besteed te vergoeden. Het gaat dan om ongeveer 15 uur ter waarde van € 450,-.

De beoordeling

4.1.  Het gaat in deze zaak om de vraag of partijen zich zo ver in de precontractuele fase bevonden dat [X] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een overeenkomst uit de onderhandelingen zou voortvloeien, en dat deze onderhandelingen derhalve niet zonder schadevergoeding verbroken mochten worden.

4.2.  Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen — die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen — vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.

4.3.  T.O.P. heeft in dit verband een beroep gedaan op de aanwezigheid van een voorwaarde, namelijk het verlenen van de subsidie door de gemeente, waarvan de totstandkoming van de overeenkomst afhankelijk is gesteld en waardoor volgens T.O.P. bij [X] nooit het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontstaan dat in ieder geval een overeenkomst tot stand zou komen. Ter comparitie heeft [X] hieromtrent verklaard dat hij weliswaar wist dat de arbeidsovereenkomst afhankelijk was van de subsidieverlening door de gemeente, maar dat door T.O.P. werd gezegd dat dit enkel een formaliteit was.

4.4.  De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen [X] en T.O.P. afhankelijk was van subsidieverlening door de gemeente. Eveneens staat vast dat [X] van die voorwaarde op de hoogte was. Een dergelijke voorwaarde heeft in beginsel tot gevolg dat geen totstandkomingsvertrouwen kan ontstaan (zie HR 24 november 1995, LJN: ZC1890 en de conclusie van de advocaat-generaal bij HR 5 maart 2010, LJN: BL0011). Hoewel ter zitting is gebleken dat beide partijen er bij de onderhandelingen vanuit zijn gegaan dat de subsidie daadwerkelijk verleend zou worden en dat de gestelde voorwaarde dus in vervulling zou gaan, had de gemeente daar nog geen invulling aan gegeven en was de subsidie dus nog niet verleend. De door [X] gestelde omstandigheden en het feit T.O.P. de subsidieverlening als een formaliteit zou hebben gepresenteerd, vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om een uitzondering te maken op de regel dat geen totstandkomingsvertrouwen kan ontstaan zolang aan bedoelde voorwaarde niet is voldaan. [X] wist immers dat de subsidie nog niet was verleend. Een andere uitkomst zou betekenen dat de invulling van deze voorwaarde door de gemeente feitelijk gezien illusoir zou zijn geworden. Het feit dat de gemeente door middel van (het weigeren van) de subsidieverlening kennelijk invloed heeft willen uitoefenen op de persoon van de aan te stellen verenigingsmanager, doet hier niet aan af. Het zonder schadevergoeding afbreken van de onderhandelingen door T.O.P. kan derhalve, in het licht van het voorgaande, niet als onaanvaardbaar worden beschouwd.

Het oordeel
De rechtbank veroordeelt T.O.P. om aan [X] te betalen een bedrag van € 450,00, en veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van T.O.P. tot op heden begroot op € 3.532,00.

De uitspraak staat HIER

Arbitragecommissie KNVB: Alexander Büttner tegen Vitesse, Büttner krijgt lid op de neus



De feiten
De arbitragecommissie gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
a.  Büttner is sedert februari 2008 contractspeler bij Vitesse en heeft in juli 2011 een gewijzigde arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van twee jaar, derhalve lopend tot 30 juni 2013. In deze arbeidsovereenkomst is, voor zover in dit kader van belang, overeengekomen dat de speler gehouden is zich beschikbaar  te stellen voor de trainingen en wedstrijden van de selectie voor het eerste elftal en het beloftenelftal en dat de selecties van Vitesse worden ingedeeld door directie en/of technische staf van Vitesse.

b.  Voorts zijn partijen overeengekomen dat ingeval Büttner de arbeidsovereenkomst tussentijds wenst te beëindigen, Vitesse slechts medewerking daaraan behoeft te verlenen voor zover dat past in haar technisch en/of financieel beleid en als de speler of een door de speler aan te wijzen derde in verband met de beëindiging van de overeenkomst een nader door Vitesse te bepalen vergoeding betaalt. Met betrekking tot de grondslag voor de hoogte van de vergoeding is overeengekomen dat Vitesse aanspraak kan maken op een billijke vergoeding, mede als compensatie voor de ontstane schade en andere factoren, welke vergoeding Vitesse op dat moment zal vaststellen op basis van de alsdan concrete omstandigheden.

c.  In de periode vanaf juni 2012 is door diverse clubs interesse getoond in het overnemen van Büttner tegen betaling van een zekere vergoeding aan Vitesse.

d.  Op of omstreeks 6 juli 2012 is tussen Büttner, Vitesse en Southampton overeenstemming bereikt over de voorwaarden voor een overgang van Büttner naar Southampton.

e.  Büttner is door Southampton uitgenodigd voor een medische keuring op maandag 9 juli 2012. Büttner is daar niet verschenen, waarna Southampton haar bereidheid om Büttner te contracteren en om Vitesse een afkoopsom te betalen heeft ingetrokken.

f. Büttner is vervolgens door Vitesse buiten de selectie van het eerste elftal gelaten en is niet met Vitesse meegegaan op trainingskamp, noch heeft Vitesse hem ingeschreven voor deelname aan de Europa League wedstrijd die Vitesse moest spelen.

De vordering
Büttner, heeft op 27 juli 2012 een verzoek tot (spoed-)arbitrage ingediend, strekkende primair tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Büttner en Vitesse, op grond van gewichtige redenen, bestaande uit gewijzigde omstandigheden die maken dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen, onder toekenning van een vergoeding aan Büttner.
Subsidiair ingeval de arbeidsovereenkomst niet ontbonden wordt, om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te wijzigen op grond van artikel 6:258 BW, in dier voege dat aan de arbeidsovereenkomst een bepaling wordt toegevoegd, inhoudende een gelimiteerde transfersom van één miljoen euro, althans een bedrag zoals de arbitragecommissie in goede justitie vermeent te bepalen.
Meer Subsidiair, ingeval de arbeidsovereenkomst niet ontbonden wordt, vraagt Büttner de arbitragecommissie om Vitesse te veroordelen om hem per omgaande weer toe te laten tot alle bijeenkomsten van het eerste elftal, waaronder trainingen, trainingskampen en besprekingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom  van € 2.500,- per dag met een maximum van € 300.000,--,

Het geschil
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de arbeidsverhouding dusdanig is verstoord, dat er redenen zijn om de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van een vergoeding aan Büttner, te ontbinden subsidiair de arbeidsovereenkomst te wijzigen zoals hiervoor omschreven

De beoordeling
Primaire vordering
Zoals reeds diverse malen eerder door de arbitragecommissie is beslist, geldt dat niet snel in de rechtsverhouding tussen partijen zal worden ingegrepen. Niet snel zal sprake zijn van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen. Alleen wanneer zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen, kan een ontbinding gerechtvaardigd zijn. Die bijzondere omstandigheden zijn in ieder concreet geval te toetsen en zijn afhankelijk van alle in dat concrete geval spelende omstandigheden, waaronder de vraag of partijen al dan niet beoogd hebben een voorziening te treffen over de mogelijkheid  van een tussentijdse beëindiging,  of er sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie, dan wel of er sprake is van een zowel aanmerkelijke  sportieve als financiële positieverbetering, de lengte van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, de tijd dat de overeenkomst  al heeft voortgeduurd, de leeftijd van de speler, de vraag of de arbeidsovereenkomst recent is gesloten of verlengd, alsmede het tijdstip waarop en met ingang waarvan de ontbinding wordt verlangd.
In de onderhavige zaak is naar het oordeel van de arbitragecommissie voldoende uit de stukken gebleken dat beide partijen een tussentijdse transfer van Büttner niet alleen hebben voorzien, maar ook hebben nagestreefd. Op grond van de gewisselde stukken, met name
de e-mailwisselingen rond de periode begin juli 2012, neemt de arbitragecommissie als vaststaand aan dat Büttner overeenstemming had bereikt met Southampton om daar te gaan spelen en dat Southampton bereid was om de door Vitesse gewenste afkoopsom te betalen. Southampton verwachtte Büttner voor de medische keuring, doch Büttner heeft besloten niet naar deze medische keuring af te reizen. Kennelijk omdat hij zich op het standpunt stelde dat hij, dan wel een door hem aan te wijzen derde, recht had op een provisiebedrag  van € 300.000,-- ter zake van de overgang naar Southampton. Dit betrof - naar Büttner stelt - een afspraak met Vitesse bij een mogelijke overgang naar een andere betaald voetbal organisatie. Bewijs voor het bestaan van deze afspraak is door Büttner echter niet geleverd. Büttner refereert aan toezeggingen, namens Vitesse gedaan door een zekere heer Lemic, doch niet aangetoond is dat de heer Lemic bevoegd was om dit namens Vitesse aan te bieden, noch dat dit zo is geschied.
Büttner heeft er voor gekozen om op grond van deze omstandigheid niet verder mee te werken aan de overgang naar Southampton. Het niet doorgaan van deze overgang komt voor rekening en risico van Büttner en kan geen grond zijn om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd thans te ontbinden.
Het is, naar het oordeel van de arbitragecommissie, in het licht van de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen onbegrijpelijk dat Büttner niet naar de medische keuring
is afgereisd en de overgang naar Southampton hierop heeft laten afketsen. Temeer daar ter zitting vast is komen te staan dat Vitesse, in een poging een compromis te bereiken, nog een zeker bedrag heeft aangeboden. Als Büttner meende of meent dat hij nog recht had of heeft op een provisie van € 300.000,--, had Büttner er ook voor kunnen kiezen de overgang naar Southampton door te laten gaan om vervolgens een arbitrageprocedure te starten.
De overige door Büttner aangevoerde  argumenten waarom de arbeidsovereenkomst thans zou moeten worden ontbonden, overtuigen niet, afgezet tegen de feiten en omstandigheden van het geval en het belang van Vitesse dat de arbeidsovereenkomst in stand blijft. Hoewel toegegeven kan worden dat de communicatie tussen Vitesse en Büttner niet is verlopen zoals van een betaald voetbal organisatie mag worden verwacht, kan de schuld daarvan niet volledig bij Vitesse worden gelegd. Onvoldoende is gebleken dat, ingeval een overgang van Büttner naar een andere betaald voetbal organisatie niet meer plaatsvindt vóór 1 september a.s., de verhouding tussen partijen onherstelbaar is verstoord.

Subsidiaire vordering
Met betrekking tot de subsidiaire ingestelde vorderingen wijst de arbitragecommissie de vordering om aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen een gelimiteerde transfersom toe te voegen, af.
Het is Büttner zelf geweest die de overgang naar Southampton uiteindelijk heeft tegengehouden door niet mee te werken aan de medische keuring, terwijl Vitesse en Southampton al tot overeenstemming  waren gekomen.  Dit komt voor zijn rekening en risico.
Nu bij de toepassing van artikel 6:258 BW eenzelfde terughoudendheid moet worden betracht als bij artikel 6:248 lid 2 BW, meent de arbitragecommissie dat, gezien tegen de achtergrond van deze zaak, de door Büttner aangevoerde  argumenten onvoldoende zwaarwegend zijn om in te grijpen in de contractuele verhouding  tussen partijen.

Meer subsidiaire vordering
Büttner vordert voorts om hem toe te laten tot de selectie van het eerste elftal. Vitesse wijst er op dat partijen bij arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat Vitesse zich de bevoegdheid heeft voorbehouden om Büttner in te delen bij de selectie van het eerste elftal, dan wel bij de beloften. Dit brengt uiteraard niet met zich mee dat Vitesse daarvan naar willekeur gebruik zou mogen maken. Aan Büttner kan worden toegegeven dat het besluit om hem niet meer tot de selectie van het eerste elftal toe te laten, niet gemotiveerd is en de schijn wekt dat Vitesse dit mede zou hebben gedaan om Büttner te straffen voor het mislukken van de overgang naar Southampton.
Ter zitting heeft Vitesse verklaard dat zij er nog steeds van uitgaat dat Büttner vóór het einde van deze maand zal vertrekken en bij een andere betaald voetbal organisatie aan de slag zal gaan. Vitesse wijst er op dat spelers van wie zij verwacht dat die nog vertrekken in de voorbereidingsperiode op het nieuwe seizoen voor onrust kunnen zorgen binnen de selectie en dat de selectie zich thans volledig moet kunnen richten op de voorbereiding  op het nieuwe seizoen met spelers die ook na 31 augustus 2012 nog deel uitmaken van de selectie. De arbitragecommissie meent dan ook dat er op dit moment nog geen reden bestaat om Vitesse te verplichten Büttner weer tot de selectie van het eerste elftal toe te laten, maar dat dat anders kan komen te liggen als na 31 augustus 2012 blijkt dat Büttner nog steeds onder contract bij Vitesse staat.

Oordeel
De arbitragecommissie wijst af hetgeen Büttner heeft verzocht, respectievelijk gevorderd, onder veroordeling van Büttner in de kosten van de procedure, aan de zijde van de KNVB begroot op € 750,-- en aan de zijde van Vitesse begroot op € 900,--.

De uitspraak staat HIER

Arbitragecommissie KNVB: PEC Zwolle tegen Claus Boekweg ontbinding arbeidsovereenkomst assistent trainer



De feiten
Boekweg is sedert 1 juli 2006 in dienst bij PEC Zwolle, laatstelijk in de functie van  assistent trainer/coach eerste elftal, zulks tegen een bruto salaris van thans € 4.250,00 bruto per maand. PEC Zwolle verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Boekweg met ingang van 1 augustus 2012.

Het geschil
Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of de omstandigheden zodanig zijn veranderd,  dat deze een gewichtige reden in de zin van artikel 7:685 BW opleveren en de arbeidsovereenkomst mitsdien dient te worden ontbonden, al dan niet onder toekenning van een vergoeding.
In de visie van PEC Zwolle is een vruchtbare samenwerking  tussen PEC Zwolle en Boekweg komen te ontvallen en rest PEC Zwolle in haar visie in redelijkheid geen ander middel dan de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van gewichtige redenen, meer in het bijzonder vanwege een verandering van omstandigheden,  te ontbinden.  
Boekweg erkent dat er gaandeweg een verschil van inzicht is ontstaan tussen hem en PEC Zwolle over de wijze waarop de door Boekweg beklede functie binnen PEC Zwolle dient te worden uitgevoerd. Voorts erkent Boekweg dat partijen meerdere malen hebben getracht om op één lijn te komen, maar dat het verschil van inzicht onoverbrugbaar is. Voorts erkent Boekweg dat bij PEC Zwolle geen andere passende functie beschikbaar  is.

De beslissing
De arbitragecommissie ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2012 en acht de door PEC Zwolle aangeboden beëindigingsvergoeding van € 30.000,00 bruto billijk.

De uitspraak staat HIER

Arbitragecommissie KNVB: AGOVV tegen Van Arum ontbinding arbeidsovereenkomst trainer



De feiten
Van Arum is sedert 1 juli 2012 in dienst bij AGOVV Apeldoorn in de functie van trainer/coach van de A-selectie, zulks tegen een bruto salaris van thans € 60.000,00 bruto per jaar. AGOVV  verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Van Arum met ingang van 1 augustus 2012. (Het lijkt alsof de data in de beslissing niet kloppen: Van Arum zou immers maar een maand in dienst zijn geweest red.)
AGOVV stelt dat tussen partijen een verschil van inzicht is ontstaan over het door Van Arum bij AGOVV  gevoerde en te voeren technische beleid, als gevolg waarvan een vruchtbare samenwerking niet langer mogelijk is, althans partijen geen voordeel biedt. Daarbij stelt AGOVV dat Van Arum in de visie van AGOVV niet meer past in de technische staf, als gevolg waarvan een verschil van inzicht is ontstaan. AGOVV wenst vanwege de magere resultaten over het afgelopen en het huidige seizoen een reorganisatie door te voeren binnen de technische staf. Naar het oordeel van AGOVV is zij erbij gebaat om een andere indeling van de technische staf te maken, waarbij voor Van Arum niet langer een rol als trainer/coach, dan wel een rol in een andere functie is weggelegd.
Van Arum kan zich niet vinden in de visie van AGOVV en verzet zich daarom tegen de ontstane situatie. Wel erkent hij dat er gaandeweg een verschil van inzicht is ontstaan tussen hem en AGOVV over de wijze waarop de door hem beklede functie binnen AGOVV dient te worden uitgevoerd. Voorts erkent Van Arum dat partijen meerdere malen hebben
getracht om op één lijn te komen, maar dat het verschil van inzicht onoverbrugbaar is, zodat een beëindiging van het dienstverband op dit moment de enige oplossing lijkt.

Beslissing
De arbitragecommissie gaat over tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Al met al acht de arbitragecommissie de door AGOVV aangeboden beëindigingsvergoeding van € 33.250,00 bruto bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2012 billijk.

De uitspraak staat HIER

vrijdag 17 augustus 2012

Tijdschrift voor Sport & Recht 2012, nr. 2

In het meest recente nummer van het Tijdschrift voor Sport & Recht 2012, nr. 2:

Contract stability in the Netherlands
Dr. mr. S.F.H. Jellinghaus & prof. mr. M. Olfers
Voetbal is in Nederland dé volkssport met meer dan 1,2 miljoen beoefenaars. De organisator achter deze sport is de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB), onder wiens verantwoordelijkheid de amateur- en professionele voetbalcompetitie worden georganiseerd. Nederland kent geen specifieke sportwetten, zoals een dopingwet of een wet op de beroepssportbeoefenaar. Sport valt dan ook onder het nationale recht, waaronder het verenigings- en arbeidsrecht. Daarnaast kunnen ...

Eenzijdige opzeggingsopties een alternatief voor eenzijdige verlengingsopties?
Mr. D.M. Koolaard
Aangezien de validiteit van eenzijdige verlengingsopties vanuit een internationaal perspectief discutabel is, wordt in dit artikel gezocht naar een alternatief om flexibiliteit in arbeidsovereenkomsten tussen clubs en voetballers te creëren. De eenzijdige opzeggingsoptie wordt als alternatief aangedragen en de validiteit daarvan wordt vanuit een internationaal perspectief beoordeeld. De vraag die daarbij centraal staat is in hoeverre partijen onderling het begrip ‘just cause’ ...

Column
Wat waren de juridische issues rond de Olympische Spelen
Mr. dr. M. Olfers
Ongeveer 10 500 atleten afkomstig uit tal van landen hebben hun krachten in Londen aan de wereld getoond. We weten niet waarom Londen de Spelen heeft gekregen, dit is vooralsnog geheim. Hoewel de voormalige Franse president (Chirac) nog voor de stemming vertelde dat de Britten op Finland na het slechtste voedsel kennen, gingen de Spelen toch echt aan Parijs voorbij. De Britten lachten als laatste en mochten de Spelen inmiddels al voor de derde keer organiseren. Ook waren er geruchten ...

Jurisprudentie
mr. J. Potharst & Mr. M.I. van Dijk
AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT
Rb. Amsterdam 7 maart 2012

LJN BW1239 (Overlast door hockeyveld in achtertuin)

Inleiding

A. en C. zijn buren en hun percelen bestaan uit vrijstaande villa’s met diepe achtertuinen. C. heeft in zijn achtertuin een hockeyveld laten aanleggen. Hiervoor is door de Gemeente Amstelveen een vergunning verleend. Het hockeyveld ligt rechtsachter in de tuin van C. en ...

Lees verder HIER